27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 615 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 1 december 2017

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de artikel 100-brief van 11 september 2017 inzake Nederlandse bijdrage aan Resolute Support in 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 611).

De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 24 november 2017.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van Toor

1.

Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat dat de Taliban in Uruzgan bijna alle ziekenhuizen zou hebben gesloten (https://nos.nl/artikel/2194545-taliban-sluiten-bijna-alle-ziekenhuizen-in-uruzgan.html), ook in relatie tot de eerdere Nederlandse inzet in Uruzgan?

Antwoord:

Sinds 2015 is de Afghaanse regering zelf verantwoordelijk voor de veiligheid in alle delen van Afghanistan, inclusief de provincie Uruzgan. Op basis van berichten van oktober 2017 van onder andere Cordaid en lokale gezondheidsorganisaties blijkt dat 35 van de 49 van de gezondheidscentra in de provincie Uruzgan momenteel zijn gesloten. Volgens deze berichten zijn dus, naast de drie centra die nog open waren, elf centra weer geopend sinds het genoemde mediabericht. Dit is het resultaat van onderhandelingen tussen lokale leiders en de Taliban. Desalniettemin blijft het ontzeggen van toegang tot de meest basale vorm van gezondheidszorg door de Taliban bijzonder zorgelijk.

De sluiting van gezondheidscentra toont nogmaals aan hoeveel de Afghaanse bevolking heeft te winnen bij het beëindigen van het gewelddadige conflict door onder andere constructieve vredesonderhandelingen tussen de Afghaanse regering en gewapende groepen, zoals de Taliban. Een duurzame politieke oplossing blijft nodig om de sociaaleconomische omstandigheden in geheel Afghanistan blijvend te verbeteren.

2.

Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat de radicaal-islamitische Taliban van Afghanistan een narcostaat maken en dat met het oprukken van de Taliban de teelt van opium explosief zou groeien (https://www.ad.nl/buitenland/opiumhandel-groeit-explosief-door-oprukken-taliban~adfb6330/)? In hoeverre is er vooruitgang geboekt in de strijd tegen de opiumproductie in Afghanistan en waarom noemt u dit niet in de artikel 100-brief?

3.

Kunt u bevestigen dat de opiumproductie in Afghanistan de afgelopen jaren is toegenomen? Hoe wordt dit verklaard?

Antwoord:

De opiumteelt in Afghanistan is inderdaad in 2016 toegenomen. De laatste cijfers van de United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) over 2016 geven aan dat de opiumproductie met 43 procent is gestegen ten opzichte van 2015.

De papaverteelt in 2016 is met 10 procent gestegen ten opzichte van 2015.

De hoge productie is te verklaren door een hogere oogst per hectare. Deze toename is een zorgelijke ontwikkeling.

Het «Afghaanse Ministerie voor het bestrijden van drugs» houdt zich bezig met de aanpak van de opiumteelt. De UNODC monitort dit proces. De aanpak van de opiumteelt in Afghanistan is complex, onder meer doordat gewapende groepen dikwijls de lokale bevolking dwingen papaver te verbouwen en doordat er in sommige rurale gebieden nog onvoldoende sociaaleconomische kansen zijn. Volgens de UNODC is de huidige veiligheidssituatie in vooral de noordelijke regio’s van Afghanistan de reden dat de Afghaanse overheid vorig jaar minder succes heeft geboekt met de vernietiging van opium. Hierdoor is de vernietiging van de papaverteelt in 2016 met 91 procent gedaald.

Naar verwachting van UNODC zal de Afghaanse regering in 2017 meer succes hebben bij het vernietigen van papaverteelt, maar de hoeveelheid vernietigde papaver zal waarschijnlijk lager liggen dan in de periode 2011–2015.De Afghaanse overheid ontwikkelt momenteel effectievere methodes om de opiumproductie te verminderen. De focus ligt daarbij op het drukken van de kosten van het vernietigen van opium en het belemmeren van smokkelroutes in Afghanistan. Ook zet de Afghaanse overheid in samenwerking met UNODC en UNDP in op alternatieve landbouwprogramma’s voor de opiumteelt.

Nederland blijft actief betrokken bij verschillende internationale en multilaterale instanties die zich inzetten voor alternatieven voor de groeiende papaverteelt, omdat de opbrengsten van de opiumhandel gebruikt kunnen worden voor de financiering van terroristische activiteiten. Ook steunt Nederland de aanpak van illegale handel in drugs vanuit Afghanistan via het «Paris Pact Initiative» van UNODC. Het Paris Pact Initiative is een internationaal samenwerkingsverband dat onder andere smokkelroutes in kaart brengt en daarop gezamenlijk met betrokken landen maatregelen tegen voorstelt. Zie ook het overzicht onder vraag 57, 59 en 60 voor de totale inzet van Nederland ten behoeve van sociaaleconomische ontwikkeling in Afghanistan.

4.

Kunt u aangeven over hoeveel gewapende strijders de Taliban beschikt en hoe dit aantal zich de afgelopen vijf jaar heeft ontwikkeld?

15.

Over hoeveel strijders beschikken de Taliban en andere opstandelingengroepen in Afghanistan?

Antwoord:

Naar schatting zijn op dit moment in heel Afghanistan enkele tienduizenden opstandelingen actief. Het is lastig vast te stellen over hoeveel strijders de Taliban en andere opstandelingengroepen in Afghanistan precies beschikken.

Dit komt doordat strijders vaak niet als zodanig herkenbaar zijn en omdat Afghaanse burgers soms gedwongen worden (tijdelijk) de rangen van opstandelingengroepen te versterken. Bovendien is binnen de Taliban en andere opstandelingengroepen sprake van interne verdeeldheid en rivaliteit. Hoewel bij sommige groepen sprake is van centraal leiderschap, is de realiteit op de grond vaak anders en wisselt de samenstelling van de groepen geregeld. Bovendien bestaan er verschillen tussen strijders die zich om ideologische redenen bij opstandelingengroepen aansluiten en strijders met bijvoorbeeld een (tijdelijk) financieel motief. Hierdoor vinden er ook veranderingen plaats binnen de verschillende opstandelingengroepen.

5.

Kunt u bij benadering aangeven hoeveel procent van de Afghaanse bevolking sympathiseert met de Taliban?

Antwoord:

Betrouwbare cijfers over het percentage van de Afghaanse bevolking dat sympathiseert met de Taliban zijn niet beschikbaar. Wel blijkt uit een jaarlijks opinieonderzoek van The Asia Foundation van 2016 dat 77,2 procent van de Afghaanse bevolking «geen enkele sympathie» kon opbrengen voor gewapende opstandelingen, zoals de Taliban, en dat dit percentage in de afgelopen jaren is gestegen. In 2009, toen deze vraag voor het eerst werd meegenomen in het jaarlijkse opinieonderzoek van The Asia Foundation, had bijvoorbeeld slechts 36 procent «geen enkele sympathie» voor dergelijke groeperingen.

6.

Klopt de berichtgeving die is verschenen in diverse media dat Rusland de Taliban heimelijk van (zware) wapens voorziet?

Antwoord:

Rusland onderhoudt contacten met diverse actoren in Afghanistan. Ondanks berichtgeving in verschillende media over Russische wapenleveranties, is er vooralsnog geen bewijs dat de Russische overheid wapens verstrekt aan de Taliban.

7.

Wordt het personeel van het Afghaanse leger inmiddels wel fatsoenlijk en tijdig betaald?

Antwoord:

De Amerikaanse Special Inspector General for Afghanistan Reconstruction (SIGAR) heeft in zijn tweede kwartaalrapport van 2017 geconstateerd dat de Afghaanse regering momenteel belangrijke stappen zet om de salarisbetaling aan het Afghaanse leger adequaat te laten verlopen.1 Mede op aandringen van internationale donoren zoals Nederland, implementeert het Afghaanse Ministerie van Defensie de benodigde elektronische systemen om betalingen correct te verrichten en het personeelsbestand accuraat te beheren. De Afghaanse regering toont zich, volgens het Amerikaanse leger, zeer serieus bij het oplossen van dit probleem en Nederland zal dit proces gezamenlijk met andere donoren blijven monitoren.

8.

Bent u bereid de artikel-100-brief over de Nederlandse bijdrage aan Resolute Support in 2018 te updaten naar aanleiding van het onderzoek van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OvV) naar het mortierongeval in Mali. Bent u bereid om daarbij uitgebreid in te gaan op de medische voorzieningen voor de Nederlandse militairen, en de kwaliteit en staat van het materieel en de munitie die ter plekke worden gebruikt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Op 20 oktober is u een aparte brief toegegaan over de operationele pauze en de hervatting van de missies (Kamerstuk 29 521, nr. 352). Deze is ook ingegaan op de artikel 100-brief in relatie tot het OvV-rapport. In de aanloop naar de artikel 100-brieven ter verlenging van Operation Inherent Resolve (OIR), RSM en VN-missie MINUSMA zijn in overeenstemming met het toetsingskader ook de medische en veiligheidsaspecten in de missies beoordeeld. Mede op basis hiervan is vastgesteld dat de missies kunnen worden verlengd. De recente safety checks bevestigen deze conclusie. Zoals geschetst in deze brief hebben de aandachtspunten die bij de safety checks naar voren zijn gekomen direct de benodigde aandacht gekregen.

9.

Wat zijn de gevolgen van de inzet van de «Massive Ordnance Air Blast Bomb» (MOAB) op de bereidheid van Afghanistan om samen te werken met de Westerse gemeenschap, en de VS in het bijzonder? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord:

De bereidheid van de Afghaanse regering om samen te werken met haar internationale partners, waaronder de NAVO, is onverminderd groot. Zo ontving de Afghaanse President Ghani op 27 september 2017 de Secretaris-Generaal van de NAVO en de Amerikaanse Minister van Defensie in Kaboel. Tijdens dit bezoek verwelkomde President Ghani de nieuwe Amerikaanse strategie voor Zuid-Azië en het commitment van de internationale gemeenschap aan Afghanistan.

10.

Is er een realistische exit-strategie voor de Nederlandse inzet in Afghanistan?

13.

Wanneer is de verwachting dat Afghanistan stabiel zal zijn en dat er geen NAVO-troepen meer in het land nodig zullen zijn?

95.

Klopt het dat er jaren vertraging zit in het starten met fase 2 van missie Resolute Support?

107.

Is de verwachting dat de NAVO-missie eindigt in 2020?

Antwoord:

De militaire inzet van Nederland in Afghanistan gebeurt in het kader van de in 2015 begonnen NAVO-missie Resolute Support (RSM). Resolute Support volgt een «op voorwaarden gebaseerde benadering» (conditions-based approach) voor wat betreft de inrichting en afbouw of exit-strategie van de missie. Deze benadering houdt in dat zodra de juiste voorwaarden aanwezig zijn, de missie kan overgaan naar de volgende fase. Voorwaarden hiervoor hebben vooral betrekking op de ontwikkeling van de Afghan National Defence and Security Forces (ANDSF) en de algehele veiligheidssituatie ter plaatse. De NAVO heeft daarbij een «op termijnen gebaseerde benadering» (time-based approach), gericht op een einddatum, losgelaten.

De stabilisering van Afghanistan is een zaak van lange adem. Ook op het gebied van veiligheid blijft het land geconfronteerd met grote problemen. Wel is er een groot verschil tussen het Afghanistan van 2001 en het land nu. Destijds trad de internationale gemeenschap -met hulp van de Afghanen- ook militair zelfstandig op tegen de Taliban, sinds 2015 is de Afghaanse eenheidsregering zelf verantwoordelijk voor de veiligheid. Via Resolute Support worden de Afghaanse autoriteiten gesteund om deze verantwoordelijkheid te dragen.

In de huidige fase wordt deze ondersteuning geleverd vanuit Kaboel en vier regionale commands. Zodra de omstandigheden het toelaten wordt overgegaan naar de volgende fase van de missie. Deze fase voorziet volgens de huidige planning in een in Kaboel gecentreerde NAVO-aanwezigheid en wordt gevolgd door de uiteindelijke afbouw van de NAVO-aanwezigheid in Afghanistan in de laatste fase van de missie. Tijdens de bijeenkomst van de Ministers van Defensie van de NAVO op 29 juni jl. (Kamerstukken 28 676 en 29 521, nr. 276) heeft het bondgenootschap vastgesteld dat in de huidige omstandigheden een overgang naar de volgende fase nog niet mogelijk is. Het is thans niet mogelijk aan te geven wanneer dat wel het geval zal zijn.

11.

Welke strategie ligt er nu om het conflict in Afghanistan te beëindigen?

29.

Welke maatregelen worden er op niet-militair niveau getroffen om de strategische en politieke impasse tussen de Afghaanse regering en de Taliban te doorbreken?

30.

Wat zijn de verwachtingen van het kabinet ten aanzien van de roadmap van president Ghani, en op welke wijze is dit een stap voorwaarts ten opzichte van de eerder door de Afghaanse regering ontplooide vredesinitiatieven?

32.

Zijn er de laatste jaren positieve stappen gezet in het vredesproces met de Taliban?

35.

Hoe verklaart u dat er na de overeenkomst tussen de Afghaanse regering en Hizb-e-Islami Gulbuddin geen andere overeenkomsten zijn gesloten met opstandige groepen in Afghanistan?

40.

Kunt u ingaan op de rol en effectiviteit van de High Peace Council (HPC)?

106.

Kan toegelicht worden wat precies bedoeld wordt met strategische militaire interventies die nodig zullen zijn om de Taliban tot een vredesproces te dwingen?

Antwoord:

Een politieke oplossing blijft de enige optie voor duurzame vrede. Tegelijkertijd blijft het verzoeningsproces een complexe aangelegenheid waar tijd en geduld voor nodig is.

