27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 283 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 december 2017

Onderwijs legt de basis voor de verdere ontwikkeling en toekomst van leerlingen. Het kunnen bieden van de best mogelijke onderwijskwaliteit aan elke leerling is dan ook essentieel. In dit licht is het van belang dat leraren bevoegd zijn voor het onderwijs dat zij geven en dat zij gedurende hun loopbaan hun kennis en vaardigheden blijven ontwikkelen. Om die reden vinden wij het Lerarenregister een waardevol instrument.

Ambitie en eigenaarschap

Het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is helder in de ambitie: het Lerarenregister doet ertoe. Het is ook helder waar het register op gericht moet zijn: op het eigenaarschap van de beroepsgroep. Kortgezegd: het register moet van, voor en door de leraar zijn. En daarom is het jammer dat er rond de wet beroep leraar de nodige discussie is ontstaan. Discussie die de energie afleidt van waar het in de kern om gaat: namelijk zorgen voor versterking van de beroepsgroep.

Om de beroepsgroep centraal te zetten, moeten we een duidelijke herstart maken. Het register werkt namelijk alleen als het de professionele ontwikkeling van leraren goed ondersteunt. De inhoud die de beroepsgroep aan het register geeft is van doorslaggevend belang. Daarvoor is niet alleen de actieve betrokkenheid van leraren nodig, maar ook het vertrouwen in de beroepsgroep dat deze verantwoordelijkheid bij hen in uitstekende handen is.

Om het register tot een succes te maken moeten beroepsgroep en overheid samen optrekken vanuit wederzijds respect. Ik heb hierover als verantwoordelijk Minister een eerste gesprek gevoerd met de afvaardiging van de Deelnemersvergadering, de 24 gekozen leraren die de voorhoede vormen in het ontwikkelproces van de beroepsgroep. Dit gesprek heeft het beeld versterkt dat we alleen slagen wanneer leraren zelf het voortouw hebben en vanuit daar kunnen bouwen aan draagvlak. De klus die hiervoor moet worden geklaard is groot. De afvaardiging staat aan het begin van hun eigen ontwikkelproces en aan dat van de professionele dialoog binnen de beroepsgroep. Op verzoek van de afvaardiging bieden wij hen dan ook meer tijd om een kwaliteitskader neer te kunnen zetten dat echt goed is. Dat betekent dat de deadline van 1 juni 2018 voor de oplevering van het kwaliteitskader wordt opgeschoven.

Dat heeft vanzelfsprekend ook effect op de andere onderdelen van de huidige planning. Hoe de nieuwe planning eruit komt te zien, is afhankelijk van het proces dat de afvaardiging uitwerkt. Wij zullen uw Kamer hierover informeren zodra hierover met de afvaardiging een afspraak is gemaakt. Omdat wij het in de tussentijd belangrijk vinden om, vanuit de geest van de wet, podium te bieden aan de professionele ontwikkeling van leraren, zal het register vanaf augustus 2018 alvast open gaan. Hierdoor is er voor elke leraar een basisportfolio beschikbaar. Een individuele «open ruimte» waarin de leraar alles wat hij van belang acht zelf kan vastleggen, zonder dat hier een werking vanuit gaat.

Op deze manier biedt het register de beroepsgroep desgewenst ook de mogelijkheid om (geanonimiseerde) informatie uit het register te benutten om een beter beeld te krijgen wat deze grote en diverse beroepsgroep onder professionele ontwikkeling verstaat. Om vanuit die kennis vervolgens het kwaliteitskader nog meer te laten aansluiten op de wensen en behoeften van de leraar.

Onderwijsraad

In de vervolggesprekken met de afvaardiging zullen wij ook de aanbevelingen en suggesties van de Onderwijsraad uit zijn recente advies over het lerarenregister meegeven. De raad geeft in het advies aan voorstander te zijn van een publiekrechtelijk lerarenregister, waarbij een eenvoudige uitwerking een snelle start van het register mogelijk moet maken. Daarnaast heeft de raad zorgen naar aanleiding van de beeldvorming over de invoering van het register. Samengevat gaan deze zorgen uit naar twee hoofdpunten, te weten het houden van focus op het doel dat met het register wordt beoogd en het zorgdragen voor aansluiting op bestaande praktijken van bekwaamheidsonderhoud.

De zorgen die de Onderwijsraad uit nemen wij serieus. Zoals aan het begin van deze brief aangegeven beschouwen wij dit moment als een herstart. Als een nieuwe start waarbij de beroepsgroep vooral ook zijn eigen groeiproces moet kunnen doormaken. De raad doet enkele concrete suggesties hoe het register vorm zou kunnen krijgen. Maar de keuze welke werkwijze het beste past willen wij dus laten waar deze hoort: bij de leraren.

Ontwikkelingen beroepsgroep en Onderwijscoöperatie

De beroepsgroep is momenteel flink in beweging. Voortvloeiend uit een groeiend eigenaarschap voor de eigen beroepskwaliteit en beroepseer, nemen leraren steeds meer positie in in discussies die het beroep van leraar raken. Dat is een bijzonder positieve ontwikkeling. De beroepsgroep heeft zichzelf tot nu toe in een veelheid aan groepen, verenigingen en initiatieven georganiseerd. Het positieve daarvan is dat er heel veel gebeurt, de keerzijde is versnippering.

De Deelnemersvergadering van alle geregistreerde leraren biedt als platform de kans om de noodzakelijke binding en de zeggenschap van de 250.000 beroepsbeoefenaren in po, vo en mbo te organiseren. Dat is een omvangrijke opgave en een proces waarbij de afvaardiging als voortouwgroep de regie voert en de Onderwijscoöperatie (OC) de ondersteuning van dat proces levert. Dit alles gericht op het versterken van de beroepsgroep.

Bij deze belangrijke ontwikkeling zien wij de rol van de overheid als faciliterend. Het proces van de beroepsgroep om zich verder te ontwikkelen als sterke gesprekspartner over dat mooie en belangrijke beroep van leraar, begint vooral bij de leraren zelf. Met zo’n grote en diverse beroepsgroep zal dat de nodige dynamiek, tijd en positieve energie vergen. Het is aan de politiek en aan de overheid om dat eindperspectief mede mogelijk te maken. Dat zijn we, elk vanuit onze eigen rol, de leerlingen verschuldigd.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven