27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 84 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 april 2010

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1, heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 10 maart 2010 inzake de getroffen aanvullende maatregelen ter bestrijding van de boktor in de bufferzone in Boskoop (Kamerstuk 27 858, nr. 83).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 9 april 2010. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Atsma

De griffier van de commissie,

Dortmans

1.

In hoeveel (individuele) gevallen is op grond van artikel 3 van de Plantenziektenwet en het Besluit bestrijding Schadelijke Organismen in de afgelopen vijf jaar overgegaan tot vernietiging van plantmateriaal? In hoeveel gevallen is er een aanvraag voor schadevergoeding op grond van artikel 4 van de Plantenziektenwet ingediend? In hoeveel gevallen is deze aanvraag gehonoreerd? Welk bedrag was hier per jaar mee gemoeid?

In de jaren 2006 tot en met 2010 zijn er in totaal circa 850 vondsten van organismen gedaan die, op basis van artikel 3 van de Plantenziektenwet en het Besluit bestrijding Schadelijke Organismen, geleid hebben tot de maatregel «vernietigen» van partijen.

In de jaren 2006 tot en met 2010 zijn drieëntwintig verzoeken ingediend, waarbij een beroep werd gedaan op artikel 4 van de Plantenziektenwet.

Van genoemde aanvragen zijn tot op heden vier aanvragen gehonoreerd. Deze honorering heeft tot dusver in 2010 geleid tot de toekenning van een totaalbedrag van 391.737 euro.

2.

Hoe wordt bepaald wanneer maatregelen onevenredig zwaar op een of meerdere personen drukken? Welke objectieve criteria en welke procedure worden hiervoor gehanteerd? Kunt u dit met voorbeelden illustreren?

Zoals ik in mijn brief van 10 maart jongstleden aangaf, beoogt artikel 4 niet een algemene schadevergoedingsplicht in het leven te roepen. Artikel 4 biedt de mogelijkheid schade te vergoeden indien de toepassing van de voorschriften van artikel 3 van de Plantenziektenwet onevenredig zwaar zou drukken op één of meer personen.

Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 4 van de Plantenziektenwet blijkt dat schade die ontstaat door het toepassen van in artikel 3 van de Plantenziektenwet genoemde maatregelen ter wering en bestrijding van schadelijke organismen, in beginsel niet worden vergoed; dergelijke kosten behoren tot het normale bedrijfsrisico.

Artikel 4 biedt derhalve slechts de basis om in bijzondere gevallen een uitzondering te maken op het uitgangspunt dat schade die het gevolg is van werings- en bestrijdingsmaatregelen, niet worden vergoed.

Wanneer een verzoek tot schadevergoeding wordt ingediend, bezie ik van geval tot geval in hoeverre sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die niet behoren tot het normale maatschappelijke/bedrijfsrisico van degene die om vergoeding van de schade verzoekt (onevenredige schade). Opgemerkt zij dat schade, die niet het directe gevolg is van het opleggen van maatregelen ter bestrijding of voorkoming van verbreiding van schadelijke organismen, in het kader van artikel 4 buiten beschouwing dient te worden gelaten. Voor een voorbeeld van schade die ik heb vergoed, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5, waar wordt uiteengezet welke omstandigheden van belang waren voor de vergoeding van schade.

3.

Welke rol en positie kan het plantenpaspoort spelen? Is het bijvoorbeeld mogelijk om voor alle Aziatische Acers (en waardplanten) een paspoortplicht op te leggen, waarbij het land van herkomst zodanig wordt vermeld dat nationaliseren niet mogelijk is?

In Beschikking 2008/840/EG2 is bepaald dat 17 in deze beschikking met name genoemde waardplanten (waaronder Acers) afkomstig uit derde landen en aangewezen gebieden in de EU waar de boktor voorkomt, alleen binnen de EU vervoerd mogen worden als zij voorzien zijn van een plantenpaspoort.