Nederland en internationale partners, zoals de EU, VN en de NAVO, steunen een vredesproces dat door de Afghanen zelf wordt geleid en geborgd («Afghan-led and Afghan-owned»). Daarbij treedt de Afghaanse High Peace Council (HPC) op als bemiddelaar tussen de Afghaanse overheid en gewapende opstandelingen, zoals de Taliban. De HPC stimuleert alle partijen om tot een zinvolle dialoog te komen die moet leiden tot een vredesakkoord. Positief is dat de verschillende bevolkingsgroepen in de HPC goed vertegenwoordigd zijn, hetgeen bijdraagt aan het creëren van een nationale consensus. De voornaamste kritiek op de HPC blijft dat deze er niet in is geslaagd op dit moment formele vredesgesprekken met het leiderschap van de Taliban te laten plaatsvinden. In het verleden zijn er wel verschillende formele en informele gesprekken gevoerd tussen de Afghaanse overheid en de Taliban. Op dit moment onthoudt de Taliban zich formeel van direct overleg met de Afghaanse overheid. Daarnaast werkt de HPC samen met UNDP op sub-nationaal niveau om lokale vredesprocessen te faciliteren en bij te dragen aan de ontwapening en re-integratie van opstandelingen.

Met strategische militaire interventies ondersteunt de Amerikaanse krijgsmacht de ANDSF om overwicht te behouden op de Taliban in strategische gebieden. De Amerikaanse regering maakt hiermee duidelijk aan de Taliban dat zij geen militaire overwinning op de Afghaanse overheid en haar coalitiepartners kan behalen. Strategische militaire inzet moet ertoe leiden dat er een kentering komt in het denken van (delen van) de Taliban en de bereidheid toeneemt om constructief te onderhandelen. Zie ook het antwoord op vragen 96, 97 en 105.

Een hoopvol initiatief is het Kabul process dat onlangs door de Afghaanse regering is gestart. Dit proces is uniek, omdat dit het eerste en volledig door Afghanistan geïnitieerde vredesinitiatief is. President Ghani streeft ernaar via het Kabul process tot gezamenlijke afspraken en doelstellingen te komen met de internationale gemeenschap op basis waarvan een directe dialoog met de Taliban gevoerd kan worden. Bij de conferentie waren meerdere landen uit de regio en internationale organisaties aanwezig. Nederland werd vertegenwoordigd door Zweden dat op dat moment de roulerend voorzitter was van het Nordic+ verband, het informele samenwerkingsverband in Afghanistan tussen Zweden, Noorwegen, Finland, Denemarken en Nederland. En marge van de Algemene Vergadering van de VN kwamen ook de landen van het Heart of Asia initiatief weer bijeen, ter voorbereiding op de ministeriële conferentie op 1 december 2017 in Baku. Het Heart of Asia initiatief is een op 2 november 2011 opgericht regionaal samenwerkingsverband dat een platform biedt voor het bespreken van politieke-, economische- en veiligheidszaken met als primaire doel de veiligheid te bevorderen in Afghanistan en zijn directe buurlanden.

Het feit dat de Afghaanse regering en Hizb-e-Islami op 29 september 2016 een overeenkomst hebben kunnen sluiten, is een positieve ontwikkeling en zou nieuw elan kunnen geven aan het nationale verzoeningsproces. De uitvoering van de overeenkomst is namelijk onderdeel van een levendig publiek debat in Afghanistan en wordt nauw gevolgd, ook door gewapende groeperingen zoals de Taliban, omdat de overeenkomst een precedent zou kunnen vormen voor het vervolg van het vredesproces. De wijze waarop het akkoord met Hizb-e-Islami geïmplementeerd wordt kan andere groeperingen ertoe bewegen om eveneens over te gaan tot het sluiten van overeenkomsten met de regering.

12.

Waarop baseert de regering de aanname dat dreigingen en risico’s voor de Afghanen in de afgelopen 16 jaar zijn teruggedrongen?

42.

Hoe verhouden de opmerkingen over de zorgelijke veiligheidssituatie en het toegenomen aantal aanslagen zich tot de eerder gemaakte opmerking op pagina 1 dat de dreigingen en risico’s voor Afghanen zijn teruggedrongen?

Antwoord:

Zoals in de artikel-100 brief gesteld, is het mede dankzij steun van de internationale gemeenschap, inclusief Nederland, «gelukt de alledaagse leefomstandigheden van de Afghanen te verbeteren en dreigingen en risico’s terug te dringen. Er moet nog veel werk worden verzet, daarover bestaat geen twijfel.» De regering stelt daarbij dat «[de] positieve stappen echter niet betekenen dat Afghanistan vrij is van conflict en terrorisme.» De positieve ontwikkelingen die onder meer zijn beschreven in de artikel-100 brief moeten dus worden bezien in het licht van de huidige veiligheidssituatie.

Op verschillende terreinen is het alledaagse leven van Afghanen in de afgelopen 16 jaar verbeterd. Zo hebben de Wereldbank en VN in mei 2017 geconstateerd dat in de periode van 2002–2016 de moedersterfte tijdens bevallingen is gedaald van 1.100 doden naar 396 doden per 100.000 burgers. In diezelfde periode is ook de sterfte onder kinderen tot vijf jaar teruggebracht met 60 procent. Afghanistan heeft daarmee grotere vooruitgang geboekt op dit terrein dan de wereldwijde mediaan van landen die op dezelfde «baseline» begonnen als Afghanistan.

14.

Kan toegelicht worden hoeveel grondgebied de afgelopen jaren aan de Taliban en andere opstandelingen is verloren?

Antwoord:

Iedere drie maanden publiceert SIGAR cijfers over de hoeveelheid grondgebied die de Taliban en andere opstandelingengroepen in Afghanistan beheersen. De SIGAR-publicatie van 30 juli 2017 stelt dat de Afghaanse overheid ongeveer zestig procent van de 407 districten onder controle heeft, waar ruim 65 procent van de Afghaanse bevolking woont. De overige veertig procent worden betwist, waarbij de overheid noch de opstandelingen de doorslag geven (ongeveer 30 procent) of worden beheerst door de Taliban en andere opstandelingengroepen.

Nadat de Afghaanse regering zelf verantwoordelijk was geworden voor de veiligheid in alle delen van Afghanistan, was er in 2015–2016 nog sprake van een neergaande lijn waarbij de Taliban aan invloed wonnen. Volgens de cijfers van SIGAR is er dit jaar sprake van stabilisatie.

16.

In hoeverre is Afghanistan nu een vrijhaven voor terroristen?

17.

Zijn er aanwijzingen dat vanuit Afghanistan aanslagen in Europa worden voorbereid? Zo ja, kan dit toegelicht worden?

18.

In welke mate is Al Qaida nog altijd aanwezig in Afghanistan? Hoe verhoudt dit zich tot 2001?

Antwoord:

Het Afghaanse leger verzorgt de veiligheid in de meeste districten van Afghanistan, waaronder de grote bevolkingscentra zoals Kaboel, de provinciehoofdsteden en de districtscentra. Andere delen van Afghanistan worden gecontroleerd door opstandelingengroepen en terroristische organisaties zoals de Taliban, Al Qaida en Islamic State in Khorasan Province (ISKP). Het is niet uit te sluiten dat terroristische organisaties gebruikmaken van deze bewegingsvrijheid ten behoeve van het voorbereiden van aanslagen tegen het Westen.

Al Qaida bevindt zich, in tegenstelling tot de veel grotere en puur op Afghanistan gerichte Taliban, vooral in relatief kleine gebieden in Afghanistan. De invloed van Al Qaida is sinds 2001 sterk teruggebracht door het optreden van de Afghaanse regering en de internationale gemeenschap. Al Qaida weet zich echter wel te handhaven. Dit komt mede doordat de Taliban Al Qaida niet beschouwd als rivaal en daarom ongemoeid laat. Qua omvang wordt al Qaida de laatste jaren in Afghanistan onderhand overschaduwd door ISKP, dat meer zichtbaarheid opeist met bloedige aanslagen vooral in Kabul. Zie ook het antwoord op vragen 31 en 54.

19.

Kunt u toelichten hoe de positieve resultaten op het gebied van sociaaleconomische ontwikkeling, onderwijs, vrouwenrechten en goed bestuur in Afghanistan precies worden gemeten? Wordt dit op de grond zelf gecontroleerd of wordt (ook) gebruik gemaakt van gegevens van de Afghaanse overheid?

Antwoord:

De vooruitgang op het gebied van sociaaleconomische ontwikkeling en voortgang op de terreinen onderwijs, vrouwenrechten en goed bestuur worden op diverse manieren en op verschillende niveaus gemeten (zie ook het antwoord op vraag 62). Zo monitort de Afghaanse overheid de voortgang op de indicatoren uit het Self-Reliance Through Mutual Accountability Framework (SMAF). Ook voeren internationale organisaties, zoals de VN, de Wereldbank en het IMF, grootschalige onderzoeken uit naar bijvoorbeeld de economische situatie. Daarnaast is monitoring en evaluatie een vast onderdeel van de activiteiten die worden uitgevoerd door Nederlandse partnerorganisaties. Hierbij worden verschillende (interactieve) methoden ingezet, zoals het gebruik van vragenlijsten onder de lokale bevolking.

Medewerkers van de Nederlandse ambassade in Kaboel bezoeken, waar de veiligheidssituatie dit toelaat, projecten die met Nederlandse financiering worden gesteund. Zo heeft een team van de ambassade recent een bezoek gebracht aan projecten in Bamyan en Kunduz.

20.

Vindt u het gegeven dat grote offers zijn gebracht een argument om langer in Afghanistan te blijven?

Antwoord:

Sinds de internationale gemeenschap in 2001 besloot een einde te maken aan de vrijhaven die het Talibanregime in Afghanistan bood aan terroristen, zijn de alledaagse leefomstandigheden van de Afghanen verbeterd. Afghanistan is echter nog niet vrij van conflict en terrorisme. De betrokkenheid van de internationale gemeenschap, inclusief Nederland, blijft daarom vooralsnog nodig.

Het kabinet hecht eraan hierbij te noemen dat de Afghaanse regering in elk gesprek met de Nederlandse regering haar grote dankbaarheid uit voor de inzet van Nederland in Afghanistan. De Afghaanse regering erkent daarbij de grote offers die door Nederland zijn gebracht.

21.

Hoe vaak hebben de NAVO-missie in Afghanistan en eventueel onafhankelijk daarvan opererende Amerikaanse troepen militaire bijstand verleend aan de Afghaanse strijdkrachten ANDSF (Afghan National Defence and Security Forces), waaronder luchtaanvallen, sinds de start van missie Resolute Support?

23.

Kan toegelicht worden wat precies de taken zijn van de Amerikaanse troepen die op bilaterale basis worden ingezet in de strijd tegen terreur?

24.

Wordt er op enigerlei wijze door Nederland samengewerkt met de Amerikaanse troepen die op bilaterale basis worden ingezet in de strijd tegen terreur? Zo ja, hoe?

25.

Hoeveel aanvallen («targeted killings») door onder meer drones en special forces hebben de Verenigde Staten uitgevoerd sinds de start van de missie Resolute Support? Hoeveel burgerdoden zijn hierbij gevallen en hoeveel zogenaamde «high value» targets zijn erbij omgekomen?

91.

Is er naast de NAVO-missie in Afghanistan ook nog een aparte Amerikaanse anti-terreur operatie in Afghanistan? Zo ja, uit hoeveel troepen bestaat deze en hoe verhoudt deze zich tot de NAVO-missie?

Antwoord:

De NAVO-missie Resolute Support verleent dagelijks bijstand aan de Afghaanse strijdkrachten in de vorm van training en advies. Sinds het einde van ISAF in 2014 maken gevechtsondersteuning of andere gevechtshandelingen geen deel meer uit van de NAVO-activiteiten in Afghanistan.

De Amerikaanse anti-terreuroperatie Freedom’s Sentinel (de opvolger van Enduring Freedom) opereert onafhankelijk van Resolute Support. In uiterste noodgevallen kunnen beide missies een beroep op elkaar doen. In tegenstelling tot de NAVO-missie, leveren de Amerikaanse troepen van Freedom’s Sentinel wel directe gevechtsondersteuning aan de Afghaanse troepen in alle vormen van militaire inzet. Omdat er geen gereguleerde samenwerking is tussen Freedom’s Sentinel en Resolute Support, heeft Nederland geen zicht op hoe vaak deze Amerikaanse troepen precies bijstand verlenen aan de ANDSF en hoe ze worden ingezet.

22.

Hoeveel burgerdoden zijn er gevallen door optreden van de NAVO dan wel onafhankelijk daarvan opererende Amerikaanse troepen sinds missie Resolute Support van start is gegaan?

Antwoord:

Sinds de start van Resolute Support in januari 2015 zijn tot 30 september 2017 volgens de United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA), voornamelijk door toedoen van de gewapende opstandelingen, in totaal 9703 burgerdoden gevallen.2

In de eerste negen maanden van 2017 waren 2640 burgerdoden en 5379 burgerslachtoffers te betreuren, waarvan het merendeel (64 procent) volgens UNAMA zijn veroorzaakt door gewapende opstandelingen en 19 procent door pro-government forces. Gevechten tussen de regering en gewapende groeperingen zijn verantwoordelijk voor 11 procent van de slachtoffers. De overige 5 procent slachtoffers wordt toegeschreven aan anderen. Een vergelijkbaar beeld bestaat voor 2015 en 2016.

26.

Hoeveel aanvallen van binnenuit, zogenaamde green-on-green dan wel green-on-blue aanvallen, zijn er sinds de start van missie Resolute Support geweest op troepen van de NAVO dan wel op de ANDSF? Welke ontwikkelingen zijn op dit onderwerp zichtbaar?

Antwoord:

Green-on-green zijn aanvallen van Afghaanse veiligheidstroepen (green) op andere Afghaanse veiligheidstroepen. Dit geweld kan voortkomen uit sympathie van de dader(s) voor de Taliban of andere groepen of vanuit frustratie, rivaliteit, of per vergissing. Green-on-green aanvallen komen helaas geregeld voor, veel vaker dan green-on-blue. Een voorbeeld is een incident in Kunduz in maart 2017, waarbij Afghaanse politiemannen zijn gedood.

Bij green-on-blue aanvallen richten Afghaanse veiligheidstroepen zich tegen coalitie-eenheden (blue). In 2017 vonden er tot nu toe vijf green-on-blue incidenten plaats, in onder andere Helmand, Kandahar en Balkh waar in dat laatste geval bijvoorbeeld bij een aanval op kamp Shaheen op 17 juni jl. zeven Amerikaanse soldaten gewond raakten.

