27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 540 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 24 juni 2015

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 7 april 2015 inzake de voortgangsrapportage Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS (Kamerstuk 27 925, nr. 534).

De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 23 juni 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vraag 1

Is er sprake van een toe- of afnemende militaire kracht van ISIS in Irak?

Vraag 2

Is er sprake van een toe- of afnemende militaire kracht van ISIS in Syrië?

Vraag 3

Is er sprake van een toe- of afname van het territoriale gebied dat ISIS onder controle heeft?

Antwoord op vraag 1, 2 en 3

De luchtaanvallen, trainingen en materiële steun van de internationale coalitie hebben, in combinatie met het grondoptreden van Iraakse en Koerdische strijdkrachten, ISIS grote verliezen toegebracht die niet gemakkelijk zijn te compenseren. Veel van de door ISIS op zowel het Syrische als Iraakse leger veroverde, zwaardere militaire middelen zijn door de luchtaanvallen van de coalitie vernietigd. Daar staat tegenover dat de motivatie bij veel ISIS-strijders vooralsnog onverminderd hoog is.

Met name in Noord- en Centraal-Irak hebben de Koerdische en Iraakse strijdkrachten ten opzichte van de zomer van 2014 terreinwinst geboekt. Begin april is Tikrit, een strategische plaats die sinds juni 2014 in handen van ISIS was, heroverd op ISIS. In sommige gebieden, zoals in de provincie Anbar, beschikt ISIS echter nog steeds over aanzienlijke bewegingsvrijheid en is het in staat om plaatselijk succes te boeken, zoals in Ramadi. In Syrië heeft ISIS meer bewegingsvrijheid omdat het grondoptreden tegen ISIS in Syrië beperkt is. Ondanks de recente verovering van Tadmur is echter ook in Syrië, sinds het optreden van de coalitie, nog steeds sprake van terreinverlies voor ISIS, met name in het noordoosten van het land.

Vraag 4

Deelt u de analyse dat het frustreren van de statelijke aspiraties van ISIS een belangrijke doelstelling is van de coalitie tegen ISIS? In hoeverre is ISIS zijn statelijke aspiraties aan het waarmaken in Irak en Syrië? Is daar de afgelopen maanden iets in veranderd? Is de Coalitie in staat geweest deze statelijke ambities te frustreren, en zo ja, in welke mate en op welk vlak?

Antwoord op vraag 4

De internationale coalitie bestrijdt de dreiging die ISIS, zowel binnen als buiten de landsgrenzen van Syrië en Irak, voor de lokale, regionale en mondiale veiligheid vormt. Voor zover bekend kan ISIS, in de gebieden die het bezet houdt, zijn statelijke aspiraties slechts ten dele waarmaken. De coalitie bestrijdt »de statelijke aspiraties» van ISIS met steun aan de militaire operaties tegen ISIS, door het weerleggen van de claim op legitimiteit, door het frustreren van de externe financiering van ISIS en het bestrijden van Foreign Terrorist Fighters. Ook voert de coalitie een actief beleid op counter-messaging.

Vraag 5

Welke gebieden in Syrië staan momenteel onder controle van de «gematigde oppositie»?

Antwoord op vraag 5

Zowel in Noord- als in Zuid-Syrië staan gebieden onder controle van de gematigde oppositie. In het westelijke deel van Syrië staan maar weinig aaneengesloten gebieden onder exclusieve controle van één strijdgroep. In het noorden gaat het vaak om kleinere gebieden, als gevolg van de versnippering van de gewapende oppositie. Dit geldt ook voor Zuid-Syrië. Daar is wel sprake van een functionerend samenwerkingsverband van enkele gematigde strijdgroepen, vooral in de provincie Deraa langs de grens met Jordanië.

Vraag 6

In welke mate vormt de verovering van Idlib en Jisr al-Shughour door al-Nusra en aangesloten groeperingen een obstakel voor het winnen van invloed door de gematigde oppositie?

Antwoord op vraag 6

In Syrië volgen winst en verlies van strijdende partijen elkaar, op lokaal niveau, in relatief hoog tempo op. De mate waarin deze specifieke gevallen een effect hebben op de invloed van de gematigde oppositie laat zich daarom moeilijk duiden. Zoals in de voortgangsrapportage is gemeld, steunt het kabinet de versterking en weerbaarheid van gematigde gewapende groepen in Syrië, juist om te voorkomen dat gematigde strijders zich bij gebrek aan middelen en alternatieven aansluiten bij extremistische groeperingen.

Vraag 7

Hoeveel Nederlanders hebben zich tot nu toe aangesloten bij ISIS?

Vraag 8

Hoeveel Nederlanders hebben zich tot nu toe aangesloten bij rebellengroeperingen anders dan ISIS?

Antwoord op vraag 7 en 8

Vanuit Nederland zijn ongeveer 190 Nederlandse burgers naar Syrië en/of Irak afgereisd om zich daar aan te sluiten bij een gewelddadige jihadistische groepering. De ruime meerderheid van deze groep Nederlanders heeft zich bij ISIS aangesloten en een klein deel bij Jabhat al-Nusra of andere terroristische strijdgroepen. Voor zover bekend zijn 35 personen teruggekeerd naar Nederland en zijn er 32 omgekomen.

Vraag 9

Zijn er Nederlanders die zich hebben aangesloten bij sji’itische milities? Zo ja, bij welke milities en om hoeveel personen gaat het?

Antwoord op vraag 9

Er zijn geen gevallen bekend van Nederlanders die zich bij sjiitische milities hebben aangesloten.

Vraag 10

Deelt u de mening dat wij hier te maken hebben met een probleem dat zich nog langjarig zal afspelen, en waarop dus een serieuze langjarige strategie zal moeten worden gevoerd?

Antwoord op vraag 10

Het kabinet is van mening dat de strijd tegen ISIS uiteindelijk alleen duurzaam succesvol kan zijn indien een strategie wordt gevolgd die zich ook richt op een structurele oplossing van de problemen in Irak en Syrië. Een constructieve rol van de regionale grootmachten en omliggende landen is hierbij essentieel. Nederland werkt daartoe samen met partners binnen en buiten de regio. Het kabinet heeft er binnen de EU met succes op aangedrongen dat een dergelijke strategie (Elements for an EU regional strategy for Syria and Iraq as well as the Da’esh threat), die ook sociaaleconomische elementen bevat, is ontwikkeld. Binnen de coalitie wordt de bredere strategie uitgewerkt in de diverse coalitie werkgroepen.