Het plantenpaspoort moet worden afgegeven conform de voorschriften in Richtlijn 92/105/EC3. In deze Richtlijn is bepaald dat voor producten uit derde landen de naam van het land van oorsprong of van verzending op het plantenpaspoort moet worden vermeld. De keuringsdiensten zien er tijdens de reguliere inspecties op toe dat gebruik en afgifte van deze plantenpaspoorten geschiedt conform de geldende voorschriften en nemen zo nodig maatregelen.

4.

Acht u het mogelijk dat parallelle importen, waarbij de van origine Aziatische planten een andere nationaliteit krijgen waardoor tracering doodloopt, plaats kunnen vinden? Acht u dit wenselijk? En zijn er clausules welke een uitzondering maken als de volks-, dier- of in dit geval plantgezondheid in het geding zijn?

Zoals vermeld onder vraag 3 is men binnen de Europese Unie verplicht op het plantenpaspoort het land van oorsprong of van verzending te vermelden bij import van de 17 in de beschikking 2008/840/EG genoemde waardplanten afkomstig uit landen waar de boktor voorkomt. Het is niet toegestaan dat planten bij import in de EU en directe doorvoer binnen de EU een andere nationaliteit krijgen.

De lidstaten zien hierop toe.

Ondanks deze verplichting valt het in de praktijk nooit volledig uit te sluiten dat er desondanks toch planten, behorende tot de 17 genoemde waardplanten uit landen waar de boktor voorkomt, binnen de Europese Unie worden verhandeld zonder plantenpaspoort dan wel zonder dat het land van herkomst of van verzending op het plantenpaspoort wordt vermeld. De handelswaarde neemt namelijk af als er een plantenpaspoort is bijgevoegd dan wel de planten afkomstig zijn uit een land waar de boktor voorkomt. Dit acht ik vanzelfsprekend niet wenselijk.

Indien de 17 genoemde waardplanten afkomstig uit landen waar de boktor voorkomt binnen de Europese Unie zonder plantenpaspoort dan wel zonder vermelding van land van herkomst zijn verhandeld, loopt hierdoor bij tracering het spoor niet dood. In geval van besmettingen of verdenkingen van besmetting met een schadelijk organisme worden alle relevante gegevens van aankoop en verkoop bij de betrokken bedrijven opgevraagd. Op deze wijze kan in de meeste gevallen het land van oorsprong achterhaald worden.

5.

Zijn er parallellen met de Aardappelspindelknolviroide (PSTVd) waarover het College van Bezwaar en Beroep een uitspraak heeft gedaan)? Zo ja, welke?

Zo nee, waarom niet?

In de door u bedoelde uitspraak d.d. april 2009 heeft het College van Bezwaar

en Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) mij gewezen op de uitzonderlijke situatie van vier kuipplantentelers die in beroep zijn gegaan tegen mijn beslissing om geen tegemoetkoming te geven in de schade die zij geleden hebben als gevolg van de PSTVd-uitbraak in 2006.

Het CBb heeft daarbij overigens mijn algemene beleidslijn onderschreven dat een besmetting met een plantenziekte valt onder het normale bedrijfsrisico voor een ondernemer. Het CBb heeft echter overwogen dat het hier uitzonderlijke gevallen betreft waardoor de schade niet volledig tot het normale bedrijfsrisico kon worden gerekend. Dit omdat het tot het najaar van 2006 niet bekend was dat het viroïde in de kuipplanten kan voorkomen, het viroïde symptoomloos aanwezig kan zijn in kuipplanten en het viroïde vóór 2006 in kuipplanten niet kon worden aangetoond. Daarbij merkte het CBb voorts op dat de door de PD opgelegde maatregelen er toe strekten te voorkomen dat PSTVd zou overslaan naar gewassen waar het viroïde wel schade kan aanrichten (tomaat en aardappel).

Vanwege de specifieke situatie van deze vier kuipplantentelers heb ik daarom besloten hen op basis van artikel 4 van de Plantenziektenwet alsnog tegemoet te komen in de geleden schade.