Voorts zijn er ook aanvallen waarbij terroristische groeperingen (red) infiltreren in de ANDSF om een aanslag te plegen (zogeheten red-on-green aanvallen). Het belangrijkste voorbeeld hiervan is de aanval op kamp Shaheen op 21 april jl., waarbij acht Talibanstrijders vermomd als ANDSF-strijders het vuur openden zodra ze binnen het kamp waren. De Taliban toont een sterke intentie om te infiltreren in de Afghaanse veiligheidstroepen. NAVO-eenheden worden nog altijd gezien als doelwit. Naast fysieke aanvallen gaat er ook een sterke intentie van de Taliban uit om van binnenuit informatie te verzamelen over de activiteiten van de NAVO en ANDSF.

27.

Hoe beoordeelt u de bevinding dat sinds 2001 220.000 doden zijn gevallen door het oorlogsgeweld in Afghanistan? https://www.ippnw.de/commonFiles/pdfs/Frieden/Body_Count_first_international_edition_2015_final.pdf

Antwoord:

De United Nations Assistance Mission in Afghanistan houdt sinds 2009 slachtofferstatistieken bij, waardoor er geen betrouwbare cijfers beschikbaar zijn over de periode van voor 2009. Het is daarom lastig vast te stellen of het genoemde aantal van 220.000 doden klopt, maar het conflict in Afghanistan eist helaas nog vele duizenden slachtoffers per jaar. Ongeacht het precieze aantal dodelijke slachtoffers is het duidelijk dat een politieke oplossing nodig is om een einde te maken aan het geweld op deze schaal.

28.

Klopt het dat Nederland of Nederlandse belangen in de regio nadrukkelijker een doelwit zijn van jihadistische groepen als Nederland blijft deelnemen aan de NAVO-missie in Afghanistan?

Antwoord:

De Taliban zien alle coalitietroepen (afkomstig uit ruim 50 landen) en andere buitenlandse (militaire) vertegenwoordigingen in Afghanistan als legitiem doelwit. In april 2017 stelden de Taliban in een publieke verklaring de «buitenlandse bezetters» als primair doelwit in Afghanistan te beschouwen. We moeten er dus vanuit gaan dat Nederlandse militairen en de Nederlandse vertegenwoordiging in Afghanistan als doelwit worden beschouwd van Afghaanse opstandelingen, zoals de Taliban. Waar de Taliban zich specifiek richten op Afghanistan, valt niet uit te sluiten dat terroristische organisaties zoals Al Qaida of ISKP gebruikmaken van hun bewegingsvrijheid in delen van Afghanistan ten behoeve van het voorbereiden van aanslagen tegen het Westen.

Nederland is met name actief in het Train, Advise Assist Command-North (TAAC-N)-gebied, waar naast Nederland twintig andere landen actief zijn. De Nederlandse militairen zijn voldoende uitgerust en getraind voor deze dreiging. Het personeel is gelegerd in gepantserde containers, verplaatst zich in bewapende bepantserde voertuigen. De force protection kan worden bijgestaan door de quick reaction capaciteit van TAAC-N indien een situatie daarom vraagt. Nederlandse adviseurs die naar buiten gaan worden bovendien beschermd door zogenoemde guardian angels: deze troepen beschermen de trainers tijdens hun werk tegen bijvoorbeeld green-on-blue aanvallen (zie ook het antwoord op vraag 26) en bestaan uit personeel van Nederland, Duitsland of andere bondgenoten.

31.

Hoe bedreigend is de Islamic State in Khorasan Province (ISKP)? In hoeverre moet ISKP in staat worden geacht om in (delen van) Afghanistan een kalifaat te stichten naar het voorbeeld van IS in Syrië en Irak (http://thediplomat.com/2016/12/how-the-islamic-state-could-be-reborn-in-afghanistan/)?

54.

Wat is de politieke agenda van de ISKP in Afghanistan en waarin verschilt die van die van de Taliban? Hoe is ISKP gelieerd aan ISIS? Hoe beoordeelt u het gevaar van de ISKP in Afghanistan?

58.

Waar komt de reeds bestaande financiële geldstroom richting Islamic State Khorasan Province (ISKP) vandaan? Welke landen, organisaties en particulieren financieren ISKP momenteel?

Antwoord:

De Khorasanregio neemt in het gedachtegoed van IS een belangrijke positie in als uitvalsbasis voor de door hen gepropageerde «apocalyptische eindstrijd». Vanuit ideologisch perspectief is controle en macht over deze regio daardoor een belangrijke strategische en ideologische doelstelling voor de totstandkoming van het kalifaat.

Sinds medio 2015 heeft ISKP een machtsbasis in Oost-Afghanistan, in enkele districten van de provincie Nangarhar. In de Afghaanse context heeft toetreding tot ISKP bij veel strijders en sub-groeperingen een andere grondslag dan de ideologische: zij hangen ISKP vaak uit opportunistisch oogpunt aan, omdat hiermee eigen belangen – zoals macht of financieel gewin – beter kunnen worden gediend. ISKP bestaat voornamelijk uit Pakistaanse jihadisten met een salafistische achtergrond en uit ontevreden Afghaanse en Pakistaanse Talibanstrijders. Naast de kern-ISKP in Oost-Afghanistan zijn er sympathiserende groeperingen in enkele provincies die zichzelf veelal vanuit opportunistisme vooral in naam affiliëren met ISKP, maar autonoom optreden. Er is geen sprake van een landelijk aangestuurd ISKP.

ISKP is financieel veelal zelfvoorzienend. Ontvoeringen, informele belastingheffing op lokale bevolking en afpersing blijven voornaamste bronnen van inkomsten. Er is geen organieke relatie tussen ISKP en IS vastgesteld.

ISKP staat in Afghanistan onder grote druk. De voornaamste reden daarvoor is dat de ISKP-ideologie nagenoeg geen voedingsbodem heeft in Afghanistan. Afghaanse veiligheidseenheden, coalitietroepen, maar ook de Taliban strijden dan ook tegen ISKP. ISKP in Afghanistan groeit momenteel niet en breidt zich niet verder uit, maar weet zich desalniettemin te handhaven. Ondanks de grote externe druk blijft ISKP vooralsnog in staat aanslagen te plegen in grote steden zoals Kabul. Desondanks is de invloed van ISKP op de algehele veiligheidssituatie in Afghanistan beperkt.

Er zijn wezenlijke verschillen tussen de politieke agenda’s van ISKP en de Taliban. ISKP onderscheidt zich van de Taliban op het gebied van de selectie van doelwitten. Door de Taliban opgeëiste aanslagen richten zich veelal op de Afghaanse overheidsdoelwitten. Voor ISKP is in beginsel iedereen die hun gedachtegoed niet nastreeft een potentieel doelwit. Verder is ISKP ideologisch en strategisch gericht op regionale overheersing voor de vorming van een kalifaat, de Taliban richt zich daarentegen op herstel van hun macht binnen de staat Afghanistan. Tot slot is zowel de gebiedscontrole als de invloed van de Taliban in Afghanistan vele malen groter dan die van ISKP.

33.

Waarom is een stabiel Afghanistan essentieel voor Nederland en Europa?

Antwoord:

De gevolgen van instabiliteit elders zijn direct en indirect voelbaar in Nederland en Europa, zoals onder meer uiteen is gezet in de Kamerbrief «Samenhang Nederlandse inspanningen in missies in 2018» (Kamerstukken 33 694 en 29 521, nr. 11).

Een stabiel Afghanistan blijft, behalve voor de Afghaanse bevolking, ook voor Nederland en Europa van essentieel belang vanuit de noodzaak om terroristische organisaties te bestrijden die het op Westerse doelen hebben gemunt en om irreguliere migratie tegen te gaan. Voorkomen moet worden dat Afghanistan opnieuw een vrijhaven wordt voor internationaal terrorisme in een instabiele regio.

34.

Hoe beoordeelt u de consequenties van de fragiliteit van de Afghaanse eenheidsregering voor de Afghaanse politie en het leger?

Antwoord:

Ondanks de moeilijke veiligheidssituatie en de moeizame samenwerking binnen de Afghaanse eenheidsregering, staat de eenheidsregering nog steeds aan het roer en heeft Afghanistan positieve stappen kunnen zetten in de afgelopen jaren. Zo loopt de Afghaanse regering «voor» of «op schema» voor wat betreft negentig procent van de afspraken die zijn vastgelegd met de internationale (donor) gemeenschap tijdens de Brussel conferentie in 2016 in het Self-Reliance Through Mutual Accountability Framework (SMAF). Ook op het gebied van veiligheid blijft de Afghaanse regering gecommitteerd aan versterking van de Afghaanse veiligheidssector onder meer via de uitvoering van de routekaart die de Afghaanse regering in 2017 heeft vastgesteld voor de ANDSF. Onderwijl zetten de Afghaanse veiligheidseenheden zich dagelijks in voor de veiligheid in Afghanistan en zijn zij er tot dusver in geslaagd te voorkomen dat de Taliban langdurig steden of provinciale bestuurscentra in handen krijgt.

36.

Waarom liggen de quadrilateral talks, de gesprekken tussen Afghanistan, Pakistan, de Verenigde Staten en China, momenteel stil? Heeft dat vooral te maken met de moeizame relatie tussen Afghanistan en Pakistan? Hoe verlopen de inspanningen om met name Afghanistan en Pakistan weer aan de onderhandelingstafel te krijgen? Wat is het effect geweest van de bemoeienis van de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken om Pakistan en Afghanistan weer naar de onderhandelingstafel te bewegen?

39.

Waarom is Rusland niet betrokken bij de gesprekken, zoals gestart in 2016, waarbij Afghanistan, Pakistan, de VS en China aanwezig zijn?

Antwoord:

Het verzoeningsproces is primair een Afghaanse aangelegenheid en verantwoordelijkheid. Het initiatief voor de quadrilaterale gesprekken lag bij de deelnemers Afghanistan, Pakistan, de VS en China; Rusland was hiervoor niet uitgenodigd. Rusland is wel betrokken bij het Heart of Asia proces en het onlangs geïnitieerde Kabul process.

President Ghani was gestopt met de quadrilaterale gesprekken, omdat hij de opstelling van Pakistan ten aanzien van de aanpak van terroristische organisaties in de regio in twijfel trok. Het is positief dat op 16 oktober 2017 in Oman weer een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen de vier landen ten einde de gesprekken te herstarten. Pakistan heeft een belangrijke sleutel in handen om dergelijke terroristische organisaties die opereren in of vanuit Pakistan aan te pakken en daarmee de stabiliteit van Afghanistan te verbeteren. Het is positief dat de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken gesprekken tussen Pakistan en Afghanistan probeert te accommoderen. Besprekingen tussen Afghanistan en Pakistan blijven een zeer belangrijk onderdeel voor het verzoeningsproces dat uiteindelijk moet leiden tot duurzame vrede.

In verschillende dialogen en platformen roept de internationale gemeenschap verder op tot een constructieve inzet van regionale actoren, waaronder Pakistan. In een gezamenlijke verklaring op 4 september 2017 spreken de BRICS-landen bijvoorbeeld steun uit voor een door de Afghanen zelf geleid vredesproces en uiten zij hun zorgen over het gebruik van geweld door terroristische organisaties zoals de Taliban, ISIS, Al-Qaida en gelieerde organisaties zoals het Haqqani netwerk, Lashkar-e-Taiba, Jaish-e-Mohammad, TTP en Hizb ut-Tahrir. Zie verder ook de antwoorden op vragen 11, 29, 30, 32, 35, 40 en 106.

37.

Hoe verklaart u de trage wijze waarop hervormingen worden uitgevoerd door de Afghaanse overheid? Welke drukmiddelen zet de EU in om deze hervormingen tot stand te brengen?

Antwoord:

Het hervormingsproces in Afghanistan is ambitieus maar de resultaten liggen grotendeels op schema. Dit is ondanks het feit dat Afghanistan kampt met slechte economische omstandigheden, corruptie, politieke onzekerheid, moeizame samenwerking binnen de eenheidsregering, een verslechterde veiligheidssituatie en veel migratie binnen en buiten het land (internally displaced persons of IDP's en vluchtelingen). President Ghani is vastbesloten belangrijke hervormingen verder door te voeren. De Afghaanse regering loopt «voor» of «op schema» voor wat betreft negentig procent van de afspraken die zijn vastgelegd tijdens de Brussel conferentie in 2016 in het Self-Reliance Through Mutual Accountability Framework (SMAF) (zie ook het antwoord op vraag 34). Nederland en de EU spreken de Afghaanse regering aan op alle afspraken die zijn vastgelegd in het SMAF en zullen als nodig daarvoor ook de druk op de Afghaanse regering opvoeren.

In 2017 heeft de Afghaanse overheid ook voortgang geboekt als het gaat om het benoemen van vrouwen in ambtelijke functies. Daarnaast zijn er Speciale Tribunalen opgesteld voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen in 15 provincies in Afghanistan en bekleden vrouwen inmiddels twaalf procent van de functies binnen het Hooggerechtshof van Afghanistan. Ten slotte zijn er strenge anti-corruptie wetten aangenomen en wordt er beter samengewerkt met lokale NGO's op het gebied van het verbeteren van transparantie.

38.

Welke maatregelen heeft de Independent Election Committee (IEC) genomen of gaat ze nemen om ervoor zorg te dragen dat de geplande verkiezingen van juli 2018 transparanter en beter zullen verlopen?

Antwoord:

De Independent Election Committee (IEC) heeft inmiddels in meer dan 90 procent van de kiesdistricten in Afghanistan stembureaus geregistreerd. De IEC richt zich nu op de registratie van kiesgerechtigden via e-registratie en biomedische registratie. Hoewel er maatregelen worden genomen om de verkiezingen gepland voor 2018 goed te laten verlopen, vormen de omstandigheden in Afghanistan wel een uitdaging. Zo verloopt de herindeling van de kiesdistricten moeizaam. Er is op dit moment te weinig vertrouwen van politieke partijen en lokale actoren in de IEC. Om de transparantie van de stappen van de IEC en het vertrouwen in de IEC te vergroten, organiseert de IEC met regelmaat ontmoetingen met alle betrokken partijen. Ook is er onlangs een nieuwe publieke aanbesteding gedaan voor de benodigde apparatuur voor biomedische kiezersregistratie, omdat in de vorige aanbesteding slechts één bedrijf een aanbieding heeft gedaan.