Vraag 11

Is het kabinet bereid om de Nederlandse bijdrage aan de bestrijding van het leed van gewone Syriërs op te voeren?

Vraag 14

Welke nieuwe initiatieven stelt het kabinet voor ten behoeve van de zeer kwetsbare groep Syriërs die vertrokken is van huis en haard, als het gaat om opvang in de regio?

Antwoord op vraag 11 en 14

Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 7 april jl. heeft het kabinet voor 2015 reeds 33 mln. euro toegezegd voor humanitaire hulp aan vluchtelingen en ontheemden als gevolg van de Syrië-crisis. Nederland overweegt voorts onder meer het innovatieve VN «Syria Regional Refugee & Resilience Plan 2015–2016» te steunen dat zich o.a. richt op de versterking van de zelfredzaamheid van vluchtelingen, gastgemeenschappen en lokale instanties. Tevens wordt onder andere gekeken naar Za’atari, het grootste vluchtelingenkamp in Jordanië, waar de gemeente Amsterdam lokale autoriteiten ondersteunt in het verzorgen van gemeentelijke basisvoorzieningen. Gekeken wordt naar opschaling van dit project en naar mogelijkheden voor uitbreiding, bijvoorbeeld naar Libanon.

Ook ondersteunt Nederland samen met de EU het Libanese onderwijssysteem ten behoeve van Syrische kinderen en levert Nederland een bijdrage aan een Wereldbank Trust Fund voor de verbetering van basisvoorzieningen bij gastgemeenschappen. Nederland financiert een project van Mercy Corps in Jordanië dat gericht is op het verbeteren van de relatie tussen vluchtelingen en gastgemeenschappen. In Syrië worden, via het Syria Recovery Trust Fund, waar Nederland aan bijdraagt, kleinschalige wederopbouw activiteiten gefinancierd. Tevens worden civil defense activiteiten van Syrische «White Helmets» ondersteund.

Naast financiële bijdragen zet Nederland zich ook op politiek vlak in. Zo heeft Nederland zich actief ingezet voor een EU-verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger Mogherini over de situatie in het Palestijnse vluchtelingenkamp Yarmouk.

Vraag 12

Is het kabinet bereid een voortrekkersrol te vervullen in de actuele discussie omtrent een evenwichtigere verdeling van vluchtelingen en asielzoekers in de Europese Unie? Kan het kabinet aangeven hoe Nederland dit momenteel aanpakt? In welke fora spreekt het kabinet de urgentie uit voor een betere verdeling en de maatregelen die het kabinet voor zich ziet?

Antwoord op vraag 12

Het kabinet maakt zich sterk voor een eerlijkere verdeling van de asielinspanningen over de EU-lidstaten, waarbij alle lidstaten hun verantwoordelijkheid nemen. Het kabinet pleit hier zowel op bilateraal niveau als in daartoe bestemde EU-gremia voor. Dit onderwerp komt ook aan de orde in de plannen van de Europese Commissie voor een nieuwe Agenda voor Migratie, die op 13 mei is verschenen. De discussie over dit onderwerp zal voornamelijk in het kader van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken worden gevoerd.

Vraag 13

Steunt Nederland bondskanselier Merkel in haar voornemen het hele Europese asielsysteem «op termijn» aan te passen?

Antwoord vraag 13

De EU-lidstaten hebben een wettelijk kader op het terrein van asiel vastgesteld. Het is noodzakelijk dat de lidstaten dit volledig en correct implementeren.

Eventuele aanpassing van dit kader is op dit moment niet aan de orde. Mocht Duitsland op termijn concrete voorstellen doen om verbeteringen aan te brengen in het wettelijk kader zal het kabinet zich constructief opstellen in de discussie daaromtrent. Wel dient hierbij rekening te worden gehouden met het exclusieve initiatiefrecht van de Europese Commissie.

Vraag 15

Het kabinet zegt dat de Iraakse regering leidend is, maar dat de internationale gemeenschap, waaronder Nederland, deze regering ondersteunt waar het kan en druk uitoefent waar het moet. Wat betekent dit precies? Welke internationale inspanningen en maatregelen zullen ertoe moeten leiden dat bijvoorbeeld het onder staatsgezag brengen van de milities iets soepeler verloopt? Is er enig zicht op invulling door soennieten van publieke functies?

Antwoord op vraag 15

De internationale gemeenschap en Nederland oefenen druk uit, onder andere middels gesprekken met de Iraakse regering. Dit kan bilateraal, zoals bijvoorbeeld in een recent gesprek van de Nederlandse ambassadeur in Bagdad met vicepresident Ayad Allawi over het proces van nationale verzoening, maar ook in het kader van besprekingen met de internationale coalitie tegen ISIS, en/of als onderdeel van de besprekingen rond het EU Partnership and Cooperation Agreement. De internationale gemeenschap, waaronder Nederland, heeft meermaals zorgen geuit over het optreden van milities buiten de formele veiligheidsstructuur. Nederland brengt dit op tijdens bezoeken aan Irak, zoals tijdens het recente bezoek van Minister Hennis en het bezoek van Minister Koenders eind vorig jaar, en bij bijeenkomsten van de internationale coalitie tegen ISIS. Verschillende projecten, waaronder een programma van de United Nations Assistance Mission for Iraq (UNAMI) en een programma van de EU, dragen bij aan het herzien van wetgeving en het hervormen van de Iraakse veiligheidsstructuren. Zoals in de voortgangsrapportage is gemeld, lijkt de regering Al Abadi de noodzakelijke stappen te zetten voor het verbeteren van de inclusiviteit en geeft de regering de juiste signalen af. Het is echter nog te vroeg om te zeggen dat het beleid van Al Abadi succesvol is.

Vraag 16

Wanneer is het hele pakket van civiel materiaal voor de gematigde oppositie in Syrië rond? Op welke manier is dit afgestemd met andere landen?

Antwoord op vraag 16

Het steunpakket wordt gefaseerd en naar gelang de behoefte van de ontvangende partijen worden verstrekt. Het streven is de beoogde steun voor het einde van 2015 te hebben verstrekt. De Nederlandse steun wordt zoveel mogelijk in coördinatie met partners geleverd.