De situatie bij de Oost-Aziatische boktor is in meerdere opzichten niet vergelijkbaar. De Oost-Aziatische boktor, opgenomen in bijlage I deel A van Richtlijn 2000/29/EG (de Fytorichtlijn), is sinds de jaren tachtig reeds verschillende malen aangetroffen bij importinspecties in Nederland waarbij de PD telkens maatregelen heeft opgelegd. Dit is aanleiding geweest tot oproepen van de PD om vondsten van het organisme te melden en het verschijnen van artikelen in (vak)literatuur. De vondst van de boktor in het Westland eind 2007 en de daaropvolgende acties hebben de sector nogmaals het risico van de Oost-Aziatische boktor duidelijk gemaakt. Daarbij is ook naar voren gebracht dat deze boktor een zeer brede waardplantenreeks heeft. Anders dan bij de PSTVd-kwestie is deze boktor daarmee niet aan te merken als een onbekend risico. Bovendien is het bij de boktor niet zo dat de uitroeiingsmaatregelen werden getroffen met het oogmerk om schade in andere gewassen/sectoren te voorkomen, zoals dat blijkens de CBb-uitspraak bij de PSTVd-kwestie wel aan de orde was.

6.

Waarom is er, gezien de grote risico’s die worden veroorzaakt door importmateriaal uit China, door de Europese Commissie nog geen importverbod afgekondigd? Wanneer wordt deze discussie in de EU afgerond?

De Oost-Aziatische boktor is in Richtlijn 2000/29/EG4 (de Fytorichtlijn) ingedeeld in de hoogste risicocategorie (IAI) en is sinds de jaren tachtig regelmatig aangetroffen in importzendingen. Bij iedere vondst legt de PD maatregelen op.

De vondst van de boktor in de groene ruimte in het Westland vormde voor Nederland aanleiding om verdergaande noodmaatregelen te treffen en een risico-analyse op te stellen. Vervolgens heeft de Europese Commissie noodmaatregelen neergelegd in Beschikking 840/2008/EG, die sinds november 2008 van kracht is. De beschikking omvat onder meer verscherpte eisen aan import van 17 voor de boktor gevoelige waardplanten. Ondanks de verscherpte importeisen worden echter bij import nog steeds met de boktor besmette partijen onderschept, afkomstig uit China. De Europese Commissie heeft hierover contact opgenomen met de Chinese autoriteiten, maar dit heeft tot dusver nog niet geleid tot verdere aanscherping van de importeisen. Het is niet uit te sluiten dat een verdere aanscherping (bijv. invoerverbod) gevolgen heeft voor de handelsrelatie met China.

Bij verschillende lidstaten, waaronder ook Nederland, blijven de zorgen over de risico’s die import van voor de boktor gevoelig plantmateriaal met zich meebrengt, bestaan.

Om te voorkomen dat de boktor zich ondanks de in Nederland getroffen ingrijpende maatregelen via de import van besmet plantmateriaal alsnog in Nederland zal vestigen, bepleit ik in EU-verband een tijdelijk Europees importverbod voor waardplanten afkomstig uit China. Hierover wordt de komende maanden in EU-verband gesproken in het Permanent Fytosanitair Comité.

7.

Op welke wijze wordt de instructie voor importinspecties aangepast?

Naar aanleiding van recente onderscheppingen van de boktor in twee zendingen afkomstig van twee officieel geregistreerde Chinese kwekerijen, zijn importinspecties met ingang van 22 maart 2010 als volgt aangescherpt:

  • 1. Zendingen afkomstig van deze twee bedrijven worden niet langer geaccepteerd omdat deze bedrijven niet voldoen aan de Europese voorschriften zoals deze zijn opgenomen in Beschikking 2008/840/EG: zendingen moeten afkomstig zijn van bedrijven die vrij zijn van de boktor.