41.

Kunt u nader ingaan op de conditionaliteit met betrekking tot corruptie in samenwerkingsprogramma’s en diplomatieke en politieke contacten? Zijn er voorbeelden waarin deze conditionaliteit tot consequenties heeft geleid?

Antwoord:

Conditionaliteit is een middel om druk uit te oefenen op de Afghaanse regering om de hervormingen zoals afgesproken in het Self-Reliance Through Mutual Accountability Framework (SMAF) uit te voeren. De voortgang op de meeste indicatoren verloopt volgens de rapporten van de Europese Commissie en de Afghaanse overheid naar wens. Sinds de invoering van deze conditionaliteit heeft Nederland deze inzet gesteund door volledige betaling van de bijdrage aan het Afghanistan Reconstruction Trust Fund (ARTF). Het ARTF is het door de Wereldbank gecoördineerde fonds van waaruit donoren nationale prioritaire investeringen in Afghanistan ondersteunen.

Een voorbeeld van een project waarin conditionaliteit tot consequenties heeft geleid, is de Nederlandse beslissing om niet over te gaan tot uitbetaling aan het door UNDP geadministreerde Law and Order Trustfund for Afghanistan (LOTFA), waaruit onder andere salarissen voor politieagenten worden betaald, totdat aan bepaalde voorwaarden is voldaan om de kans op corruptie te minimaliseren. Zie ook antwoord op vraag 68.

43.

Welke aandacht is er voor de rol van Afghaanse mannen bij het verbeteren van de positie van vrouwen en kinderen in Afghanistan?

55.

Kunt u concreet aangeven wat er wordt bedoeld met «waarbij gender een dwarsdoorsnijdend thema is»? Welke concrete acties volgen hier bijvoorbeeld uit?

56.

Kunt u toelichten wat «aandacht voor de thema's vrouwen en mensenrechten» concreet inhoudt? Wat is het beoogde eindstadium van de inzet op deze thema's?

Antwoord:

Het verbeteren van mensenrechten en gendergelijkheid is een belangrijke prioriteit bij de inzet van Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s. Dit aspect wordt in elk project geïncorporeerd. Dit vertaalt zich onder meer in specifieke genderindicatoren en -doelen voor de ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s. Zo heeft het Capacity Building for Results-project onder het ARTF diverse quota voor het percentage vrouwen in publieke functies. Bij het Afghan Rural Enterprise Development-project is ten minste 50 procent van de begunstigden vrouw.

Mannen zijn een cruciale groep bij het verbeteren van de omstandigheden van vrouwen en kinderen. In programma’s wordt bekeken hoe hen in de specifieke Afghaanse context het beste te betrekken. Een voorbeeld is een project met lokale geestelijken (Moellahs), die een belangrijke rol vervullen in -veelal rurale- gemeenschappen. Door geestelijken te engageren bij het uitdragen van het belang van gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, wordt ingespeeld op de belangrijke rol van religie in Afghanistan ten einde positieve veranderingen te bewerkstelligen.

44.

In hoeverre helpt het vervangen door jonge en hooggekwalificeerde werknemers bij de bestrijding van de hardnekkige corruptie?

Antwoord:

Hervormingen om transparante (en op verdiensten gebaseerde) wervingspraktijken te stimuleren in Afghanistan hebben bijgedragen aan een vermindering van corruptie en nepotisme binnen overheidsorganen. Het werven van (jonge) hooggekwalificeerde werknemers op basis van kennis en ervaring moet verder ten goede komen aan de kwaliteit, diversiteit en inclusiviteit van de overheid en bijdragen aan meer vertrouwen in het systeem. Naast de ingezette veranderingen, zal het bestrijden van de endemische omvang van corruptie in Afghanistan naar verwachting uiteindelijk deels ook een volgende generatie vereisen. De expliciete bereidheid van President Ghani om corruptie aan te pakken en de stijging in 2016 van Afghanistan van plaats 174 naar 169 op de jaarlijkse index van Transparency International zijn daarbij stappen in de goede richting.

45.

Is «nation building» onderdeel van de NAVO-missie?

Antwoord:

Nee. Zie ook het antwoord op vraag 88.

46.

Waarom wordt er in de ANDSF-roadmap voor 2017 ervoor gekozen om de rurale gebieden te verlaten en te concentreren op de verdediging van de grote bevolkingscentra, terwijl juist in de rurale gebieden, voornamelijk in de noordelijke provincies, de Taliban haar invloed aan het uitbreiden is?

47.

Welke maatregelen worden er genomen om de toegenomen invloed van de Taliban terug te dringen?

48.

Waar bevinden zich de rurale gebieden die in handen zijn van of onder sterke invloed verkeren van de Taliban?

49.

Welke gevolgen heeft het verlaten van de rurale gebieden door ANDSF voor de invloed van de Taliban in die gebieden? Betreft dit gebieden die al in de invloedsferen van de Taliban verkeren? Wat is in het meerjarenplan voor de ANDSF opgenomen over de terugkeer van ANDSF naar de rurale gebieden die ze nu verlaten?

51.

Welke betekenis heeft het gegeven dat de ANDSF in 2017 de rurale gebieden verlaten en zich gaan concentreren op de verdediging van de grote bevolkingscentra?

52.

Kunt u nader verklaren waarom u oordeelt dat het «positief is dat de ANDSF beter in staat is weerstand te bieden aan de Taliban», terwijl enkele zinnen later wordt gemeld dat de ANDSF in 2017 de rurale gebieden moet verlaten en minder belast moet worden?

53.

Wat zijn de gevolgen van het terugtrekken van de ANDSF uit rurale gebieden? Betekent dit dat dergelijke gebieden gemakkelijk overgenomen kunnen worden door de Taliban? Zo ja, welke consequenties heeft dat voor de bevolking in die gebieden? Hoe past deze maatregel in de bredere strategie om de Taliban terug te dringen?

Antwoord:

Het is positief dat de ANDSF ook in 2017 hebben kunnen voorkomen dat de Taliban tot op heden langdurig provinciale hoofdsteden of belangrijke bestuurscentra in handen hebben gekregen. De Afghaanse overheid beschikt echter nog niet over de benodigde capaciteit om alle delen van Afghanistan te kunnen behouden.

De Afghaanse regering heeft er daarom, in samenwerking met haar internationale partners, voor gekozen om zich te focussen op de bevolkingscentra waar de kern van hun politieke en economische macht ligt. De omstandigheden nopen tot deze keuze, temeer omdat de Afghaanse regering militair nog niet in staat is om de Taliban te verslaan. Door niet ieder afgelegen gebied te proberen te behouden, is de gedachte dat er voor de strijdkrachten tijd en ruimte ontstaat om uit te breiden en te versterken.

Wel heeft de terugtrekking van de ANDSF uit de rurale gebieden tot gevolg dat bevolkingscentra in die gebieden onder druk komen te staan, bijvoorbeeld Lashkar Gah, Kandahar, Farah en Tarin Kowt in het zuiden. Op kleinere schaal is deze ontwikkeling ook te zien in het noorden, in de provincie Kunduz, waar de Taliban vanuit de rurale districten de provinciehoofdstad Kunduz-stad onder druk zetten. De rurale gebieden bieden verder herstel- en trainingsplaatsen voor strijders en de lokale bevolking vormt een bron van inkomsten en nieuwe rekruten. Doordat de Taliban en andere opstandelingen het machtsvacuüm in deze gebieden opvullen, valt de lokale bevolking bovendien buiten het bereik van de centrale regering. Hierdoor profiteren dergelijke gebieden veel minder van ontwikkelingsprojecten. Vooralsnog hebben de ANDSF echter voorkomen dat de Taliban of andere groeperingen deze steden en andere grote bevolkingscentra over hebben genomen. Wanneer 2017 op deze manier kan worden afgesloten heeft de Taliban dit jaar weinig grote successen in het veld kunnen boeken.

Capaciteitsgebrek noopt de Afghaanse overheid deze keuze te maken. De beslissing past evenwel in een bredere strategie om eerst capaciteiten op te bouwen en vervolgens de Taliban terug te dringen. Sinds het einde van de gevechtsmissie ISAF, geeft de NAVO via Resolute Support training, advies en assistentie (TAA) aan de Afghaanse veiligheidstroepen om dit doel te bewerkstelligen. Resolute Support zoekt daarbij voortdurend naar waar en op welk niveau het beste training en advies kan worden gegeven. Zo heeft de Deputy Allied Commander in Europe (DSACEUR) inmiddels aangekondigd dat, naast trainingen van het midden en hogere kader, eenheden ook op bataljonsniveau kunnen worden getraind.

Verder kan mede dankzij deze strategie, worden gewerkt aan ambitieuze programma’s om de special forces en Afghaanse luchtmacht fors uit te breiden en de aansturing van de krijgsmacht te verbeteren. Zodra deze programma’s zijn voltooid, is het idee dat de ANDSF in het offensief kunnen gaan om de opstandelingen, ook op het platteland, terug te dringen en hen te dwingen tot vredesonderhandelingen. Naar verwachting van de commandant van RSM, generaal Nicholson, zullen de ANDSF in de winter van 2017–2018 voor het eerst het offensief tegen de opstandelingen doorzetten, weliswaar op kleinere schaal, in combinatie met meer luchtaanvallen, om de opponent onder druk te houden en te verzwakken voor de lente.

50.

Hoe wordt verklaard dat de Taliban steeds meer gebied in handen krijgen? In welke mate hebben zij steun onder de bevolking?

Antwoord:

De ANDSF zijn sinds 2015 zelf verantwoordelijk voor de veiligheid in Afghanistan. Zij slagen er echter nog niet in zelfstandig de Taliban verder terug te dringen. Ook de hierboven beschreven beslissing van de Afghaanse regering om zich te concentreren op de bevolkingscentra speelt hierbij een rol. Mede als gevolg daarvan hebben de Taliban in deze gebieden meer bewegingsvrijheid gekregen, waardoor ze hun operaties beter kunnen coördineren en effectiever kunnen optreden. Hierdoor heeft de Taliban vooral in de rurale gebieden haar invloed kunnen uitbreiden.

Zoals ook aangegeven bij vraag 5, is het onduidelijk hoeveel steun de Taliban geniet onder de bevolking.

57.

Waaruit bestaat de 60 miljoen euro per jaar aan bijdragen aan de wederopbouw van Afghanistan precies?

59.

Wat is het totaalbedrag waarmee Nederland vanaf 2001 heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van Afghanistan?

60.

Kunt u de lijst van Ontwikkelingssamenwerkingsprojecten in Afghanistan die door Nederland worden ondersteund, delen met de Kamer, met daarbij toegelicht uit welk potje de financiering afkomstig is en wat het doel is van ieder afzonderlijk project?

Antwoord:

Onderstaand overzicht toont activiteiten die Nederland in Afghanistan ondersteunt in het kader van de langjarige ontwikkelingssamenwerkingsrelatie.

Project

Organisatie

Doel

Totale Middelen

Afghanistan Reconstruction Trust Fund (ARTF)

Wereldbank

Gecoördineerde inzet op het gebied van onderwijs, gezondheid, agricultuur, bestuur en infrastructuur. Daarnaast inzet op capaciteitsversterking van de Afghaanse overheid.

EUR 80 mln. voor 4 jaar – Budget Veiligheid & Rechtsorde

Law and Order Trust Fund for Afghanistan (LOTFA)

United Nations Development Programme

Betaling van politiesalarissen en capaciteitsopbouw politie en institutionele hervormingen Afghaanse Ministerie van Binnenlandse Zaken. Voorts: bredere inzet op rechtsorde.

EUR 75 mln. voor 5 jaar – Stabiliteitsfonds

Rule of Law II Kunduz

Deutsche Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit

Versterking van de rechtsinstituties in Kunduz en verbeterde toegang tot recht.

EUR 4,45 mln. voor 3 jaar – Budget Veiligheid & Rechtsorde

Afghan Justice Institutions Strengthening

International Development Law Organization

Verbeteren van capaciteit, kwaliteit en integriteit van juridische instellingen door training (van trainers) en steun aan de Afghan Independent Bar Association.

EUR 3 mln. voor 2,5 jaar – Budget Veiligheid & Rechtsorde

Support for non-state justice providers

The Asia Foundation

Capaciteitsopbouw niet-statelijke juridische actoren, verbeterde coördinatie tussen formele en informele rechtsstructuren, activiteiten gericht op (lokale) vredesopbouw.

USD 4,45 mln. voor 3 jaar – Budget Veiligheid & Rechtsorde

Afghanistan Urban Peace Building

UNHabitat

Verbeterde veiligheid en leefomstandigheden in steden en gemeenschappen, met name voor vrouwen en kwetsbare groepen.

EUR 5 mln. voor 2,5 jaar – Budget Veiligheid & Rechtsorde

Food for assets II

World Food Programme

Verbeterde voedselveiligheid van de meest kwetsbare groepen in Afghanistan door verbetering van productiviteit van boeren.

USD 5,4 mln. voor 2 jaar – Budget Veiligheid & Rechtsorde

National Agriculture Education College

Wageningen Universiteit en Research Centre

Verbeterde landbouw productiviteit door middel van algemeen toegankelijke en kwalitatief sterke educatie op het gebied van landbouw.

EUR 6,5 mln. voor 2 jaar – Budget Veiligheid & Rechtsorde

Monitoring Women's Peace and Security

Cordaid

Het verbeteren van de omstandigheden omtrent de implementatie van de 1325 agenda om geweld tegen vrouwen te verminderen, participatie in vredesprocessen voor vrouwen te verbeteren en het vergroten van gender sensitiviteit in de veiligheidssector.

EUR 3,9 mln. voor 2,5 jaar – Budget Veiligheid & Rechtsorde

Afghanistan Rights Monitor

Afghanistan Public Policy Research Organisation

Monitoring van fundamentele rechten, beleidsbeïnvloeding, en capaciteitsopbouw van publieke instellingen om deze rechten te beschermen.

EUR 3,4 mln. voor 3 jaar – Budget Veiligheid & Rechtsorde

Afghanistan Community-Led Economic Stability Project

Aga Khan Development Network

Capaciteitsopbouw (mensen en instituties), marktontwikkeling en verbetering van (toegang tot) de economische markt.

EUR 11 mln. voor 3 jaar – Budget Veiligheid & Rechtsorde

Safhe Jaded: Implementing the Afghan NAP 1325 by linking inclusive security and justice.

Oxfam Novib/Cordaid/Afghan Women’s Educational Center

Draagt bij aan verbeterde en meer inclusieve veiligheid en recht voor meisjes en vrouwen in Afghanistan.

EUR 2 mln. voor 4 jaar – Budget Vrouwen, Vrede en Veiligheid

Bright Future

Cordaid / The Bayat Foundation / 1% Club / (HBORL)

Het creëren van werkgelegenheid en verbeteren van de kennis, middelen en omstandigheden om een onderneming te starten. Gericht op jongeren in Kaboel.

EUR 5,9 mln. voor 5 jaar – Addressing Root Causes

Budget Veiligheid & Rechtsorde

Reducing Root Causes of Conflict, Instability and Irregular Migration through Sustainable Livelihoods, Improved Governance and Functioning RoL in Afghanistan

Norwegian Refugee Council (NRC) / Stichting Vluchteling / DACCAR

Het verbeteren van kansen, vaardigheden en kennis van jongeren op het gebied van agricultuur, en het verbeteren van de institutionele context voor het ondernemen in deze sector.

EUR 8,2 mln. voor 5 jaar – Addressing Root Causes Budget Veiligheid & Rechtsorde

Mine Action and Cluster Munition Programme

HALO Trust FUND

Activiteiten gericht op ontmijning, risico voorlichting, slachtofferhulp en capaciteitsversterking lokale medewerkers.

EUR 4,5 mln. voor 4 jaar – Ontmijningsprogramma (Stabiliteitsfonds)

Daarnaast financiert Nederland enkele activiteiten die niet alleen in Afghanistan plaatsvinden (en daarom niet zijn opgenomen in dit overzicht). Het betreft onder andere activiteiten in het kader van de Funding Leadership for Women (FLOW) subsidie en de Strategische Partnerschappen «Pleiten en Beinvloeden». Dit zijn partnerschappen onder leiding van CARE, Cordaid en Oxfam Novib. Het FLOW project in Afghanistan wordt uitgevoerd door Women for Women International. Uit non-ODA middelen draagt Nederland tevens sinds 2007 jaarlijks bij aan het Afghan National Army Trust Fund dat zich richt op versterking van het Afghaanse leger (zie ook antwoord op vraag 109). In 2017 gaat het om een bijdrage van EUR 5 miljoen.

Zoals eerder aan uw Kamer gemeld in onder meer de beantwoording van de vragen van uw commissie over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan Resolute Support in 2017 (Kamerstuk 27 925, nr. 604), heeft Nederland uit Ontwikkelingssamenwerkingsmiddelen vanaf 2001 ruim EUR 1 miljard bijgedragen aan de ontwikkeling van Afghanistan (kosten van militaire inzet is daarbij niet meegerekend, zie daarvoor antwoord op vraag 120).

61.

Wat houdt de rol van covoorzitter van de Oversight and Coordination Body in en hoe gaat Nederland deze rol invullen?

Antwoord:

De Oversight and Coordination Board wordt gevormd door de Afghaanse regering en alle donoren die bijdragen aan de financiering van de ANDSF. Als roulerend covoorzitter bepaalt Nederland de agenda samen met de permanente covoorzitter Afghanistan. Nederland draagt als covoorzitter bij aan coördinatie tussen de donoren, transparantie van de uitgaven voor de ANDSF en draagt zorg voor rekenschap door de Afghaanse overheid.

62.

Hoe apprecieert de regering het ARTF? Welke sectoren – behalve gezondheidszorg en onderwijs – doen het met steun vanuit het ARTF relatief goed en welke minder goed? Welke criteria hanteert de regering om de voortgang op het gebied van hervormingen te meten?

Antwoord:

De Wereldbank hanteert een veelheid aan indicatoren om de voortgang te meten en deze worden jaarlijks in een zogenaamde ARTF-scorecard gepresenteerd. Hieruit blijkt dat het ARTF goede resultaten boekt, ondanks de moeilijke omstandigheden waarin die worden gerealiseerd. Zo blijven de lage economische groei en hoge (jeugd)werkeloosheid in combinatie met een hoge bevolkingsgroei uitdagingen voor het behalen van de doelstellingen.

Desondanks is het aantal mensen dat toegang heeft tot kwalitatief goede basisdiensten als elektriciteit, water en sanitaire voorzieningen toegenomen. Positieve resultaten zijn ook geboekt in de landbouw, infrastructuur, gezondheidzorg en goed bestuur. Zo blijkt bijvoorbeeld uit de resultatenrapportage van het ARTF uit 2016 dat sinds 2002 6,2 miljoen Afghanen (verbeterde) toegang hebben gekregen tot een elektriciteitsconnectie en dat er 429 km elektriciteitsnetwerk is ontwikkeld en onderhouden. Ook is sinds 2002 ongeveer 33.

265 km aan rurale wegen gerepareerd en onderhouden.

In de onderwijssector is echter een licht dalende trend te zien in het aantal kinderen dat toegang heeft tot primair onderwijs, wat vooral wordt veroorzaakt door armoede en conflicten in rurale gebieden. Dit werd ook toegelicht in het Human Rights Watch rapport dat op 17 oktober 2017 verscheen over de voortgang van onderwijs voor meisjes in Afghanistan. Het rapport bevestigt de significante vordering die is gemaakt op het gebied van onderwijs voor meisjes in Afghanistan, maar maakt ook duidelijk dat sterke betrokkenheid van de internationale gemeenschap nodig blijft.

Verder wordt binnen het ARTF de Afghaanse overheid ondersteund in het doorvoeren van hervormingen op het terrein van public finance, managementbeheer van overheidsfinanciën en inkomsten, anti-corruptie maatregelen en revenue management.

63.

Hoe verklaart u de problematische situatie in het Law and Order Trust Fund for Afghanistan (LOFTA)? Is de verwachting dat de Nederlandse bevroren middelen nog vrij gaan komen voor het LOTFA? Zo ja, wanneer kan dit verwacht worden, en zo nee, heeft u een alternatieve bestemming op het oog voor deze middelen?

68.

Hoe is het mogelijk dat een groot aantal agenten dat salarisbetaling ontvangt, niet kan worden geverifieerd aan de hand van biometrische gegevens? Zijn dit zogenaamde spooksoldaten?

Antwoord:

Het in de artikel 100-brief beschreven kasoverschot heeft een aantal oorzaken, zoals wisselkoersvoordeel en hoge structurele bijdragen van donoren. Bij een trustfund als LOTFA is vaak sprake van een zeker kasoverschot om lopende betalingen te kunnen doen. Het huidige kasoverschot van LOTFA is echter disproportioneel.

In het verleden is structurele verificatie van agenten vanwege de gebrekkige veiligheidssituatie en infrastructuur in delen van Afghanistan problematisch gebleken. Een eenheid van de NAVO werkt momenteel aan de afronding van een geautomatiseerd personeels- en betalingssysteem waarmee adequate verificatie van politiepersoneel kan plaatsvinden. De definitieve cijfers zijn daarom nog niet bekend maar een initiële inventarisatie toont aan dat het vermoedelijk om een substantieel aantal niet te verifiëren agenten gaat.

Op basis van de genoemde problemen zal Nederland de LOTFA-bijdrage uitstellen totdat aan twee voorwaarden is voldaan: 1. overeenstemming over een herziene Terms of Reference (ToR) door betrokken partijen (donoren, UNDP en Afghaanse autoriteiten) die zullen leiden tot substantiële vermindering van het kasoverschot; 2. salarisbetaling vindt plaats op basis van het aantal geverifieerde agenten zoals voorgesteld door Nederland in de LOTFA werkgroep.

Omdat momenteel al belangrijke stappen worden ondernomen om bovenstaande voorwaarden te realiseren is de verwachting dat begin 2018 een beslissing kan worden genomen over de voortzetting van de bijdrage.

64.

Kunt u toelichten op welke manier het nieuwe programma met het Aga Khan Development Network poogt om de sociaaleconomische positie van vrouwen in het noorden van Afghanistan te verbeteren? Welk bedrag is met dit programma gemoeid?

66.

Zijn de gemeenschappen in het noorden van Afghanistan betrokken bij de ontwikkeling van het nieuwe programma dat de ambassade in Kaboel samen met de Aga Khan Development Network ontwikkelt en dat als doel heeft de sociaaleconomische ontwikkeling van vrouwen te verbeteren?

67.

Hoeveel vrouwen werken er actief mee aan de ontwikkeling van het nieuwe programma dat de ambassade in Kaboel samen met de Aga Khan Development Network ontwikkelt en dat als doel heeft de sociaaleconomische positie van vrouwen te verbeteren? En hoeveel van die vrouwen komen uit de gemeenschappen in het noorden van Afghanistan?

Antwoord:

Het Aga Khan Development Network betrekt de lokale bevolking, zowel mannen als vrouwen, bij de ontwikkeling van haar programma’s in Afghanistan. Het nieuwe programma zet in op het verbeteren van de sociaaleconomische positie van vrouwen in het noorden van Afghanistan, door onder andere de economische activiteiten van vrouwen te stimuleren, de markttoegang voor vrouwen te vergroten, de toegang tot (micro-) financiering voor vrouwelijke ondernemers te verhogen en het aanbieden van training voor vrouwen in bijvoorbeeld ondernemerschap. De looptijd van dit programma is drie jaar en het beoogde bedrag is EUR 11 miljoen.

65.

Wat is het doel van het programma van het Duitse Gesellschaft fur Internationale Zusammenarbeit ter ondersteuning van de rechtstaat met specifieke aandacht voor vrouwenrechten? Wat houdt een dergelijke programma concreet in?

Antwoord:

Het doel van dit programma is om de toegang van vrouwen tot het justitiële systeem te verbeteren. In dit programma ondersteunt Nederland onder meer een juridische faculteit, zodat meer vrouwen in functies in de justitiële sector kunnen werken. Ook wordt gewerkt aan de verbetering van de rechtsbijstand voor vrouwen en wordt de capaciteit van vrouwenorganisaties verder vergroot.

69.

Wat wordt precies bedoeld met de «informele juridische sector» in Afghanistan? Kunt u daarvan een beeld schetsen, inclusief de waarborgen binnen die sector voor rechtsstatelijke aspecten?

Antwoord:

De informele juridische sector in Afghanistan behelst de actoren buiten de formele juridische sector (i.e. rechters, aanklagers, advocaten en rechtshandhavers) die zich bezigen met het oplossen van geschillen. Het gaat daarbij om mechanismen, zoals lokale raden (shuras of jirgas), waarmee geschillen tussen burgers worden opgelost. Een belangrijk doel van het door Nederland gesteunde programma is versterking van de rechtsstatelijke kennis binnen de informele juridische sector en het vergroten van de uitwisseling met de formele juridische sector.

70.

Wat is de totale omvang van de Nederlandse bijdrage aan scholing en werkgelegenheid in het kader van de Addressing Root Causes-projecten en om hoeveel projecten gaat het hier?

77.

Waaruit bestaan de verschillende Addressing Root Causes-projecten nog meer naast bijdragen aan scholing en werkgelegenheid in Afghanistan?

Antwoord:

Twee activiteiten worden voor een periode van vijf jaar binnen het Addressing Root Causes (ARC) programma gefinancierd voor een totaalbedrag van ruim EUR 14 miljoen. De activiteiten richten zich op het creëren van werkgelegenheid voor jonge Afghanen en worden uitgevoerd door Cordaid en partners en de Norwegian Refugee Council (NRC) en partners.

Cordaid en partners helpen hoogopgeleide jongeren in Kaboel met het opzetten van een startup of het vinden van een baan door middel van onder andere trainingen, toegang tot financiering en de juiste netwerken, en het opzetten van een juridische helpdesk.

De Norwegian Refugee Council (NRC) en partners helpen kwetsbare boeren hun productie en inkomen te vergroten, en de toegang tot werkgelegenheid voor laagopgeleide jongeren in rurale gebieden te verbeteren. NRC ondersteunt dit met activiteiten gericht op het verbeteren van de dienstverlening van lokale overheden en het vermogen van deze boeren en jongeren om aanspraak te maken op basisrechten, zoals land- en eigendomsrechten.

71.

Kunt u toelichten wat momenteel de omstandigheden zijn waarin alleenstaande minderjarigen terugkeren? En gaat het hier om vrijwillige terugkeer of om het terugsturen van asielzoekers?

Antwoord:

Alleenstaande minderjarigen (AMV’s) die zelfstandig willen terugkeren, kunnen een beroep doen op de assistentie van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) of de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM).

Wanneer AMV’s niet willen terugkeren, is gedwongen terugkeer van alleenstaande minderjarigen mogelijk aan de orde. Daarbij wordt toereikende opvang in Afghanistan als voorwaarde gesteld. Bij terugkeer van AMV’s staat in het belang van het kind hereniging met de ouders of andere familieleden voorop. Slechts wanneer opvang door ouders of familie niet mogelijk blijkt, wordt naar andere mogelijkheden van toereikende opvang gezocht. Onder toereikende opvang in het land van herkomst wordt iedere opvang (ongeacht de vorm) verstaan waarvan de omstandigheden vergelijkbaar zijn met de omstandigheden waaronder opvang wordt geboden aan leeftijdsgenoten die zich in een gelijkwaardige positie als de terugkerende AMV bevinden.

Een opvangvoorziening wordt aangemerkt als toereikend als de opvangvoorziening de minderjarige in ieder geval naar lokale maatstaven biedt:

  • Onderdak tot de minderjarige de leeftijd van 18 jaar zal bereiken, tenzij de opvang dient tot het overbruggen van een beperkte periode, waarna de minderjarige door zijn eigen familie, of door anderen bij wie er sprake is van toereikende opvang, kan worden opgevangen;

  • Beschikbaarheid van voedsel, kleding en hygiëne;

  • Toegang tot onderwijsvoorzieningen; en

  • Aanwezigheid van medische verzorging.