Vraag 17

In hoeverre wordt de budget- en oliedeal tussen Bagdad en Erbil uitgevoerd?

Antwoord op vraag 17

De uitvoering van de budget- en olie deal verloopt moeizaam en blijft onderwerp van discussie tussen Bagdad en Erbil. In de eerste helft van het jaar maakte Bagdad voor zover bekend maandelijks ongeveer de helft over van het afgesproken budget, terwijl de Koerdische Autonome Regio minder dan de afgesproken hoeveelheid vaten olie per dag zou hebben geëxporteerd via de Iraakse State Organisation for Marketing of Oil (SOMO).

Vraag 18

Op welke wijze beïnvloedt de zichtbare militaire en politieke inmenging bij de bestrijding van ISIS in Irak van regionale grootmachten als Iran de politieke stabiliteit en inclusiviteit in het land, alsmede de implementatie van het Iraqi National Plan en de hervorming van de veiligheidssector (met name de incorporatie van Soennitische milities)?

Antwoord vraag 18

Het huidige Irak is vanwege zijn geografische ligging en bevolkingsopbouw sinds oudsher speelveld van de machtsstrijd tussen regionale grootmachten. Op dit moment worstelt premier Al Abadi daar ook mee. Hij slaagt er vooralsnog echter in met zijn regering een politiek neutrale koers uit te dragen, ondanks uiteenlopende verwijten dat hij stroman zou zijn van Iran, te open zou zijn naar de soennitische landen of juist te afhankelijk van het Westen. Hoewel de regionale grootmachten via een politieke weg of militaire steun hun invloed proberen te doen gelden, zijn er geen aanwijzingen dat dit direct invloed heeft op

de uitvoering van het Iraqi National Plan, de inclusiviteitsagenda of de hervorming van de veiligheidssector.

Vraag 19

Kunt u een update geven van de stand van zaken m.b.t. de wet ter oprichting van de National Guard?

Vraag 24

Wat is de stand van zaken van het parlementaire traject betreffende de oprichting van de National Guard? Wat is de verwachting op welke termijn de oprichtingswet wordt aangenomen?

Antwoord op vraag 19 en 24

De eerste versie van de wet is verschenen in januari 2015, maar is teruggestuurd naar de ministerraad na onenigheid in het parlement. Een tweede versie is goedgekeurd door de ministerraad op 2 maart jl. en bevindt zich nu in de fase van een parlementaire «tweede lezing», waarin het parlement amendementen kan aandragen. Het parlement is nu met reces. Het wetvoorstel is voor het reces niet door het parlement behandeld.

Vraag 20

Op welke wijze heeft het kabinet dit jaar uitvoering gegeven aan de passage in de brief waarin staat dat het kabinet zich bilateraal maar ook in EU-verband en via de VN «tegenover de Iraakse autoriteiten [blijft] uitspreken voor de naleving van het humanitair oorlogsrecht en het respecteren van mensenrechten door de Iraakse veiligheidstroepen en milities»?

Antwoord op vraag 20

Het naleven van het humanitair oorlogsrecht en mensenrechten wordt op verschillende manieren aangekaart, bijvoorbeeld tijdens het bezoek van Minister Koenders aan Bagdad en Erbil in december 2014, en het bezoek van Minister Hennis aan de regio in mei 2015. Ook in de gesprekken die de Nederlandse ambassade in Bagdad en het Consulaat-Generaal in Erbil met de Iraakse en Koerdische autoriteiten voeren, wordt aandacht besteed aan deze onderwerpen. De EU bracht het op als onderdeel van de bespreking van het Partnership and Cooperation Agreement eind april. Ook in coalitieverband, bijvoorbeeld tijdens de bijeenkomst van de Small Group in Amman (7 april jl.), is het op hoogambtelijk niveau door Nederland benadrukt. Tijdens de periodieke Chiefs of Defense (CHOD) conferenties van de coalitiepartners worden deze onderwerpen ook besproken. Het humanitair oorlogsrecht maakt tevens deel uit van de trainingen die de Nederlandse militairen verzorgen in Irak.

Vraag 21

Op welke punten heeft de Iraakse regering Al-Abadi onvoldoende vooruitgang geboekt en op welke wijze oefent Nederland en de internationale gemeenschap druk uit op den Iraakse regering om zo snel mogelijk op deze punten vooruitgang te gaan boeken?

Antwoord op vraag 21

Zoals gemeld in de voortgangsrapportage d.d. 7 april 2015, heeft de regering Al-Abadi de eerste stappen gezet richting een proces van verzoening, het versterken van de relatie met de Koerdische Autonome Regio en het aannemen van de wet voor de Nationale Garde. Deze onderwerpen zijn complex en de gerealiseerde resultaten kunnen om allerlei redenen snel weer teniet worden gedaan. Substantiële vooruitgang vraagt vooral om het investeren in draagvlak en is een proces van lange adem. Nederland en internationale partners dragen hieraan bij door de onderwerpen in contacten met Iraakse overheid en het maatschappelijk middenveld te bespreken.

Vraag 22

Bent u nog steeds van mening dat het steunen van een dictator als Assad de oplossing van het conflict in Syrië geen stap dichterbij brengt en neerkomt op het ene kwaad inruilen voor het andere?

Antwoord op vraag 22

Ja.

Vraag 23

Welke sjiitische milities zijn reeds onder staatsgezag gebracht?

Antwoord op vraag 23

Formeel staan de Popular Mobilisation Units (PMU’s), waartoe de meeste sjiitische milities behoren, onder gezag van de premier. Ook in de praktijk opereren de milities bij de grote operaties in de strijd tegen ISIS conform het bevel van de bevelhebber van de Iraakse strijdkrachten ter plekke. Tegelijkertijd benadrukken de verschillende sjiitische milities in bepaalde situaties hun zelfstandigheid. De Iraakse regering probeert de bevelslijn met de PMU cq. de milities te verbeteren, zoals bijvoorbeeld door de recente benoeming van een generaal van het Ministerie van Defensie als commandant van de PMU-eenheden in de provincie Anbar.

Vraag 25

Kunt u aangeven welke standpunt de grootste sjiitische milities innemen ten aanzien van de oprichting van een National Guard?

Antwoord op vraag 25

Het is niet bekend welke positie de verschillende milities innemen. De grootste zorg vanuit politiek-sjiitische hoek is het bewapenen van Nationale Garde-eenheden in de soennitisch gedomineerde provincies.