  • 2. Dezelfde maatregel zal worden getroffen indien met de boktor besmette zendingen van de overige vier officieel geregistreerde Chinese bedrijven worden onderschept.

  • 3. Bij import vanuit China wordt er een destructieve bemonstering uitgevoerd voor alle loofbomen en struiken en alle bomen van het geslacht Cryptomeria (een naaldachtige), in plaats van alleen voor esdoorns. Voor Pinus geldt reeds een invoerverbod naar de EU voor derde landen. Tevens wordt het percentage van de destructieve bemonstering verhoogd. Een uitzondering hierop zijn de bonsai planten. Hiervoor gelden al stringente EU importeisen waardoor het niet noodzakelijk geacht wordt destructieve bemonstering in te voeren bij afwezigheid van mogelijke symptomen van de Oost-Aziatische boktor. Verder wordt er binnen een periode van 3 tot 6 weken een tweede inspectie uitgevoerd op de uit China afkomstige planten (met uitzondering van bonsai plantenen monocotyle planten (zoals palmen)waarbij het risico op aantasting met de boktor nihil is). Daarbij wordt ook destructief bemonsterd.  Indien de logistiek binnen de bedrijven dit noodzakelijk maakt (bv. bij bedrijven die de planten importeren en direct doorverhandelen en niet beschikken over of niet de beschikking kunnen krijgen over quarantainefaciliteiten) en het fytosanitair gezien verantwoord is zal getracht worden de periode tussen de twee inspecties te bekorten.  Partijen worden pas vrijgegeven om te importeren, en dus voor het EU-interne verkeer, nadat deze tweede inspectie is afgerond.

  • 4. Voor overige derde landen waarvan bekend is dat de boktor daar voorkomt, worden importinspecties verscherpt door een verhoging van de destructieve bemonstering voor esdoorn. Partijen worden pas vrijgegeven voor het verkeer nadat deze inspectie is afgerond.

8.

Met welk percentage wordt destructieve bemonstering verhoogd? en wat zijn de verschillen in detectieniveau en schadeniveau ten opzichte van eerdere bemonstering?

Voor de detectie van symptomen van de Oost-Aziatische boktor vormt de visuele inspectie de basis, aangevuld met destructieve bemonstering.

Indien bij de visuele inspectie mogelijke symptomen waargenomen worden die duiden op mogelijke aanwezigheid van de boktor, wordt op de betreffende planten een gerichte destructieve bemonstering uitgevoerd. Wanneer bij visuele inspectie geen symptomen worden gevonden wordt de destructieve inspectie uitgevoerd op basis van een willekeurige steekproef uit de partij.

Het percentage destructieve bemonstering voor partijen groter of gelijk dan 30.000 stuks blijft 1%. Voor kleinere partijen wordt de steekproef afhankelijk van de partijgrootte en bedraagt het percentage destructieve bemonstering maximaal 20% van het aantal planten. Met dit nieuwe bemonsteringschema zal bij kleinere zendingen de kans groter zijn om aantastingen te vinden.

Bij grotere partijen biedt het bemonsteringsschema de mogelijkheid om een besmetting in de partij van 1% met 95% betrouwbaarheid te vinden.

Na de eerste inspectie zal zoals vermeld onder vraag 7 voor partijen afkomstig uit China bij import een tweede inspectie uitgevoerd worden. Ook hierbij vormt een visuele inspectie de basis, gevolgd door destructieve bemonstering.

De verwachting is dat bij deze tweede inspectie de planten in het algemeen beter individueel visueel te inspecteren zijn, waardoor de kans hoger is dat een eventueel aanwezige besmetting ook wordt gevonden. De partij wordt pas vrijgegeven voor het verkeer nadat deze tweede inspectie is afgerond. Gemiddeld (afhankelijk van de grootte van de importpartijen) worden tijdens deze beide inspecties in totaal ongeveer 3 tot 4% van de uit China geïmporteerde loofbomen en struiken doorgesneden.

