27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 487 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 november 2013

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over de brief van 4 juli 2013 over de post-missie beoordeling van de Nederlandse bijdrage aan de Stabilisation Force Iraq (SFIR) (Kamerstuk 27 925, nr. 482).

De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 7 november 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De adjunct-griffier van de commissie, Dekker

Vraag 1

Hoe is de samenwerking met internationale partners verlopen en waardoor werden eventuele knelpunten veroorzaakt?

Antwoord

Nederland heeft gedurende de missie intensief samengewerkt met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Japan. Deze contacten waren effectief en er golden duidelijke afspraken over de werkverdeling.

Vraag 2

Hoe was de commandostructuur georganiseerd en zijn hierbij problemen ontstaan?

Antwoord

De militaire operatie in Irak stond onder commando van het US Central Command (CENTCOM), waarbij de commandant van de Coalition Joint Task Force-7 (CJTF-7) vanuit Bagdad de operatie aanstuurde. Daartoe was Irak opgedeeld in vier sectoren (vier divisies). Het Nederlandse bataljon functioneerde als zelfstandige eenheid onder operationele controle van de Britse divisie. Een gedetailleerde beschrijving van de structuur is opgenomen in de Eindevaluatie SFIR 2003–2005 paragraaf 2.6.7 (Kamerstuk 29 521 nr. 17, 10 oktober 2005). De structuur was helder en duidelijk.

Vraag 3

Heeft de post-missiebeoordeling van de Nederlandse bijdrage aan de Stabilisation Force Iraq (SFIR) nieuwe lessen opgeleverd voor vervolg missies ten opzichte van de eindevaluatie? Zo ja, welke?

Vraag 8

Levert het inzicht van deze eerste post-missie beoordeling na vijf jaar nieuwe inzichten op ten aanzien van de ex ante eisen, die aan missies als deze gesteld moeten worden ten aanzien van toetsingscriteria of meetinstrumentarium?

Antwoord op vragen 3 en 8

De post-missie beoordeling zelf heeft ten opzichte van de eindevaluatie inhoudelijk geen nieuwe lessen opgeleverd. Uit de eindevaluatie van SFIR en in meer algemene zin uit voortschrijdend inzicht zijn nieuwe ex ante eisen ten aanzien van nieuwe missies voortgekomen. Zo wordt voorafgaand aan een missie tegenwoordig meer gebruikgemaakt van een geïntegreerde benadering waarin de rollen van de ontwikkelingssector, de krijgsmacht en de diplomatie al in het voortraject op elkaar worden afgestemd. Ook is er voorafgaand aan de Nederlandse missie in Kunduz een nulmeting gedaan. Gedurende de looptijd van de missie werd jaarlijks een voortgangsmeting gedaan op basis van vooraf ingestelde criteria om hiermee de meetbaarheid van de Nederlandse bijdrage aan missies te vergroten.

Vraag 4

In hoeverre heeft het ontbreken van een gemeenschappelijke strategie en visie van Nederland en het Verenigd Koninkrijk, bij de overdracht en beëindiging van alle door Nederland opgelopen projecten, de duurzaamheid en onomkeerbaarheid van de Nederlandse inspanningen bemoeilijkt?

Antwoord

De door Nederland ontplooide Cimic-projecten waren nadrukkelijk kleinschalige quick impact projecten die na vertrek van de troepen werden overgedragen aan de doelgroep. Hoewel duurzaamheid en onomkeerbaarheid gewenst waren, was dit geen doel op zich. Cimic-projecten zijn beduidend kleinschaliger dan OS-projecten en dienen twee doelen, te weten het lenigen van acute noden bij de lokale gemeenschap en het verbeteren van de contacten van de missie met de lokale bevolking. Naar aanleiding van de eindevaluatie is besloten om bij Nederlandse bijdragen aan missies de ontwikkelingssector eerder te betrekken in de besluitvorming rondom een missie. Ook wordt beter aansluiting gezocht bij wederopbouwinspanningen op de lange termijn.

Vraag 5

Waarom ontbreken in de rapportage evaluaties en assessments ten aanzien van de opgerichte landbouwcoöperaties bij het irrigatieproject Khudhir en de diergezondheidszorg die onder Nederlandse supervisie gestart zijn? Bent u bereid alsnog hierover rapportages op te nemen?