Vraag 26

Wat zijn de volgende stappen binnen de «Track II»-dialoog na de training die op instituut Clingendael georganiseerd was eerder dit jaar?

Antwoord op vraag 26

Gezien de vertrouwelijke aard van deze Track II-dialoog, evenals de mogelijke persoonlijke risico’s voor betrokkenen bij het openbaar worden van inhoudelijke informatie over het proces, kan het kabinet hier geen nadere informatie over verstrekken.

Vraag 27

Welke voortgang heeft VN-gezant De Mistura in april geboekt?

Antwoord op vraag 27

VN-Gezant De Mistura heeft op 24 april de VN-Veiligheidsraad gebrieft over de politieke situatie in Syrië en zijn inspanningen om te komen tot een lokaal bestand voor Aleppo («freeze plan»). Zowel bij het Syrische regime als de oppositie is onvoldoende wil geconstateerd om tot een bestand te komen. Het plan voor een bestand blijft een optie voor het moment dat de benodigde steun van beide kanten er wel is. De VN-Gezant heeft daarnaast vooruitgeblikt naar het politieke consultatieproces dat begin mei in Genève is gestart. Het doel hiervan is elementen van het Genève communiqué (2012) uit te werken en te bezien of, en hoe, stappen richting een politiek transitieproces kunnen worden gezet. In dat kader heeft de VN-Gezant het regime, de oppositie, maatschappelijke organisaties en regionale en internationale spelers, vanzelfsprekend uitgezonderd terroristische groeperingen, voor separate gesprekken in Genève uitgenodigd.

Vraag 28

Kunt u een inschatting geven van het aantal strijders in Syrië die zich politiek verbinden aan de Syrische Oppositie Coalitie?

Antwoord op vraag 28

Het kabinet kan hier geen betrouwbare schatting van geven. Er is wel sprake van contacten tussen de Syrische Oppositie Coalitie (SOC) en diverse strijdgroepen, maar het is bekend dat een aanzienlijk deel van de strijdgroepen binnen Syrië zich gebrekkig of niet vertegenwoordigd voelt door de leden van de SOC. Het vergroten van het draagvlak en de inclusiviteit van de SOC is onderwerp van gesprek met zowel de SOC als de gewapende oppositie waar Nederland contacten mee onderhoudt.

Vraag 29

Kunt u aangeven welke strijdgroepen in Syrië worden voorzien van Amerikaanse anti-tank raketten (TOW-missiles)?

Antwoord op vraag 29

Het kabinet beschikt niet over deze gegevens.

Vraag 30

Welke argumenten heeft het Syrische regime aangevoerd bij het uitzetten van de twee bij de freeze betrokken VN-medewerkers?

Antwoord op vraag 30

Het Syrische regime heeft hiervoor, voor zover bekend, geen argumenten aangevoerd.

Vraag 31

Steunt u de inspanningen van de VS en andere landen van de coalitie om gematigde groepen te voorzien van zware wapens zodat deze groepen meer «meer gewicht in de schaal kunnen leggen»?

Antwoord op vraag 31

Het kabinet steunt de verdere versterking van gematigde gewapende groepen in Syrië om te voorkomen dat gematigde strijders of hun achterban zich bij gebrek aan middelen en alternatieven aansluiten bij ISIS, Jabhat Al Nusra of andere terroristische groeperingen. Het kabinet kiest er zelf voor, gelet op de risico’s die verbonden zijn aan de levering van zware wapens, om de verschillende gematigde gewapende groepen te steunen met het leveren van goederen met een civiel karakter.

Vraag 32

Hoe steunt het kabinet de versterking van gematigde gewapende groepen in Syrië om te voorkomen dat gematigde strijders en hun achterban zich aansluiten bij ISIS, Jabhat Al Nusra of andere extremistische groeperingen?

Antwoord op vraag 32

Het programma ter ondersteuning van de gematigde gewapende groepen bestaat uit het leveren van goederen met een civiel karakter aan groeperingen die volgens een zorgvuldige vetting-procedure zijn gekozen en zich niet wensen aan te sluiten bij terroristische groeperingen.

Vraag 33

Hoe worden actieve gematigde groepen betrokken gehouden als politieke onderhandelingen in Syrië zich in de toekomst (eventueel) voordoen?

Antwoord op vraag 33

Nederland steunt de brede politieke consultaties van VN-Gezant De Mistura. Daarnaast ondersteunen zowel De Mistura als de Nederlandse Speciaal Gezant voor Syrië het politiek proces via een zogenoemde «Track II»-dialoog. Hiermee wordt beoogd toenadering te bereiken tussen groepen Syriërs die niet tot de formele autoriteiten of oppositie behoren, maar die wel een belangrijke rol in het maatschappelijk bestel van Syrië spelen.

Vraag 34

Welke groepen maken momenteel onderdeel uit van de gewapende «gematigde oppositie»? Welke zijn hierin dominant? Hoe sterk is deze oppositie momenteel? En is het te verwachten dat de gematigde oppositie in de nabije toekomst een invloedrijke actor gaat worden in het conflict?

Vraag 39

Welke groepen worden er precies bedoeld met «gematigde gewapende strijdgroepen» in Syrië, waar door Nederland steun aan wordt verleend?

Antwoord op vraag 34 en 39

Of een groep gematigd is wordt onder andere bepaald aan de hand van een toets aan de voor het kabinet doorslaggevende criteria voor steunverlening. Voor een omschrijving van de criteria wordt verwezen naar de voortgangsrapportage.

Er zijn tientallen grotere en kleinere strijdgroepen in Syrië die gelden als gematigd. Deze groepen bevinden zich in heel het westelijke deel van het land, maar vormen vooral een macht in Zuid-Syrië. Daar is het samenwerkingsverband Zuidelijk Front actief, waarvan tientallen strijdgroepen lid zijn. De meesten zijn relatief klein, maar anderen hebben duizenden strijders onder zich en zijn op dit moment een dominante factor in Zuid-Syrië. Of zij ook in de toekomst invloedrijk zullen zijn zal afhangen van de ontwikkelingen op het slagveld.

De gematigde oppositie heeft, zoals in de voortgangsrapportage beschreven, moeite zich op meerdere fronten te handhaven en heeft in het noorden van Syrië terrein verloren aan het Assad-regime enerzijds en extremistische groepen anderzijds.