Bij het zoeken naar toereikende opvang zal er primair naar worden gestreefd de minderjarige met de ouder(s) of andere familieleden te herenigen. Opvang bij ouders is in beginsel aan te merken als toereikend. Ook kan het zijn dat uit feiten en omstandigheden naar voren komt dat een ander familielid (of een meerderjarige, niet zijnde een familielid) toereikende opvang kan bieden. Dit is maatwerk en wordt per casus onderzocht.

Mocht het niet lukken om de minderjarige met de ouder(s) of andere familieleden te herenigen, wordt onderzocht of toereikende opvang in een (particuliere of van overheidswege) opvanginstelling voorhanden is. Voor Afghanistan geldt op dit moment dat algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn en de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.

72.

Wat zijn de doorslaggevende criteria waarop de meerderheid van de Afghaanse asielaanvragen in Nederland wordt afgewezen?

Antwoord:

Elke zaak wordt op de eigen merites beoordeeld. Asielaanvragen van personen uit Afghanistan worden getoetst aan het algemeen asielbeleid dat in het landgeboden asielbeleid voor asielzoekers uit Afghanistan nader is ingevuld. Hierbij wordt rekening gehouden met de specifieke omstandigheden in een zaak en de algemene situatie in het land van herkomst. Of een asielaanvraag al dan niet wordt afgewezen hangt daardoor van de individuele omstandigheden van de zaak af. Het is niet mogelijk te zeggen wat in algemene zin de doorslaggevende criteria zijn waarop asielaanvragen van vreemdelingen uit Afghanistan worden afgewezen.

73.

Hoe verhouden de gebrekkige veiligheidssituatie en de beperkte economische perspectieven voor Afghanen zich tot irreguliere migratie afkomstig vanuit Afghanistan? Is hier sprake van een directe correlatie of ligt deze verhouding complexer?

74.

Welk verband ziet het kabinet in algemene zin tussen ontwikkeling en migratie in Afghanistan, en specifiek tussen de Nederlandse bijdrage aan de Resolute Support Missie (RSM) en de vermindering van irreguliere migratie?

Antwoord:

Verschillende studies naar de oorzaken van irreguliere migratie vanuit Afghanistan tonen aan dat gebrek aan economisch perspectief, slecht bestuur en onveiligheid de belangrijkste redenen voor vertrek zijn («push-factoren»). De Nederlandse inzet in Afghanistan, onder meer via Resolute Support, richt zich op aanpak van deze grondoorzaken. Daarmee draagt Nederland bij aan een verbetering van de leefomgeving en het scheppen van kansen en perspectief om te voorkomen dat Afghanen zich genoodzaakt voelen om te vertrekken.

Naast «push-factoren» spelen echter ook andere factoren een rol bij het besluit om te migreren, zoals culturele factoren (migratietraditie), «pull-factoren» (veel hogere lonen en welvaart in Europa, verspreiding van succesverhalen door mensensmokkelaars en Afghaanse diaspora in Europa) en de toegenomen mogelijkheden om naar Europa te migreren (de kosten van een reis via mensensmokkelaars zijn afgenomen). Vanwege het complexe samenspel van factoren dat ten grondslag ligt aan de irreguliere migratie vanuit Afghanistan, is het niet altijd mogelijk om causale verbanden met veranderingen in de veiligheids- of economische situatie vast te stellen.

75.

Hoe verklaart u het gegeven dat ondanks de geschetste zeer zorgelijke veiligheidssituatie in Afghanistan de meerderheid van de asielaanvragen wordt afgewezen? Is het kabinet van plan de status van Afghanistan als «veilig land» te herzien in het kader van het terugkeerbeleid?

Antwoord:

Nederland kent een zorgvuldige asielprocedure waarin wordt gekeken naar de individuele omstandigheden en de informatie die bekend is over de situatie in het land van herkomst om te beoordelen of een vreemdeling vluchtelingrechtelijke bescherming nodig heeft. De afweging of Afghanistan een veilig land is in de context van het terugkeerbeleid wordt gemaakt op basis van het meest recente algemene ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/ambtsberichten/2016/11/15/algemeen-ambtsbericht-afghanistan).

Het is bekend dat de veiligheidssituatie in delen van Afghanistan zorgen baart. Indien een persoon zich bij terugkeer in een zeer bedreigende situatie zou bevinden, komt hij of zij dan ook in aanmerking voor verblijf in Nederland. Dat betekent echter niet dat geen enkele vreemdeling afkomstig uit Afghanistan zou kunnen terugkeren. Het staat terugkeerders bovendien vrij zich binnen het land te vestigen waar ze willen. Nederland monitort de veiligheidssituatie nauwkeurig en beziet steeds of er sprake is van een veranderende situatie met gevolgen voor het asiel- en terugkeerbeleid. Van een beleidswijziging is op dit punt echter geen sprake.

76.

Verwacht u dat het absorptievermogen van Afghanistan om zowel vrijwillige als gedwongen terugkeerders uit Europa als uit Pakistan en Iran perspectief te bieden voldoende zal zijn? Zo ja, waarom?

Antwoord:

De grootschalige terugkeer van Afghaanse migranten uit Pakistan en Iran (meer dan 700.000 in 2016) legt een grote druk op de Afghaanse publieke voorzieningen, (voedsel)prijzen en werkgelegenheid. De regio’s waarin dit met name speelt, laten echter een groot absorptievermogen zien. Opvang van de terugkeerders verloopt door integratie in bredere familie- en clanstructuren relatief goed.

Voor de toekomst vormen werkgelegenheid en allocatie van land wel uitdagingen, evenals de noodzaak tot uitbreiding van basisvoorzieningen. Nederland ondersteunt de Afghaanse overheid via onder andere de EU, UNHCR, het WFP en Nederlandse hulporganisaties, zoals Cordaid, op deze specifieke punten.

78.

Hoeveel mensen zijn in het kader van de Joint Way Forward al vanuit Nederland naar Afghanistan gedwongen uitgezet? Kunt u hierbij een onderscheid maken naar de verschillende stammen en minder- en meerderjarigen?

81.

Hoeveel mensen zijn sinds het tekenen van de Joint Way Forward vrijwillig teruggekeerd naar Afghanistan? Waarom zijn zij nu wél en eerder niet vrijwillig teruggekeerd?

84.

Kunt u schetsen op welke wijze Afghanistan meewerkt aan de gedwongen terugkeer van Afghaanse asielzoekers wiens aanvraag in Nederland is afgewezen? Wat zijn knelpunten in deze kwestie?

86.

Hoeveel Afghaanse vluchtelingen zijn het afgelopen jaar vanuit Nederland teruggestuurd naar Afghanistan? Hoeveel kinderen zaten daarbij?

Antwoord:

Nederland werkt op het gebied van terugkeer niet op basis van de Joint Way Forward samen met Afghanistan. Op politiek niveau blijft Nederland aandacht vragen voor de uitvoering van terugkeer-afspraken.

Terugkeer gebeurt op grond van de gemaakte werkafspraken in de vorm van een Memorandum of Understanding (MoU). De diplomatieke vertegenwoordiging van Afghanistan in Nederland geeft (vervangende) reisdocumenten af aan vreemdelingen die willen terugkeren naar Afghanistan. Als een Afghaanse vreemdeling wil terugkeren dan kan hij zelfstandig, met assistentie van de DT&V, de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) of een andere ondersteunende organisatie een (vervangend) reisdocument verkrijgen bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Afghanistan. Hoeveel vreemdelingen vrijwillig zijn vertrokken is terug te vinden op de website van IOM. Of daarin een verband is te ontdekken met het afsluiten van de Joint Way Forward vanuit Europa valt niet te zeggen.

De mogelijkheid tot gedwongen terugkeer is gebaseerd op het met de Afghaanse autoriteiten en de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen (UNHCR) gesloten tripartite-Memorandum of Understanding (MoU) van 18 maart 2003. Indien nodig stelt de Afghaanse vertegenwoordiging de nationaliteit van een vreemdeling vast tijdens een presentatie in persoon. De Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) legt een geplande uitzetting van een Afghaan voor aan de Afghaanse autoriteiten in Afghanistan. Wanneer er binnen vier weken geen bezwaar gemaakt wordt tegen de uitzetting, kan de DT&V over gaan tot het daadwerkelijk uitzetten van de vreemdeling. De DT&V laat minstens twee weken voor het daadwerkelijk vertrek van de vreemdeling weten aan het Afghaanse Ministry of Refugees and Repatriations (MoRR) dat de vreemdeling binnenkort arriveert. Dit gebeurt door tussenkomst van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken via de Nederlandse ambassade in Kaboel. In de aanmelding worden de personalia en geboorteplaats van de vreemdeling en de datum en het tijdstip van aankomst vermeld.

Aangezien de Afghaanse vertegenwoordiging in Nederland geen (vervangende) reisdocumenten verstrekt voor gedwongen terugkeer, gebruikt Nederland hiervoor een Europees reisdocument (EU-staat).

In 2016 zijn ongeveer 35 vreemdelingen uitgezet naar Afghanistan, waaronder ongeveer 10 kinderen. In 2017 (tot 1 oktober) zijn ongeveer 50 vreemdelingen uitgezet naar Afghanistan, waaronder ongeveer 15 kinderen. Afkomst op basis van stammen wordt niet geregistreerd in de systemen.

79.

Zijn er EU-lidstaten die momenteel geen mensen terug naar Afghanistan sturen? Zo ja, welke en waarom?

Antwoord:

Het kabinet beschikt niet over specifieke informatie over het terugkeerbeleid van iedere afzonderlijke EU-lidstaat. Uit de Eurostat-data kan echter worden opgemaakt dat uit alle EU-lidstaten waar een terugkeerbesluit voor Afghanistan is afgegeven ook Afghaanse vreemdelingen zijn teruggekeerd.

80.

Met hoeveel geld ondersteunt Nederland Afghanistan met betrekking tot migratie? Kunt u hierbij specificeren via welke organisaties dit geld verdeeld wordt?

Antwoord:

In EU-verband draagt Nederland in het kader van de Joint Way Forward bij aan de cofinanciering van uitgebreide programma’s ter bevordering van onder andere werkgelegenheid, mogelijkheden voor arbeidsmigratie binnen de regio en capaciteitsversterking van de overheid. Deze programma’s dragen bij aan de duurzame herintegratie van teruggekeerde Afghanen. Onder de Joint Way Forward is hier vanuit de EU een bedrag van ongeveer 78 miljoen euro voor gereserveerd.

Voorts draagt Nederland via verschillende organisaties en projecten bij aan het verminderen van grondoorzaken van instabiliteit in en migratie vanuit Afghanistan (zie ook het overzicht onder vraag 57, 59 en 60). Omdat deze bijdragen zich richten op bredere doelstellingen dan alleen de inzet op migratiegebied, is het niet mogelijk een uitgesplitst bedrag te noemen voor steun op het thema migratie.

Via een programma van het World Food Programme ondersteunt Nederland de allerarmsten, waaronder teruggekeerde Afghanen en ontheemden, bij het opbouwen van eigen inkomsten en toekomstperspectief in onder andere de landbouwsector. Ten slotte draagt Nederland via core funding aan UNHCR ook substantieel bij aan de succesvolle ondersteuning door UNHCR van Afghaanse terugkeerders uit Pakistan.

82.

Hoeveel mensen zijn sinds 2001 Afghanistan ontvlucht? Hoeveel van hen zijn naar de EU gekomen? Hoeveel van hen zijn naar Nederland gekomen?

Antwoord:

Omdat niet alle vluchtelingen geregistreerd zijn, lopen schattingen uiteen. Volgens UNHCR zijn er momenteel wereldwijd ongeveer 2,7 miljoen Afghaanse vluchtelingen. Daarnaast zijn bijna 1,2 miljoen mensen binnenlands ontheemd in Afghanistan. Veruit het grootste deel van de vluchtelingen verblijft in de regio. Nog steeds bevinden zich vele Afghaanse vluchtelingen in Iran en Pakistan, terwijl slechts een klein deel naar Europa afreist. Desalniettemin behoren Afghanen al jaren tot de nationaliteiten met de hoogste instroom in Europa en in Nederland. Het aantal asielaanvragen door Afghanen in Europa en Nederland is per jaar terug te vinden in de Eurostat-database, in 2016 waren in Nederland 1.026 en in de EU (met Noorwegen en Zwitserland) 185.050 eerste asielaanvragen van Afghanen afkomstig.

83.

Hoe verhoudt de vluchtelingenstroom uit Afghanistan in de jaren nul en tien van deze eeuw zich tot de vluchtelingenstroom uit de jaren negentig van de vorige eeuw?

Antwoord:

De val van het communistische regime in Afghanistan in 1992 en de daaropvolgende burgeroorlog veroorzaakte destijds een grote migratiestroom richting Europa en Nederland. Vooral kapitaalkrachtige en hoogopgeleide Afghanen kozen voor de VS en Europa. Eind jaren negentig was Afghanistan daardoor samen met Irak het belangrijkste herkomstland voor asielaanvragen in Nederland. Een groot aantal van deze vluchtelingen is de afgelopen jaren weer teruggekeerd. Na de inval van de Amerikanen in 2001 ontstonden er weer nieuwe vluchtelingenstromen. Het aantal asielaanvragen door Afghanen is wel beduidend lager dan in de jaren negentig. Ten opzichte van de jaren negentig zijn naast de slechte veiligheidssituatie ook de slechte economische situatie, hoge werkloosheid en gebrek aan perspectief steeds belangrijkere redenen geworden voor Afghanen om te vertrekken.

85.

Is het voorgekomen dat Afghanistan heeft geweigerd uitgeprocedeerde asielzoekers met de Afghaanse nationaliteit uit Nederland terug te nemen? Zo ja, hoe vaak? Wat waren daarvan de consequenties?

Antwoord:

Dit wordt niet geregistreerd. Indien in het individuele geval een vreemdeling aan de grens geweigerd wordt, zal de vreemdeling mee teruggaan naar Nederland. In Nederland zal worden uitgezocht wat de reden van weigering was en zal indien nodig contact worden gezocht met de diplomatieke vertegenwoordiging.