Vraag 11

Hoe representatief zijn de resultaten van deze post-missie beoordeling gezien de beperkte monitoringsmogelijkheden?

Vraag 32

Kunt u nader ingaan op de criteria (bijdrage aan de primaire levensbehoefte, grootte van het budget, de houdbaarheid en de meetbaarheid) voor de selectie van de 25 projecten van de ruim 600 voor deze post-missiebeoordeling?

Vraag 33

25 projecten zijn geselecteerd uit 600 door Nederland uitgevoerde CIMIC-projecten. Van de 25 konden er 21 worden getraceerd en bezocht. Wat is er met de overige vier gebeurd? Is het aannemelijk dat deze steekproef representatief is en dus een vergelijkbaar percentage van de 600 projecten niet meer traceerbaar is?

Vraag 34

Hoeveel van de 25 projecten waren niet langer in gebruik of gesloopt? Hoeveel projecten vertonen achterstallig onderhoud?

Vraag 35

Is door gesprekken met de lokale bevolking helemaal niet te achterhalen wat er van de overige 575 door Nederland uitgevoerde projecten geworden is?

Antwoord op vragen 5, 11, 32, 33, 34 en 35

Vanwege de grootte van het gebied, de beperkte capaciteit van de Nederlandse ambassade in Bagdad, de veiligheidsoverwegingen en de afweging van kosten-baten is er voor gekozen, ten behoeve van de post-missie beoordeling, met behulp van een steekproef van 25 projecten de effecten van de Nederlandse Cimic-inspanningen ter ondersteuning van SFIR in kaart te brengen. Hierbij is binnen het kader van de vier genoemde criteria (bijdrage aan primaire levensbehoefte, grootte van het budget, de houdbaarheid en de meetbaarheid) een zo divers mogelijke dwarsdoorsnede van de Nederlandse Cimic-projecten gemaakt. Statistisch gezien is de representativiteit van deze steekproef echter beperkt. Tijdens het uitvoeren van de steekproef is gebleken dat vier projecten niet konden worden gelokaliseerd. Het is daarom niet mogelijk daar meer informatie over te verschaffen. Het project in Khudhir en het project betreffende de diergezondheidszorg vallen niet onder de 21 beoordeelde projecten. Er zal om genoemde redenen geen onderzoek meer worden gedaan naar projecten die buiten de steekproef vielen.

Vraag 6

De rapportages zijn vooral gericht op de mate waarin infrastructurele voorzieningen nog fysiek aanwezig zijn en functioneren. Waarom gaan ze veel minder in op institutionele en maatschappelijke (soft power) veranderingen die indertijd zijn ingezet?

Antwoord

De projecten waren nadrukkelijk opgezet als quick impact projecten om de Iraakse hearts and minds te winnen en waren daarom vrijwel uitsluitend gericht op infrastructurele voorzieningen. Het rapport «Projectevaluaties Al-Muthanna» en het bijbehorende addendum betreft een rapport van 21 civiel-militaire (CIMIC) projecten die de hoofddoelstelling van de Nederlandse missie ondersteunen. De institutionele en maatschappelijke veranderingen worden in het rapport «Muthanna Province Overview» meer specifiek toegelicht.

Vraag 7

Zijn door Nederland opgestarte projecten overgenomen door ofwel Iraakse non-gouvernementele organisaties (NGO's), Nederlandse NGO's of anderen? Met andere woorden: is de onomkeerbaarheid van de inspanningen op diverse projecten ook bekeken naar de mate waarin anderen de Nederlandse taak hebben overgenomen?

Antwoord

Ja. Nederlandse projecten zijn voor het overgrote deel overgenomen door de (lokale) Iraakse autoriteiten of de lokale bevolking. Enkele projecten zijn helaas niet voortgezet.

Vraag 9

Wat is de meerwaarde geweest van de TNO-analisten die zich bezig hebben gehouden met instrumentarium om de effectiviteit van de missie inzichtelijk te maken? Heeft dit nieuwe inzichten opgeleverd ten opzichte van toekomstige missies?