Vraag 35

In welke mate heeft u zicht op de effectiviteit van de geleverde en te leveren steun, niet zijnde wapens, aan de Syrische oppositie?

Vraag 36

Kan nader toegelicht worden hoe gewapende groepen in Syrië worden doorgelicht voordat zij in aanmerking komen voor steun van Nederland en hoe wordt de informatie die daarvoor nodig is verkregen? Welke landen of groepen worden hier bedoeld met de «partners» die bij deze selectie een rol spelen?

Vraag 37

Is er reeds communicatieapparatuur geleverd aan gewapende groepen in Syrië? Indien ja, aan welke groepen is dit geleverd?

Vraag 38

Is materiaal dat reeds is geleverd aan gewapende groepen al eens in verkeerde handen gevallen? Hoe wordt dit nagegaan?

Vraag 40

Van welke partners neemt Nederland advies aan over de betrouwbaarheid van de gematigde strijdgroepen?

Antwoord op vraag 35, 36, 37, 38 en 40

Het kabinet kan in het belang van de veiligheid van de bij de Nederlandse steun betrokken partijen geen nadere uitspraken doen over de partners met wie wordt samengewerkt, over de groepen waaraan steun wordt overwogen, over gehanteerde werkwijzen en over het exacte verloop van de verstrekking van de Nederlandse steun, anders dan de informatie die uw Kamer hierover reeds toeging.

Het kabinet benadrukt echter nogmaals dat de hulp zorgvuldig en doorlopend zal worden geëvalueerd, hetgeen onder andere inzicht in de effectiviteit ervan moet geven.

Vraag 41

Welke criteria worden gebruikt om uit te sluiten dat operationele samenwerking met extremistische groepen aan de orde is?

Antwoord op vraag 41

«Geen operationele samenwerking met extremistische groepen» is een van de criteria waaraan groepen die in aanmerking komen voor Nederlandse steun moeten voldoen. Voorts wordt verwezen naar de beantwoording van voorgaande vragen.

Vraag 42

Wat zijn de resultaten tot nu toe van de Nederlandse bijdrage van € 6 miljoen per jaar in 2014 en 2015 aan een project gericht op de opbouw van de veiligheidssector en de handhaving van de rule of law in Syrië?

Antwoord op vraag 42

Met de bijdrage van Nederland, die voor 2014 en 2015 gezamenlijk € 6 mln. bedraagt, wordt het in stand houden en/of opbouwen van een onafhankelijke, neutrale politiemacht ondersteund in gebieden die onder het bewind staan van gematigde groeperingen. De steun bestaat uit training, uitrusting (uniformen, computers, communicatieapparatuur, transportmiddelen) en een onkostenvergoeding. Tot nu toe worden circa 70 politiebureaus ondersteund door dit programma. Daarnaast wordt actieve betrokkenheid van de lokale gemeenschappen (meestal via de local councils) bij politie en Rule of Law bevorderd. Het doel is dat de bevolking in deze gemeenschappen de beschikking heeft over politie die betrouwbaar, zichtbaar en effectief is en die oog heeft voor de noden van de bevolking. Denemarken, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten dragen aan dit programma bij.

Vraag 43

Welke sji’itische milities worden door Iran gesteund en om wat voor steun gaat het concreet?

Antwoord op vraag 43

Iran onderhoudt van oudsher contacten met sommige sjiitische milities, waarbij Iran overwegend financiële, alsmede militair-adviserende en beperkte militair-materiele, steun verleent. Een van de milities is de Badr Brigade die in Iran is opgericht ten tijde van de Iran-Irak oorlog van 1980–1988. Ook Asaib Ahl al-Haqq, opgericht na de westerse interventie in Irak, heeft goede betrekkingen met Iran. Desalniettemin zijn de grotere sjiitische milities doorgaans ook verankerd in het Iraakse veiligheids- of politieke domein en vormen zij niet zonder meer een verlengstuk van Iran.

Vraag 44

Hoe gaat de Nederlandse inzet op de 3D-benadering in de militaire werkgroep eruit zien om de coördinatie tussen militaire, diplomatieke en civiele sporen te verbeteren?

Antwoord op vraag 44

Nederland neemt deel aan alle vijf coalitie-werkgroepen. Binnen en buiten deze groepen streeft Nederland actief naar een brede, geïntegreerde aanpak van ISIS, naar meer coördinatie, het voorkomen van dubbelingen en naar mogelijkheden om de effecten van de inspanningen elkaar te laten versterken. Deze inzet wordt geformuleerd en afgestemd binnen de interdepartementale anti-ISIS werkgroep en gezamenlijk uitgedragen via de daartoe geëigende militaire en diplomatieke kanalen. Zie ook de beantwoording van vraag 10.

Vraag 45

Wat zijn momenteel de belangrijkste inkomstenbronnen van ISIS en van het al-Nusra front?

Antwoord op vraag 45

De inkomsten van ISIS komen onder meer voort uit de heffing van religieuze belastingen (zakat voor Moslims en jizyah voor niet-Moslims) en het innen van beschermingsgeld binnen het door ISIS gecontroleerde gebied. Daarnaast heeft ISIS toegang tot geldvoorraden van banken in het door ISIS gecontroleerde gebied. Tenslotte krijgt ISIS inkomsten uit exploitatie van het bezette gebied zoals landbouw, olieproductie, antiquiteiten-verkoop, afpersing, mensenhandel en in beperkte mate donaties uit het buitenland.

Ook het al-Nusra Front exploiteert de door de groepering gecontroleerde gebiedsdelen. Het aan Al Qaeda gelieerde al-Nusra Front is echter in grotere mate afhankelijk van donaties van sympathisanten uit het buitenland, met name uit de Golfstaten.

Vraag 46

Wat doet de coalitie die tegen ISIS strijdt om de inkomsten van ISIS te saboteren? Welke rol speelt Nederland daarbij? Kan de regering iets zeggen over de uitvoering van de motie Servaes/Ten Broeke inzake het financieel afknijpen van ISIS?

Vraag 50

Welk bedrag aan financiële tegoeden heeft Nederland via de nationale bevriezingsmaatregel bevroren, en hoeveel personen worden getroffen door de maatregel?