87.

Waarom ligt de nadruk in de ANDSF-roadmap specifiek op de uitbouw van de special forces (SF) en de verdere verzelfstandiging van de Afghaanse luchtmacht? Op welke manier draagt dit bij aan burgerbescherming?

Antwoord:

De nadruk in de ANDSF-roadmap ligt op de uitbouw van de Special Forces en de verzelfstandiging van de Afghaanse luchtmacht, omdat dit betrouwbare eenheden zijn die gemakkelijker en sneller in te zetten zijn dan reguliere grondtroepen. Bovendien hebben deze eenheden een hogere succesfactor en zijn ze uitgerust om te vechten in moeilijke gebieden onder extreme omstandigheden. Een betrouwbaardere ANDSF met een luchtmacht die zelfstandig in de lucht kan opereren, zal beter in staat zijn de veiligheid van de burgers te garanderen.

88.

Kunt u specifiek aangeven op welke wijze RSM het Afghaanse leger en de politie traint, adviseert en assisteert?

Antwoord:

Het trainingsdeel bevat staf- en scenariotrainingen, assessments en evaluaties door RS. Ook worden programma’s ontwikkeld om de Afghaanse veiligheidstroepen te onderwijzen en hen in staat te stellen de eigen eenheden te kunnen trainen en gereed stellen.

Het adviseringsdeel bevat observaties, evaluaties en rapportage over de prestaties van de Afghan Security Institutions (ASI) en de ANDSF. Op basis hiervan kunnen zij hun inzet verbeteren.

De assistentie-activiteiten zijn gedefinieerd als ondersteuning in de uitvoering van taken gericht op de ontwikkeling van ASI- en ANDSF-systemen, processen en procedures. Dit bevat activiteiten zoals administratieve taken, beleid, planning en financieel management.

89.

Hoe wordt de ondersteuning via RSM van het Afghaanse leger en politie afgestemd met andere vormen van ondersteuning in Afghanistan? Kunt u ook toelichten hoe er wordt voortgebouwd op en aangesloten wordt bij de afgelopen EUPOL missie?

Antwoord:

Nederland voert een geïntegreerd Afghanistan beleid waarbij de verschillende vormen van inzet in Afghanistan nauw op elkaar aansluiten. Zie daarbij ook het onderdeel «samenhang» van de voorliggende artikel-100 brief en het antwoord op vraag 115.

Daarnaast is donorcoördinatie van belang om de geïntegreerde inzet van Nederland aan te laten sluiten op internationale inspanningen in Afghanistan. Hiertoe neemt Nederland onder andere deel aan het informele Nordics+ samenwerkingsverband en het Oversight and Coordination Board. Nederland bekleedt in het tweede helft van 2017 het roulerende voorzitterschap van beide verbanden.

In samenwerking met het NAVO Centre of Excellence for Stability Policing (COE SP) zal Nederland begin 2018 vier trainers leveren die een aantal kortdurende trainingen zullen verzorgen voor mentoren (hogere Afghaanse politieofficieren) van de Afghan Uniformed Police. Het NAVO-Joint Forces Command in Brunssum heeft verzocht om deze trainingen die aansluiten op de door de commandant van Resolute Support geconstateerde behoefte aan specifieke politietraining.

Na het aflopen van de EUPOL-missie in Afghanistan eind 2016, heeft de Raad van de Europese Unie in februari 2017 besloten tot de instelling van een EU Police Advisory Team (EUPAT) voor de duur van het mandaat van de Speciaal Vertegenwoordiger van de EU (EUSV) in Afghanistan (tot en met 31 augustus 2017). Nederland leverde de programme manager van het team dat de opdracht had om namens de EU bij te dragen aan de hervorming van de Afghaanse politie en de justitiële keten. EUPAT werd op 6 juni 2017 operationeel, maar de missie moest op last van de Europese Dienst voor het Externe Optreden (EDEO) vanwege de toenemende onveiligheid in Kaboel op 24 juli haar activiteiten opschorten. Met het aflopen van het mandaat van de EUSV op 31 augustus 2017 is EUPAT ten einde gekomen.

De EUSV is op initiatief van met name Hoge Vertegenwoordiger Mogherini vervangen door een EU Speciaal Gezant, de heer Roland Kobia. De speciaal gezant zal vanuit Brussel opereren en zich vooral richten op het Afghaanse vredesproces en regionale ontwikkelingen. Ook zal hij de EU vertegenwoordigen bij de verschillende internationale fora die gericht zijn op Afghanistan en de regio. De eerdere rol van EUPOL op het gebied van het ondersteunen van de Afghaanse politie is niet opgenomen in het mandaat van de Speciaal Gezant. Wel financiert de EU de helft van een gepland programma dat GiZ voor een duur van drie jaar uit zal voeren ter ondersteuning van de Afghaanse politie. Dit programma is gericht op het adviseren van het Afghaanse Ministerie van Binnenlandse Zaken bij de implementatie van benodigde hervormingen binnen het ministerie. Tevens voert GiZ het Police Cooperation Project (PCP) uit waarmee de lees- en schrijfvaardigheden van politieagenten in het hele land worden verbeterd. Vanaf 2018 zal het PCP ook gericht zijn op Community Policing.

90.

Is er een officiële reactie van de regering gekomen op het verzoek van de NAVO om meer troepen te sturen? Zo ja, wat was de inhoud van die reactie? Zo nee, gaat die reactie er nog komen?

99.

In hoeverre acht u het waarschijnlijk dat de Nederlandse deelname aan RSM verder wordt uitgebreid als de situatie in Afghanistan daarom vraagt?

110.

Waarom staat in de artikel 100-brief niet vermeld dat de VS Nederland op 24 mei jl. formeel verzocht hebben om de bijdrage aan Resolute Support te continueren en intensiveren? Wat behelsde dit verzoek en op welke wijze heeft u invulling gegeven aan de verzochte «intensivering»?

111.

Kunt u nader ingaan op het recente verzoek om extra bijdragen van DSACEUR? In hoeverre is een chirurgisch team van zeven personen dat Nederland in reactie daarop heeft aangeboden een proportionele extra bijdrage? Hoe is hierop gereageerd binnen de NAVO?

Antwoord:

Ja. De reactie op de genoemde verzoeken komt overeen met hetgeen is gesteld in de artikel 100-brief. DSACEUR had graag gezien dat Nederland in Afghanistan nog meer zou doen. Verzoeken van bondgenoten worden altijd serieus onderzocht, maar op dit moment is het beslag dat de Nederlandse bijdragen in NAVO-, VN-, EU- en coalitieverband leggen op de krijgsmacht dusdanig dat een substantiële toename van Nederlandse eenheden binnen Resolute Support voor nu niet haalbaar is. Wel voegt Nederland, binnen het huidige troepenplafond, een chirurgisch team van zeven personen toe aan de Nederlandse bijdrage aan TAAC-North. Verder zal Nederland eventuele verzoeken voor nichecapaciteitenserieus onderzoeken, indien daar binnen de missie behoefte aan is. Hierover is nauw contact met de NAVO en met framework nation Duitsland.

De NAVO waardeert de bijdrage die Nederland al meer dan zestien jaar levert in Afghanistan en de grote inspanningen en offers die hiermee zijn gemoeid. De Nederlandse bijdrage blijft overigens proportioneel als deze wordt gemeten ten opzichte van vergelijkbare landen. Zie daarbij ook het antwoord op vragen 97, 103 en 108.

92.

Hoeveel huurlingen zijn in Afghanistan actief, bijvoorbeeld voor beveiliging van transport?

Antwoord:

Er zijn meer dan 3000 civiele contractpartijen actief voor RSM in Afghanistan. Deze civiele partijen zijn allemaal ongewapend en verrichten geen beveiligingstaken. De NAVO staat dit niet toe.

93.

Hoeveel NAVO-troepen zijn er nu in Afghanistan en met hoeveel wordt dit de aankomende periode uitgebreid?

103.

Hoe verhoudt de Nederlandse bijdrage aan Resolute Support zich tot de bijdrage van andere deelnemende landen, in het bijzonder de NAVO-lidstaten? Kunt u een overzicht maken van bijdragen van landen en aangeven hoe groot de Nederlandse bijdrage procentueel op het geheel van Resolute Support zal bedragen?

108.

Welke 41 landen nemen deel aan Resolute Support en met hoeveel militairen?

Antwoord:

Aan Resolute Support nemen de volgende landen deel:

Land

Troepenplafond

Land

Troepenplafond

Land

Troepenplafond

Albanië

83

Italië

1037

Slowakije

40

Armenië

121

Kroatië

94

Slovenië

7

Australië

270

Litouwen

21

Spanje

8

Azerbeidzjan

94

Letland

22

Tsjechië

216

België

62

Luxemburg

1

Turkije

558

Bosnië & Herzegovina

55

Mongolië

 

VK

500

Bulgarije

86

Montenegro

18

VS

6.941

Denemarken

97

Nederland

100

Vjr. Macedonië

39

Duitsland

980

Nieuw-Zeeland

10

Zweden

28

Estland

4

Noorwegen

42

   

Finland

29

Oekraïne

10

Totaal

13.459

Griekenland

4

Oostenrijk

13

   

Georgië

870

Polen

192

   

Hongarije

90

Portugal

10

   

IJsland

2

Roemenië

588

   

NAVO-landen leveren op dit moment 11.785 troepen in Afghanistan, waarvan het merendeel (6941) Amerikaans is. Daarnaast zijn er nog 1674 niet-NAVO-coalitietroepen actief in Afghanistan. Het aantal troepen komt hiermee uit op 13.459 (peildatum maart 2017).

De komende periode wordt het aantal troepen uitgebreid, het exacte aantal is nog niet bekend. Onder andere Australië, Denemarken, Noorwegen, Portugal, het VK en de VS hebben aangekondigd het aantal troepen op te hogen.

94.

Wanneer kan de Afghaanse luchtmacht naar uw verwachting op eigen benen staan? Welk percentage van de bombardementen op de Taliban, ISKP en andere terreurgroepen neemt de Afghaanse luchtmacht momenteel voor zijn rekening?

Antwoord:

Het is onwaarschijnlijk dat de Afghaanse luchtmacht (AAF) binnen enkele jaren op eigen benen kan staan. De AAF zal nog lang afhankelijk zijn van Amerikaanse (financiële) steun op het gebied van training, onderhoud en bevoorrading. Wel moet worden gezegd dat de AAF de laatste jaren dankzij deze omvangrijke Amerikaanse steun professioneler is geworden en tot op zekere hoogte zelfstandig operaties kan uitvoeren.

Nederland beschikt niet over de gegevens van bombardementen van de AAF.

96.

In zijn toespraak op 21 augustus kondigde Amerikaans president Trump aan dat bij de voortzetting van de missie in Afghanistan het Amerikaanse beleid zich niet meer zou richten op nation-building, maar op het doden van terroristen. Kan een nadere toelichting gegeven worden op hoe de wijziging in het Amerikaanse beleid invloed heeft op de Nederlandse doelstellingen?

97.

Kunt u, gezien de wijziging in het Amerikaanse beleid, aangeven hoe Nederland de geïntegreerde aanpak van deze missie zal waarborgen?

105.

Deelt Nederland de Amerikaanse visie op Afghanistan of worden nadrukkelijk andere accenten gelegd?

Antwoord:

De Amerikaanse President Trump heeft verklaard dat «winnen in Afghanistan vrede betekent». Voor de Amerikaanse administratie heeft een politieke oplossing daarom nog steeds prioriteit. De Amerikaanse strategie hiertoe bevat drie hoofdlijnen.

Allereerst, verschuift de Amerikaanse inzet in Afghanistan, in lijn met de NAVO inzet, van een time-based approach naar een conditions-based approach. Ten tweede, blijft de VS inzetten op een geïntegreerd beleid van diplomatieke, economische en militaire inzet. Er is vooralsnog dan ook geen sprake van het verminderen van de Amerikaanse ontwikkelingssamenwerkingssteun aan Afghanistan. Ten derde, kiest de VS voor een regionale benadering waarbij regionale spelers zoals Pakistan en India nog meer worden betrokken om vrede mogelijk te maken.

Concreet zet de VS in op een vredesakkoord tussen de Afghaanse regering en de opstandelingen dat voldoet aan de volgende voorwaarden: een einde aan het geweld, respect voor de Afghaanse Grondwet en het doorsnijden van alle banden met terroristische organisaties. Net als Nederland, steunt de VS een Afghan-led en Afghan-owned proces waarbij samenwerking wordt verleend op basis van afspraken die zijn gemaakt met de Afghaanse overheid. Nederland blijft daarbij specifiek accenten leggen op mensenrechten, gendergelijkheid, bestrijding van corruptie, belang van hervormingen en de noodzaak voor een inclusief vredesproces. Hoewel de Amerikaanse president soms een andere toon heeft dan zijn voorgangers, bestaat er nog steeds grote overlap tussen de Amerikaanse en Nederlandse inzet in Afghanistan.

98.

Welke voorwaarden hanteren de Amerikanen om hun bijdrage aan RSM te bepalen voor de komende jaren? Gaat ook de Nederlandse regering deze benadering overnemen?

Antwoord:

De inzet van de VS in Afghanistan is zoals gezegd niet langer time-based, maar conditions-based. Uw Kamer is eerder reeds geïnformeerd over het feit dat de NAVO ook een conditions-based benadering heeft in Afghanistan (zie ook het verslag van het AO RSM van 22 december 2016, Kamerstuk 27 925, nr. 605).

Mede op aandringen van Nederland heeft de NAVO diverse voorwaarden gesteld aan de steun aan Afghanistan (zie onder meer het verslag van de NAVO-top van 2016, Kamerstuk met kenmerk: 28 676, nr. 252). Zo dient Afghanistan de bilaterale en internationale afspraken over het terugnemen van migranten na te leven, grotere financiële verantwoordelijkheid op zich te nemen en zorg te dragen voor gelijke behandeling van vrouwen en bescherming van kinderen.

100.