9.

Wat voor effect heeft een handelsverbod?

Zoals aangegeven in mijn brief d.d. 10 maart jongstleden heb ik in overleg met de Europese Commissie in de bufferzone in Boskoop aanvullende maatregelen genomen om lidstaten en afnemers te verzekeren dat ze kunnen blijven vertrouwen op producten afkomstig uit het boomkwekerijgebied Boskoop. De handel vanuit de bufferzone Boskoop kan op deze wijze doorgang vinden. Daar ben ik blij mee.

Het opleggen van een handelsverbod van twee jaar voor bedrijven in de bufferzone in Boskoop zou desastreuze gevolgen hebben voor de boomkwekerijsector in Boskoop en daarbuiten. De productiewaarde van de boomkwekerij in Nederland bedraagt de afgelopen jaren rond de 600 miljoen euro per jaar, waarvan ongeveer een derde deel gerealiseerd wordt in Boskoop. De exportwaarde van producten uit het gebied Boskoop bedraagt naar schatting 150 miljoen euro op jaarbasis.

Naast gezinskrachten zijn er in het gebied Boskoop ongeveer 3.000 werknemers werkzaam in de tuinbouw.

Een handelsverbod zou directe gevolgen hebben voor de continuïteit van de 320 bedrijven in de bufferzone, maar ook een uitstraling hebben naar de andere boomkwekerijbedrijven in het gebied Boskoop (totaal aantal bedrijven in Boskoop bedraagt ca. 600) en andere boomteeltgebieden. Een handelsverbod zou bovendien zeer grote sociaal-economische gevolgen hebben voor het gebied Boskoop.

Voor wat betreft het effect van een importverbod voor boomkwekerijproducten uit China kan ik melden dat met de import van de 17 in de EU-beschikking genoemde waardplanten een handelswaarde van naar schatting 500.000 euro per jaar is gemoeid.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Vlies, B.J. van der (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik, J.M.G. (CDA), Atsma, J.J. (CDA), voorzitter, Poppe, R.J.L. (SP), Waalkens, H.E. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Ham, B. van der (D66), Jager, H. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ormel, H.J. (CDA), Velzen, K. van (SP), Samsom, D.M. (PvdA), Dijken, M.J. van (PvdA), Dibi, T. (GL), Cramer, E.A. (CU), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Zijlstra, H. (VVD), Neppérus, H. (VVD), Jacobi, L. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Polderman, H.J. (SP), Elias, T.M.Ch. (VVD) en Linhard, P. (PvdA).

Plv. Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Mastwijk, J.J. (CDA), Hoopen, J. ten (CDA), Luijben, A.P.M. (SP), Tang, P.J.G. (PvdA), Harbers, M.G.J. (VVD), Koşer Kaya, F. (D66), Bilder, E.J. (CDA), Pieper, H.T.M. (CDA), Biskop, J.J.G.M. (CDA), Leeuwen, H. van (SP), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Depla, G.C.F.M. (PvdA), Azough, N. (GL), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Schermers, J.P. (CDA), Brinkman, H. (PVV), Broeke, J.H. Ten (VVD), Vacature, (VVD), Blom, L. (PvdA), Kant, A.C. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Lempens, P.P.E. (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD) en Dam, M.H.P. Van (PvdA).

XNoot
2

Beschikking 2008/840/EG van de Europese Commissie van 7 november 2008 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van Anoplophora chinensis (Forster) te voorkomen (PbEU L 300).

XNoot
3

Richtlijn 92/105/EG van de Europese Commissie van 3 december 1992 tot een zekeren mate van standaardisering van plantenpaspoorten voor het verkeer van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen in de Gemeenschap, en tot vaststelling van nadere regels voor de afgifte van deze paspoorten en van de voorwaarden en nadere regels voor de vervanging ervan (PbEG L 004).

XNoot
4

Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van de Europese Unie van 8 mei 2000, betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PbEG L 169).

Naar boven