Antwoord op vraag 46 en 50

De anti-ISIS coalitie heeft de Counter-Finance Working Group opgericht, die zich specifiek richt op het tegengaan van de buitenlandse financiering van ISIS en de toegang van ISIS tot het internationale financiële systeem. Nederland speelt een actieve rol binnen deze werkgroep en is daarnaast actief betrokken bij het werk van de internationale Financial Action Task Force (FATF).

Het kabinet voert een beleid om personen die mogelijk gelieerd zijn aan ISIS, facilitatoren en hun (financiële) relaties, nader in beeld te brengen. Dit wordt, ten behoeve van het OM en opsporingsdiensten, gedaan door de Financial Intelligence Unit (FIU). De FIU stelt profielen en risico-indicatoren op ten behoeve van de instellingen die vallen onder de meldingsplicht inzake ongebruikelijke transacties op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, zodat deze instellingen mogelijke financiële transacties van gewelddadige jihadisten en facilitatoren beter kunnen detecteren.

Daarnaast voert het kabinet een actief beleid tegen de financiering van ISIS (en andere terroristische organisaties en daaraan gelieerde personen). In dat kader is recentelijk een aantal personen op de nationale terrorismelijst geplaatst; op deze personen zijn zogenoemde «bevriezingsmaatregelen» van kracht. Dit houdt in dat er, naast het bevriezen van de financiële tegoeden van betrokkenen, tevens een verbod is op het ter beschikking stellen van financiële en economische middelen door derden. Dergelijke bevriezingsmaatregelen zijn momenteel op achttien personen van toepassing. Over de bedragen die bevroren zijn wordt geen verdere informatie verstrekt.

Vraag 47

Op welke wijze versterkt het werk van de werkgroep Foreign Terrorist Fighters, waar Nederland co-voorzitter van is samen met Turkije, de inzet in Nederland op het voorkomen van uitreizen van jihadgangers en nauwlettend volgen van teruggekeerde jihadgangers?

Antwoord op vraag 47

Het tegengaan en voorkomen van Foreign Terrorist Fighters (FTF) is een kabinetsprioriteit. Individuen die uitreizen naar Syrië en Irak en zich aansluiten bij een terroristische organisatie zijn een toenemende dreiging voor de nationale en internationale veiligheid. Als co-voorzitter van de coalitie FTF-werkgroep heeft Nederland samen met co-voorzitter Turkije een internationaal actieplan tot stand gebracht voor het tegengaan van FTF. De werkgroep buigt zich onder meer over concrete maatregelen om rekrutering te voorkomen, het vroegtijdig identificeren van personen die willen uitreizen, het in kaart brengen van reisbewegingen, het versterken van de controle aan de grenzen, het onderling uitwisselen van kennis, ervaring en informatie en het gezamenlijke formuleren van een aanpak op het gebied van vervolging en/of re-integratie van personen die zijn teruggekeerd. Deze prioriteiten zijn in overeenstemming met de inzet binnen Nederland.

Vraag 48

Is bekend of in Golflanden rekeningen zijn bevroren van personen die (mogelijk) jihadistische groepen in Syrië of Irak steunen? Indien ja, om hoeveel personen gaat het hier?

Antwoord op vraag 48

Het kabinet beschikt niet over informatie inzake het bevriezingsbeleid van de Golflanden, dan wel het aantal personen dat door dergelijke maatregelen getroffen is. De Golfstaten zijn in toenemende mate actief in het tegengaan van terrorismefinanciering, wat onder meer blijkt uit het aanscherpen van de nationale regelgeving en het organiseren van bijeenkomsten die specifiek gaan over terrorismefinanciering, bijvoorbeeld in het kader van de anti-ISIS coalitie en de Financial Action Task Force. Tevens is er op Europees niveau een dialoog met de Gulf Cooperation Council (GCC) over de bestrijding van terrorismefinanciering en samenwerking op dit onderwerp. Dit heeft recent geleid tot een eerste bijeenkomst in Bahrein.

Vraag 49

Welke maatregelen heeft Turkije genomen om de grenzen met Syrië te versterken in het kader van de aanpak van Foreign Terrorist Fighters?

Antwoord vraag 49

In 2011 heeft Turkije een «no-entry» lijst opgesteld op basis van informatie en inlichtingen van partnerlanden. Op dit moment staan de namen van meer dan 12.500 personen uit 100 landen op deze lijst. Ook zijn er volgens de Turkse autoriteiten sinds 2011 1.290 buitenlanders uit 90 verschillende landen Turkije uitgezet. Een recent opgerichte Risico Analyse Unit screent binnenkomende reizigers. Op basis van deze screening is aan meer dan 700 personen de toegang tot Turkije geweigerd. Daarnaast heeft Turkije de bewakingsmaatregelen langs de 1.300 kilometer lange grens opgevoerd.

Vraag 51

Kunt u een korte update geven wat betreft de actuele militaire situatie in Irak en de voortgang van de militaire inspanningen sinds het verschijnen van de kabinetsbrief op 7 april jl. en daarbij met name ingaan op de positie van ISIS en de voortgang wat betreft het terugdringen van ISIS?

Vraag 52

Hoeveel grondgebied heeft ISIS in Irak veroverd sinds de luchtaanvallen van de internationale coalitie zijn begonnen en hoeveel grondgebied is op ISIS heroverd door Iraakse en Koerdische troepen?

Antwoord op vraag 51 en 52

In Centraal-Irak voert ISIS een verdedigend gevecht om een verdere opmars van de Iraakse strijdkrachten naar Mosul te verhinderen. Hierbij richt ISIS zich vooral op de logistieke lijnen tussen Bagdad en Baiji, waar sinds de herovering van Tikrit de frontlijn loopt. In West-Irak concentreert de strijd zich momenteel rond al-Falluja en Ramadi. Ramadi is recent in handen gevallen van ISIS. De Iraakse strijdkrachten treden voorzichtig op om de eigen verliezen – vooral door bermbommen en zelfmoordacties – te beperken. Ook het voorkomen van burgerslachtoffers speelt een rol bij het optreden tegen ISIS. ISIS heeft sinds het optreden van de coalitie terrein verloren in Irak. Over de exacte hoeveelheid grondgebied zijn geen cijfers beschikbaar. Zie ook de antwoorden op de vragen 1, 2 en 3.

Vraag 53

Levert de coalitie ook militaire inspanningen tegen andere strijdgroepen dan ISIS? Zo ja, welke strijdgroepen worden ook militair bestreden?