Steunt de NAVO de harde lijn die de Amerikaanse regering hanteert ten aanzien van Pakistan en de expliciete vraag aan India om een grotere rol op zich te nemen als het gaat om de sociaaleconomische ontwikkeling van Afghanistan? Steunt de EU deze lijn?

101.

Zijn er al merkbare verbeteringen als gevolg van de harde lijn die de Amerikaanse regering hanteert ten aanzien van Pakistan en de expliciete vraag aan India om een grotere rol op zich te nemen als het gaat om de sociaaleconomische ontwikkeling van Afghanistan? En zo nee, op welke termijn zou dit verbeteringen gaan opleveren?

102.

Hoe beoordeelt u de beschuldigingen (https://www.volkskrant.nl/buitenland/kritiek-trump-wegens-afghanistan-op-buurlanden-pakistan-en-china-valt-niet-in-goede-aarde~a4512726/) van de Amerikaanse president in de richting van Pakistan, dat een veilige haven zou bieden aan «agenten van chaos, geweld en terrorisme»? Bent u bereid zich aan te sluiten bij deze kritiek en de druk op Pakistan op te voeren om te stoppen met (gedoog)steun aan jihadisten?

Antwoord:

Het tot stand brengen van een vredesproces is essentieel om duurzame stabiliteit en veiligheid in Afghanistan en de regio te bewerkstelligen. Buurlanden van Afghanistan, in het bijzonder Pakistan, hebben grote invloed op Afghanistan en het vredesproces. Het is dan ook essentieel dat Pakistan een constructieve bijdrage levert aan een Afghan-led en Afghan-owned vredesproces. Nederland en EU-partners dragen deze boodschap actief uit in gesprekken met Pakistan. Zie ook het antwoord op vraag 29.

Pakistan liet duidelijk merken dat het niet gediend is van publiekelijke beschuldigingen van het steunen van terrorisme en ook dat het geen voorstander is van een grotere rol voor India in Afghanistan. Pakistan lijkt zich in toenemende mate onbegrepen en geïsoleerd te voelen.

India heeft aangegeven door te gaan met het stimuleren van de sociaaleconomische ontwikkeling van Afghanistan. De Indiase steun bestaat uit een pakket van ruim 3 miljard USD voor bilaterale ontwikkelingssamenwerking.

Op verzoek van Afghanistan worden activiteiten gefinancierd in de sectoren onderwijs, gezondheidszorg, landbouw, (energie)infrastructuur en watermanagement. India was, is en blijft terughoudend met militaire steun aan Afghanistan. India biedt capaciteitsopbouw inzake militaire medische zorg en politietrainingen.

104.

Hoeveel militairen biedt Nederland in totaal aan ten behoeve van Resolute Support? Blijft de bijdrage beperkt tot ca. 100 militairen, of komt het chirurgisch team van zeven personen bovenop dit (eerdere) aantal?

Antwoord:

Nederland levert ongeveer honderd militairen aan de Resolute Support Mission, verdeeld over verschillende elementen van de missie. Het chirurgisch team van zeven personen valt hier onder.

109.

Waarop doelt de regering met de opmerking dat via het ANA Trust Fund «financiële assistentie» wordt verleend bij «investeringen in de veiligheidssector»?

Antwoord:

Het Afghan National Army Trust Fund (ANA TF) is in 2006 opgericht door de Noord-Atlantische Raad (NAR), aanvankelijk ter financiering van transport en installatiekosten van uitrusting geschonken door de toen nog bestaande ISAF-missie aan het Afghaanse leger (ANA). Het fonds is sindsdien ingericht om NAVO-bondgenoten en partners in staat te stellen financieel bij te dragen aan structurele investeringen in en het onderhoud van de Afghan National Defence and Security Forces (ANDSF).

Nederland draagt sinds 2007 bij aan het fonds waarbij de Nederlandse bijdrage ongeoormerkt is, maar mag niet worden aangewend voor lethal activiteiten of materialen zoals de uitrusting voor oorlogsvoering in gebergtes («Mountain Warfare Equipment»). Concreet worden er via het fonds bijvoorbeeld specialistische trainingen voor officieren, infrastructurele verbeteringen op kazernes en de aankoop van uitrusting of brandstof gefinancierd.

112.

Wat zijn de jaarlijkse kosten voor de Afghaanse politie en het leger?

113.

Wanneer zal de Afghaanse regering zelf in staat zijn de Afghaanse politie en het leger te financieren?

Antwoord:

De Afghaanse regering is sinds 2015 zelf verantwoordelijk voor de veiligheid in Afghanistan en draagt in toenemende mate bij aan de aan kosten die hiermee gemoeid zijn. In de begroting van de Afghaanse regering van 2016 is volgens de cijfers van het Afghaanse Ministerie van Financiën USD 4,5 miljard begroot voor de veiligheidssector (betreft Afghaanse politie en het leger).

De internationale gemeenschap draagt momenteel via LOTFA en het ANA TF ongeveer USD 1 miljard per jaar bij aan de Afghaanse veiligheidssector. De VS draagt verder bilateraal ongeveer USD 3,5 miljard per jaar bij aan de financiering van de Afghaanse veiligheidssector. Het Afghaanse Ministerie van Financiën presenteerde op 6 november 2017 voor het eerst een geconsolideerd budget voor Afghanistan. Hieruit blijkt dat de belastinginkomsten in 2017 ten opzichte van 2014 met 50 procent zijn gestegen en dat de Afghaanse bijdrage aan ANDSF het komende fiscale jaar een stijging van 40 procent over de laatste drie jaar zal laten zien.

De Afghaanse regering werkt samen met de internationale gemeenschap toe naar een situatie waarin Afghanistan financieel zelfstandig is. Naar verwachting zal de Afghaanse regering niet op de korte termijn in staat zijn de ANDSF en ANP geheel zelfstandig te financieren. Wanneer dit wel het geval zal zijn, is op dit moment niet te zeggen. Positief is dat de inkomsten van de Afghaanse regering groeien conform verwachting. Zie ook de antwoorden op vragen 117, 118 en 119.

114.

In hoeverre is de huidige bijdrage aan RSM voor de aangekondigde verlenging geëvalueerd? Op welke manier wordt gewaarborgd dat de effectiviteit en duurzaamheid van de huidige Nederlandse bijdrage aan RSM ook in de toekomst kan worden geëvalueerd?

Antwoord:

Evaluatie gebeurt tijdens en direct na de missie. In lijn met het Toetsingskader sturen de Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie elk jaar op de derde woensdag in mei een tussentijdse evaluatie van lopende operaties naar het parlement, waaronder de bijdrage aan RSM. Aan de hand van de rapportages van de missie, van het Nederlands personeel zelf, van de Nederlandse vertegenwoordigingen bij de betrokken internationale organisaties en van de ambassades ter plaatse wordt de missie geëvalueerd. Zo stelt na afloop van iedere rotatie de betreffende commandant een evaluatierapport op. De inhoud van deze rapporten wordt meegenomen in de tussentijdse evaluaties die worden opgesteld.

Ook wordt na afloop van een missie een eindevaluatie uitgevoerd. Het kabinet kan besluiten een post-missie beoordeling uit te voeren, indien deze naar verwachting een meerwaarde heeft ten opzichte van de eindevaluatie en in verhouding staat met de inspanningen die nodig zijn om een dergelijke beoordeling tot stand te brengen (zie ook Kamerstuk 29 251, nr. 191 van 9 juli 2012 over de werking van het Toetsingskader en Kamerstuk 29 521, nr. 195 over de antwoorden van het kabinet op vragen van de Kamer over de werking van het Toetsingskader).

Evaluatie en monitoring van Nederlandse bijdragen aan internationale missies dienen twee doelen. Allereerst, bieden zij de mogelijkheid tussentijds bij te sturen om de effectiviteit van de inzet verder te vergroten. Indien hieruit volgt dat aanpassingen in de missie nodig zijn, worden deze (binnen het mandaat) doorgevoerd of meegenomen in een verlengingsbesluit en artikel 100-procedure. Daarnaast zijn evaluatie en monitoring instrumenteel met het oog op de verantwoording van de inzet van Nederlands personeel en materieel in internationale missies waarbij sprake is van bijzondere risico’s. Het totaal aan evaluatie en monitoring zal, in het bijzonder binnen het Ministerie van Defensie beschikbaar blijven, voor evaluatie van inzet in de toekomst.

115.

Hoe vertaalt het geïntegreerde Afghanistanbeleid zich in 2018 concreet door in interdepartementale overlegstructuren en afstemming?

Antwoord:

Conform de Leidraad Geïntegreerde Benadering (Kamerstuk 31 787, nr. 11), vindt ook in 2018 intensieve interdepartementale samenwerking en afstemming plaats aangaande het geïntegreerde Afghanistanbeleid op zowel hoogambtelijk- als beleidsniveau. Zo komt de Stuurgroep Missies en Operaties (SMO) wekelijks samen en spreekt zij op basis van noodzakelijkheid over het geïntegreerde Afghanistanbeleid.

Op beleidsniveau vindt verder wekelijks een interdepartementaal Afghanistanoverleg plaats tussen de betrokken directies binnen de verschillende departementen. Iedere twee weken neemt de Nederlandse ambassade in Kaboel via een videoverbinding deel aan dit overleg. Ook is er regelmatig uitwisseling tussen de verschillende departementen en Nederlandse NGO’s die actief zijn in Afghanistan via het vier-zesmaandelijkse Afghanistan platform dat afwisselend door Buitenlandse Zaken en de NGO’s wordt georganiseerd.

116.

Wat doet het Ministerie van Defensie om het beslag dat de Nederlandse bijdrage aan Resolute Support legt op schaarse (onder)officieren uit diverse vakgebieden?

Antwoord:

De samenstelling van de Nederlandse bijdrage wordt voorafgaand en tijdens de missie zorgvuldig afgestemd op de behoefte. Dit gebeurt in overleg met Duitsland als Framework Nation binnen Train Advise Assist Command-North (TAAC-N) in Mazar-e-Sharif en met de NAVO. Voorafgaand aan een besluit tot inzet of verlenging wordt de bijdrage beschouwd op haalbaarheid en effect op gereedstelling, in samenhang met andere lopende operaties en missies. Enige verdringing is onvermijdelijk, de verdringingseffecten van de huidige bijdrage aan RSM zijn echter acceptabel.

Nederland kan voldoen aan zijn verplichtingen, maar, zoals ook uit het IBO- Gereedstelling blijkt en is vermeld in de inzetbaarheidsrapportage, heeft de inzet van eenheden altijd effect op de inzetbaarheid van de eenheden in Nederland (en daarmee op het herstel van de basisgereedheid).

117.

Wanneer is de verwachting dat Afghanistan economisch zelfstandig zal zijn?

118.

Hoe ziet de prognose voor de komende jaren eruit van de door Afghanistan opgehaalde binnenlandse inkomsten?

Antwoord:

In een geglobaliseerde wereld is geen enkel land «economisch zelfstandig».

De inkomsten van de Afghaanse overheid groeien conform verwachting en de economisch groei is de laatste jaren relatief stabiel. Vanwege de veiligheidssituatie en de mate van economische onzekerheid is het zeer lastig om voorspellingen te doen over de economische vooruitzichten van Afghanistan. In zijn algemeenheid zal het nog zeker jaren duren voordat Afghanistan economisch op eigen benen kan staan.

119.

Is sinds de start van missie Resolute Support de donorafhankelijkheid verminderd? Zo ja, met hoeveel?

Antwoord:

De inkomsten van de Afghaanse regering uit belastingheffing zijn als gevolg van de hervormingen van de belastingwetgeving en een vernieuwd belastingenstelsel toegenomen. Het Afghaanse BNP heeft sinds 2012 ieder jaar een lichte stijging laten zien. Ook is het begrotingstekort afgenomen en zijn de inkomsten uit export gestegen. Prognoses van de Wereldbank en het IMF gaan uit van een stijging van het BNP in de komende jaren. Sinds de start van Resolute Support in 2015 is daarmee de donorafhankelijkheid in absolute zin afgenomen.

Deze positieve cijfers laten echter onverlet dat Afghanistan nog een lange weg te gaan heeft. Eén van de grote uitdagingen is de fragiele veiligheidssituatie, die onder meer leidt tot een gebrek aan buitenlandse investeerders en het verlies van menselijk kapitaal. Steun van de internationale donorgemeenschap blijft daarmee nog zeker enige tijd nodig.

120.

Hoeveel heeft Nederland sinds 2001 in totaal uitgegeven aan militaire missies in Afghanistan?

Antwoord:

Sinds 2001 heeft Nederland ongeveer 1,9 miljard euro uitgegeven aan militaire missies in Afghanistan.

121.

Klopt het dat de kosten voor Nederlandse bijdragen aan missies in werkelijkheid een stuk hoger liggen? Zo nee, waarom niet? Gaat u ervan uit dat de werkelijke kosten een factor 2.5 hoger (kunnen) liggen? Zo nee, waar wordt dan rekening mee gehouden?

Antwoord:

De Nederlandse bijdragen aan missies worden bekostigd uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV). Defensie wordt hieruit gecompenseerd voor de additionele kosten van missies, zoals onder andere toelagen, transport, verbruik van munitie en huisvesting. Ook verdringingseffecten, waardoor de gereedheid van eenheden afneemt als gevolg van inzet, en herstelkosten van additionele slijtage van materieel kunnen uit het BIV worden gefinancierd. Dit zijn zogenaamde «tweede en derde orde effecten» van inzet. Met deze kosten wordt nu al voor een deel rekening gehouden.

Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) «Zicht op gereedheid» concludeert in dit opzicht dat er «geen volledig inzicht in de invloed van tweede en derde orde-effecten van inzet op het gereedstellingsproces en de daadwerkelijke kosten van inzet [is].»

Aan de hand van de aanbevelingen van het IBO wordt dan ook gewerkt aan het beter inzichtelijk krijgen van de werkelijke kosten. Wanneer dit inzicht er is zullen deze kosten worden opgenomen in de Art. 100 brief van een missie. Hierover wordt u nader geïnformeerd met de nog te verschijnen kabinetsreactie. Of de daadwerkelijke kosten inderdaad hoger zullen zijn zal moeten blijken uit het verkregen inzicht.

Naar boven