Antwoord

Tijdens de eindevaluatie en de post-missie beoordeling van SFIR is nog geen gebruik gemaakt van dit instrumentarium. Wel is het door TNO ontwikkelde geïntegreerde missie-ontwerp (Comprehensive Mission Design (CMD)) de leidraad geweest voor de uitvoering van de werkzaamheden gedurende de Nederlandse missie in Kunduz. Ook bood dit CMD aan het Coördinerend Management Team (CMT) van de missie in Kunduz een kader voor de missiedoelstellingen. Tot slot ondersteunde het geïntegreerd missie-ontwerp de monitoring van de voortgang van de missie.

Vraag 10

Kunt u concretiseren welke vormen van monitoring in Al Muthanna niet hebben kunnen plaatsvinden (bijvoorbeeld vanwege de veiligheidssituatie, de beperkte ambassadecapaciteit in Bagdad en de grote afstand), die idealiter wel zouden hebben moeten plaatsvinden om een goed beeld van de situatie te krijgen?

Antwoord

Gezien de aard van de Cimic-projecten als quick impact projecten is er beperkt sprake van monitoring geweest. Monitoring van deze projecten zou buitenproportioneel veel capaciteit hebben gevergd.

Vraag 12

Het toeschrijven van resultaten aan de Nederlandse inzet is moeilijk omdat Nederland opereerde in een grootschalige interventie, waarbij het welslagen van veel externe factoren afhing. Welke consequenties trekt u uit het feit dat (meetbare) resultaten moeilijk aan dergelijke wederopbouwmissies toe te schrijven zijn?

Antwoord

Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 9 juli 2012 (Kamerstuk 29 521 nr. 191) betreffende de werking van het toetsingskader zal het toeschrijven van resultaten aan de Nederlandse inzet altijd moeilijk blijven, vanwege de vele externe factoren die in (post-) conflict situaties meespelen. Ook blijft het altijd lastig om het kwalitatieve doel van een missie om te zetten in kwantitatieve indicatoren. Het kabinet tracht niettemin de resultaten van de Nederlandse bijdrage zo meetbaar mogelijk te maken. In het algemeen overleg van 16 februari 2012 over de eindevaluatie Uruzgan is ook toegezegd dat in brieven die een nieuwe Nederlandse inzet aankondigen (ongeacht of het een artikel 100-brief betreft) de wijze van evalueren wordt verduidelijkt.

Vraag 13

Kunt u toelichten wat de bevolkingssamenstelling in Al Muthanna is? Zijn in Al Muthanna de sektarische verschillen ook geïnstitutionaliseerd sinds 2003?

Antwoord

Van sektarische verschillen is in Al-Muthanna nauwelijks sprake omdat de bevolking voornamelijk uit sji’ieten bestaat. Dit was voor 2003 ook het geval. Bij de provinciale verkiezingen van april 2013 wonnen sji’itische lijstcombinaties in Al-Muthanna ca. 90% van de stemmen.

Vraag 14

In hoeverre is de algemene veiligheidsanalyse met betrekking tot Irak, zoals u die in de brief schetst, nog actueel gezien de explosieve toename van het aantal aanslagen?

Antwoord

Na een jarenlange periode van afnemend geweld is het aantal aanslagen in Irak de afgelopen maanden toegenomen.Het betreft vooral Bagdad en de betwiste gebieden zoals Nineveh, Tamim (Kirkuk) en Diyala. De veiligheidssituatie in de provincie Al-Muthanna is in deze periode niet wezenlijk veranderd.

Vraag 15

Kunt u concretiseren wat de Nederlandse bijdrage voor economische wederopbouw in Al Muthanna heeft opgeleverd ten aanzien van de werkloosheid, armoede, vrouwelijk participatie en analfabetisme, gezien de hoofddoelstelling van de Nederlandse bijdrage het creëren van een veilige en stabiele omgeving was om daarmee economische en politieke wederopbouw mogelijk te maken?

Antwoord

Nee. Er zijn geen concrete gedocumenteerde gegevens beschikbaar van de veranderingen op macroniveau in Al Muthanna. Zie voorts het antwoord op vraag 12.

Vraag 16

Is er ook gesproken met personen die de civiel-militaire (CIMIC-)projecten als negatief hebben ervaren? Indien dat het geval is, waar lag dat aan?

Antwoord

De geïnterviewde personen hebben de Nederlandse Cimic-projecten als positief ervaren. Wel is bij enkele projecten melding gemaakt van de matige kwaliteit van renovaties.

Vraag 17

Kunt u toelichten waarom de inzet van krijgsmacht essentieel is voor deze CIMIC-projecten?

Antwoord

Cimic-activiteiten vormen een onderdeel van een militaire strategie. Cimic-activiteiten dragen bij aan het lenigen van acute noden van de lokale bevolking. Zij helpen de contacten met de bevolking te onderhouden en te komen tot informatie-uitwisseling. Cimic is een onderdeel van de werkzaamheden van de krijgsmacht; zonder presentie van de krijgsmacht is er geen reden om Cimic-activiteiten uit te voeren.

Vraag 18

Met hoeveel mensen is gesproken om te kunnen stellen dat de bevolking zich in algemene zin in positieve termen uit over de inspanningen van de Nederlandse eenheden?

Vraag 31

Op welke wijze is de lokale bevolking gevraagd hoe zij de inspanningen van Nederland voor opbouw en herstel waarderen? Wie behoorden tot de ondervraagden?

Antwoord op vragen 18 en 31

In het kader van de post-missiebeoordeling is met diverse mensen op verschillende locaties gesproken: rondom de projecten, met medewerkers van de lokale overheid en met de lokale bevolking. Het is onbekend met hoeveel mensen precies is gesproken.

Vraag 19

Hoe zijn, bij het evalueren van de hoofddoelstelling van de Nederlandse bijdrage aan SFIR, het creëren van een veilige en stabiele omgeving, de lange termijn effecten van de trainingen van de Iraakse veiligheidsstructuren geëvalueerd?

Vraag 20

Hoeveel gesprekken zijn er geweest met het personeel van de Iraakse veiligheidsorganisaties die getraind zijn door de Nederlandse bijdrage aan SFIR?

Vraag 21

Hoe kwalificeren de deelnemers het langetermijneffect van de Nederlandse trainingen binnen het Security Sector Reform (SSR) programma?

Vraag 22

Met hoeveel personen van de 28 door Nederland opgeleide kaderleden van de lokale politie en de Iraqi National Guard is gesproken voor deze post-missiebeoordeling?

Vraag 23

Hoe worden de trainingen aan de 28 door Nederland opgeleide kaderleden van de lokale politie en de Iraqi National Guard door de deelnemers gekwalificeerd?

Antwoord op vragen 19, 20, 21, 22 en 23

Vanuit kosten-batenoverwegingen is er zoals gezegd gekozen om ten behoeve van de post-missiebeoordeling gebruik te maken van een brede beoordeling van de effecten van de Nederlandse bijdrage aan SFIR in combinatie met een steekproef van 25 van de 600 ondersteunende Cimic-projecten. In dit kader is niet gesproken met het door Nederland getrainde Iraakse veiligheidspersoneel.

Vraag 24

Hoe zijn de lange termijn effecten beoordeeld van projecten die niet gerelateerd zijn aan infrastructuur of aan renovatie en nieuwbouw van gebouwen?

Antwoord

De Cimic-projecten betroffen vrijwel altijd kleinschalige infrastructuur, renovatie of nieuwbouw. De structurele beoordeling van de lange termijn effecten van het beperkte aantal andersoortige projecten is niet aan de orde geweest. Wel dienden de nieuwbouw en renovatieprojecten vaak verdergaande doelen, zoals het vergroten van de toegang tot onderwijs of het leveren van energie aan de lokale omgeving. De langetermijnresultaten op deze onderdelen worden beantwoord in de vragen 25, 26, 27, 29 en 30.

Vraag 25

Kunt u toelichten wat de lange termijn resultaten zijn van de CIMIC-inzet op het gebied van onderwijs?

Antwoord

Door de aard van de Cimic-projecten betrof de inzet op het gebied van onderwijs voornamelijk renovatiewerkzaamheden. De Nederlandse projecten zijn door de lokale bevolking positief gewaardeerd. Enkele van de door Nederland gerenoveerde scholen hadden last van achterstallig onderhoud, maar over het algemeen hebben de Nederlandse Cimic-projecten gezorgd voor een toename van onderwijsmogelijkheden in de regio. Vooral de Nederlandse bijdrage aan de Rhyeem meisjesschool heeft een significante sociaal maatschappelijke impact in de regio gehad.