Antwoord op vraag 53

Er zijn geen coalitie-inspanningen gericht op de bestrijding van andere strijdgroepen dan ISIS.

Vraag 54

Hoe staat het met de bouw van het kamp met containers voor het F-16 detachement?

Antwoord op vraag 54

De bouw van het nieuwe kamp is begin april 2015 voltooid.

Vraag 55

Kunt u nader ingaan op nieuwsberichten dat de Nederlandse F-16 piloten actief boven Irak sinds kort een MP9 mitrailleur bij zich hebben (in plaats van een enkel-schot pistool) en in het bijzonder in gaan op waarom hiertoe is besloten, waarom dat nu pas is doorgevoerd, en of dit in lijn is met de wensen van de piloten zelf?

Antwoord op vraag 55

De training en de uitrusting van de Nederlandse F-16 piloten worden voorafgaand aan een operatie in samenspraak met de vliegers en overlevingsexperts van Defensie geoptimaliseerd. Nederlandse piloten vliegen vanaf het begin van de luchtcampagne met een automatisch wapen in hun overlevingspakket, naast het standaard pistool.

Vraag 56

Is er sprake van (mogelijke) Nederlandse betrokkenheid bij burgerslachtoffers door luchtaanvallen in Irak? Is dit onderzocht of wordt hier momenteel onderzoek naar gedaan?

Antwoord vraag 56

Voor zover op dit moment bekend is er geen sprake geweest van Nederlandse betrokkenheid bij burgerslachtoffers door luchtaanvallen in Irak. Zoals reeds eerder aan uw Kamer is gemeld, is het niet mogelijk volledig en betrouwbaar onderzoek te doen naar omgekomen burgerslachtoffers in ISIS-gebied door handelingen van ISIS, de Iraakse en Koerdische strijdkrachten of de internationale coalitie. De reden hiervoor is dat het moeilijk of soms zelfs onmogelijk is een gedetailleerde battle damage assessment op de grond te laten uitvoeren. De veiligheidssituatie laat dit niet toe en doden worden in de moslimgemeenschap binnen 24 uur begraven. Ook laat de bevolkingsregistratie te wensen over, zeker in de nu door ISIS gecontroleerde gebieden. Meldingen van vermeende burgerslachtoffers worden door de coalitie uiterst serieus genomen en waar mogelijk onmiddellijk onderzocht.

Vraag 57

Beschikken ISIS-strijders over luchtdoelraketten die een gevaar kunnen vormen voor de Nederlandse F-16’s?

Antwoord op vraag 57

ISIS-strijders beschikken over verschillende varianten luchtdoelraketten die vanaf de schouder kunnen worden gevuurd (Man Portable Air Defence System, MANPADS). Deze systemen kunnen reiken tot de operatiehoogtes van coalitietoestellen en dus ook de Nederlandse F-16’s. De coalitie houdt rekening met de aanwezigheid van MANPADS en past haar wijze van optreden hierop aan. Over de wijze waarop dit gebeurt, worden in het openbaar geen uitspraken gedaan.

Vraag 58

Kunnen jachtvliegtuigen van de coalitie nog voldoende doelen vinden in Syrië en Irak?

Antwoord op vraag 58

Er is voldoende doelaanbod.

Vraag 59

Kunt u aangeven welke militair strategische veranderingen ISIS heeft toegepast sinds de coalitie is begonnen met de luchtcampagne?

Antwoord op vraag 59

De luchtcampagne heeft er voor gezorgd dat ISIS haar optreden heeft moeten aanpassen. De zwaardere middelen zijn niet langer effectief inzetbaar zonder te worden opgemerkt door de air assets van de coalitie. Het samentrekken van grotere eenheden ter voorbereiding op een aanval is voor ISIS eveneens gevaarlijk. ISIS probeert op dit moment met kleinere eenheden verrassend op te treden en gebruikt hierbij irreguliere gevechtstactieken zoals het gebruik van bermbommen en het plegen van zelfmoordaanslagen.

Vraag 60

Heeft de munitie schaarste ertoe geleid dat Nederlandse F-16’s tijdelijk niet inzetbaar waren?

Antwoord op vraag 60

Nee, Nederlandse F-16’s zijn ook tijdens de tijdelijke munitie-schaarste inzetbaar gebleven.

Vraag 61

Hoeveel euro aan coulancebetaling heeft Nederland overgemaakt naar de gewonde Peshmerga-soldaat van het schietincident in Erbil, en waar is dit bedrag op gebaseerd?

Antwoord op vraag 61

Aan de Peshmerga-soldaat van het schietincident in Erbil is een vergoeding van IQD 10.000.000 (ongeveer 7.500 euro) uitgekeerd. Dit bedrag is gebaseerd op de persoonlijke omstandigheden van de soldaat en de lokale leefomstandigheden.

Vraag 62

Zijn er maatregelen genomen ter voorkoming van herhaling van het schietincident in Erbil? Zo ja, welke?

Antwoord op vraag 62

Naar aanleiding van het incident is bepaald dat het persoonlijk wapen in beginsel alleen half geladen wordt gedragen en bij demonstratie-handelingen en oefeningen in het holster blijft. Bij demonstratie-handelingen en het optreden als oefenvijand voor de cursisten wordt voortaan gebruikt gemaakt van een geweer (lang wapen), waarbij ook een tweede persoon controleert dat het ongeladen is.

Vraag 63

Is het juist dat Iraakse Special Operation Forces in het verleden zijn ingezet tegen politieke tegenstanders, dat er niet of nauwelijks politieke controle over is en dat deze eenheden vooral uit sjiieten bestaan? Kunnen berichten bevestigd worden dat Iraakse Special Operation Forces in het verleden vijandige strijders hebben geëxecuteerd en gevangenen hebben gemarteld?

Antwoord op vraag 63

De samenstelling van de in 2003 opgerichte Iraqi Special Operations Force komt grofweg overeen met de samenstelling van de Iraakse samenleving, met militairen van zowel sjiitische, soennitische als Koerdische komaf. De politieke controle over het optreden van de Iraakse strijdkrachten, waaronder de Special Forces, is in de Grondwet vastgelegd. Meldingen vanuit het verleden dat eenheden van het Iraakse leger, of Iraakse Special Forces, betrokken zouden zijn bij mensenrechtenschendingen kunnen niet worden bevestigd.

Vraag 64

Op welke wijze worden de trainingen geëvalueerd? Wordt er ook gekeken of het geleerde adequaat in de praktijk wordt gebracht?

Antwoord op vraag 64

De trainingen worden doorlopend geëvalueerd. Bij de evaluatie zijn de deelnemende coalitietrainers en de trainees nauw betrokken. Dit resulteert, na afstemming met de Iraqi Security Forces of het Ministry of Peshmerga, desgewenst in een aangepast programma. Op deze manier wordt constant gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit van de trainingen.

Controleren of het geleerde ook in de praktijk wordt gebracht, is niet goed mogelijk. Nederlandse instructeurs gaan immers niet mee naar de frontlinie. Dit laat onverlet dat de Iraakse legerleiding, inclusief Peshmerga, laat weten dat het verschil tussen door de coalitie getrainde eenheden en overige eenheden in de praktijk goed zichtbaar is.

Vraag 65

Is er sprake van dreigingen, waaronder aanslagen, die specifiek gericht zijn tegen Nederlandse militairen in Irak?

Antwoord op vraag 65

Nee, er is momenteel geen sprake van dreigingen, waaronder aanslagen, die specifiek zijn gericht tegen Nederlandse militairen in Irak. Wel heeft ISIS zich meermaals dreigend geuit tegen de coalitie en de daaraan participerende landen in algemene zin.

Vraag 66

Is het juist dat sinds de internationale coalitie luchtaanvallen uitvoert op Irak en Syrië het aantal jihadisten dat naar de regio vertrekt, is toegenomen? Welke ontwikkelingen zijn hier waarneembaar?

Antwoord op vraag 66

Sinds ISIS in juni 2014 het kalifaat heeft uitgeroepen, is de aantrekkingskracht van ISIS gegroeid en zijn daarmee het aantal uitreizen en uitreispogingen naar het gebied toegenomen. Deze toename is door de luchtaanvallen niet gestopt.

Vraag 67

Wat is het totaalbedrag dat Nederland sinds het begin van de crisis in Syrië heeft uitgegeven aan humanitaire en ontwikkelingssamenwerkingselementen in zowel Syrië, Irak als de buurlanden?

Antwoord op vraag 67

Sinds 2012 is er in totaal ruim 171 mln. euro toegezegd/gereserveerd aan humanitaire hulp voor Syrië, Irak, Libanon, Jordanië, Turkije en Egypte. Hiervan is tot op heden 136,1 mln. euro uitgegeven. Daarnaast verstrekt Nederland een groot deel van het algemene humanitaire hulpbudget aan ongeoormerkte jaarlijkse bijdragen aan het ICRC en VN-noodhulpfondsen zoals het CERF, WFP, UNHCR en UNRWA. Een gedeelte daarvan komt ook ten goede van de slachtoffers in Irak, Syrië en de buurlanden.

Voor de berekening van de andere hulp met ontwikkelingssamenwerking elementen wordt voor de uitgavencijfers onderscheid gemaakt tussen activiteiten gericht op één land en activiteiten die meerdere begunstigde landen kennen, waarvoor een rekenkundig gemiddelde wordt gebruikt (totale uitgaven voor een activiteit gedeeld door het aantal begunstigde landen). Voor de eerste categorie is sinds 2012 23,7 mln. euro uitgegeven aan Syrië, Irak, Libanon, Jordanië en Turkije. Voor de tweede categorie is sinds 2012 een bedrag van 79,8 mln. euro aan Syrië, Irak, Libanon, Jordanië en Turkije uitgegeven.

Vraag 68

Hoeveel personen die in Syrië of Irak enige vorm van Nederlandse steun hebben ontvangen hebben zich, zover bekend, aangesloten bij extremistische groepen in het gebied?

Antwoord op vraag 68

Voor zover bekend geen.

Vraag 69

Wat is de verwachting wat betreft de waarmaking van de toezeggingen van de donoren in Koeweit? Hoeveel geld ontbreekt er nu nog? Zit er al voortgang in de waarmaking van de financiële toezeggingen?

Vraag 70

In welke mate is er op dit moment voldaan aan de financiële behoefte voor hulpverlening aan Irak en Syrië en de buurlanden waar veel vluchtelingen uit het gebied zijn?

Antwoord op vraag 69 en 70

Op de Derde Kuweit Pledging Conferentie van 31 maart jl. is bekend gemaakt dat van de toezegde bijdragen van de eerdere conferenties respectievelijk 90 en 82 procent daadwerkelijk was uitbetaald. Er zijn geen aanwijzingen dat dit nu anders zal zijn. Desalniettemin zullen de VN en andere internationale actoren er alles aan doen om na de derde pledging conference de nieuwe toezeggingen zo spoedig mogelijk uitbetaald te krijgen. Ook Minister Ploumen heeft daartoe opgeroepen. De financiering blijft echter achter bij de financiële behoeften. Het VN financial tracking system geeft aan dat de financiering van het Syria Response Plan voor 17 procent is gedekt, het Syria Regional Refugee and Resilience Plan voor 2015 voor 19 procent en het Strategic Response Plan voor Irak slechts voor 13 procent (stand 18 mei 2015). Dit beeld komt overeen met dat van voorgaande jaren en lijkt op dit moment zelfs gunstig af te steken bij de dekkingspercentages voor andere humanitaire crises in de wereld.

Vraag 71

Hoeveel euro heeft Nederland bijgedragen aan de $ 1,4 miljard donatiepot van de Europese Commissie?

Antwoord op vraag 71

Voor de uitvoering van de regionale EU-strategie Syrië, Irak en de ISIS-dreiging heeft de Europese Commissie 1 miljard euro beschikbaar gesteld uit bestaande EU-fondsen, zoals het fonds voor humanitaire hulp (DG ECHO), het Europees Nabuurschapsinstrument (ENI) en het Instrument voor Pre-accessie (IPA), het instrument ter bevordering van stabiliteit en vrede, het Europees instrument ter bevordering van democratie en mensenrechten, garanties voor leningen en noodhulp. Nadere details hierover zijn weergegeven in het BNC-fiche «Mededeling regionale EU-strategie Syrië, Irak en dreiging ISIS» (kamerstuk 22 112, nr. 1949). In dit fiche is aangegeven dat deze regionale EU-strategie geen consequenties heeft voor de Nederlandse begroting.

Naar boven