Vraag 26

Kunt u toelichten wat de lange termijn resultaten zijn van de CIMIC-inzet op het gebied van gezondheidszorg?

Antwoord

Onder de 25 geëvalueerde projecten in de post-missiebeoordeling bevinden zich geen Cimic-projecten op het gebied van gezondheidszorg.

Vraag 27

Kunt u toelichten wat de lange termijn resultaten zijn van de CIMIC-inzet op het gebied van energie?

Antwoord

De geëvalueerde Cimic-projecten op het gebied van energie worden door de lokale bevolking gewaardeerd. Alle bezochte projecten verkeren nog in goede staat, hebben gezorgd voor meer werkgelegenheid en dragen zorg voor elektriciteitsvoorziening in de omgeving.

Vraag 28

Kunt u toelichten wat de lange termijn resultaten zijn van de CIMIC-inzet op het gebied van infrastructuur?

Antwoord

De Cimic-projecten zijn onderverdeeld in de categorieën onderwijs, schoonwatervoorzieningen, economie, elektriciteitsvoorziening, landbouw en een categorie diverse projecten. Gezien de aard van de Cimic-projecten betroffen al deze projecten voornamelijk werkzaamheden op het gebied van infrastructuur. De langetermijnresultaten van de Cimic-inzet voor deze categorieën worden behandeld in antwoord op de vragen 26, 27, 29 en 30.

Vraag 29

Kunt u toelichten wat de lange termijn resultaten zijn van de CIMIC-inzet op het gebied van de sociale voorzieningen?

Antwoord

De resultaten op het gebied van de sociale voorzieningen zijn wisselend. Een enkel project is helaas niet voorgezet, terwijl andere projecten, waaronder een jongerencentrum in Warka, nog steeds volop in gebruik zijn.

Vraag 30

Kunt u toelichten wat de lange termijn resultaten zijn van de CIMIC-inzet op het gebied van de agrarische sector?

Antwoord

De Nederlandse projecten op het gebied van de agrarische sector zijn niet voortgezet door de Iraakse autoriteiten.

Vraag 36

In hoeverre is de regering, gezien de beperkingen van het monitoringssysteem, adequaat in staat de beschuldigingen van corruptie tegen de door Nederlandse eenheden ingezette tolken en lokale aannemers te verifiëren?

Antwoord

Zoals in de Kamerbrief post-missiebeoordeling SFIR (kamerstuk 27 925 nr. 482) is gemeld, is het voor het kabinet niet mogelijk de beschuldigingen te verifiëren. De aantijgingen waren ook al in 2004 bekend, maar zijn nooit bewezen.

Vraag 37

Zijn er in het kader van door Nederland uitgevoerde projecten ook moskeeën gebouwd? Zo ja, hoeveel en wat heeft dit Nederland gekost?

Antwoord

Nee.

Vraag 38

Zijn er in de missie periode van SFIR (augustus 2003 – maart 2005) door Nederlandse troepen schendingen van de mensenrechten geconstateerd en gerapporteerd? Zo ja, kunt u een volledige lijst geven van zulke incidenten en de bijbehorende rapporten, zowel voor als na de soevereiniteitsoverdracht in juni 2004?

Antwoord

Door SFIR-personeel is melding gemaakt van mishandeling van gevangenen door de Iraakse politie in As Samawah in het voorjaar van 2005. De Nederlandse commandant heeft de desbetreffende politiecommandant over het voornoemde feit ter verantwoording geroepen. Deze heeft terstond maatregelen genomen en hangende het onderzoek de verantwoordelijke politiefunctionaris geschorst. De Kamer is hierover geïnformeerd met de Eindevaluatie SFIR 2003–2005 (Kamerstuk 29 521 nr. 17, 10 oktober 2005). Daarnaast is de Kamer op 19 juni 2007 (Kamerstuk 23 432, nr. 228) geïnformeerd met het rapport van de commissie van onderzoek naar de betrokkenheid van Nederlandse militairen bij mogelijke misstanden bij gesprekken met gedetineerden in Irak.

Naar boven