27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 648 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 februari 2024

Op 7 februari jl. heeft de vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gevraagd om een brief te ontvangen van mij en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de gevolgen van het intrekken van het Commissievoorstel SUR. In deze brief ga ik daar op in.

Afgelopen januari heeft het Belgisch voorzitterschap een strategie gepresenteerd om zo snel mogelijk tot een Raadspositie te komen, zoals ik de Kamer heb geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1616). Om dat te bereiken heeft het Belgisch voorzitterschap een nieuwe compromistekst ter bespreking voorgelegd aan lidstaten in de Raadswerkgroep van 5 februari jl. Hierin waren de onderdelen die gevoelig liggen bij lidstaten geschrapt of versoepeld, namelijk de reductiedoelen voor chemische gewasbeschermingsmiddelen en de voorschriften voor gevoelige gebieden en water. Tijdens deze Raadswerkgroep heeft Nederland bedenkingen geuit, in lijn met de positie zoals aan de Kamer is gemeld (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1616). Vervolgens zijn op 6 februari jl. via de media berichten verschenen over de aankondiging van de voorzitter van de Europese Commissie (Commissie) dat de Commissie het SUR-voorstel zal intrekken. Kort hierna heeft het Belgisch voorzitterschap laten weten dat de geplande besprekingen in Raadswerkgroepen geannuleerd worden. Hoewel de Commissie nog niet officieel aan lidstaten heeft laten weten dat het SUR-voorstel wordt ingetrokken, ga ik daar nu van uit. Overigens reken ik erop dat de Commissie de lidstaten (Raad) en het Europees parlement alsnog op kort termijn informeert over deze voorgenomen stap. Na anderhalf jaar onderhandelen in de Raad is het intrekken voor Nederland een teleurstellend resultaat.

Het kabinet is altijd voorstander geweest van het SUR-voorstel, zoals aangegeven in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 3472). Dit voorstel zou bijdragen aan het bereiken van de doelen en beleidsopgaven van Nederland, namelijk een transitie naar een duurzamere teelt van gewassen en het substantieel verminderen van het gebruik van (chemisch-synthetische) gewasbeschermingsmiddelen, onder andere voor het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Het intrekken van het SUR-voorstel betekent voor Nederland en andere lidstaten dat een belangrijke juridische prikkel wegvalt voor het op Europees niveau reduceren van het gebruik van chemisch-synthetische gewasbeschermingsmiddelen, Daarnaast zal een gelijk speelveld voor de bedrijven tussen de lidstaten niet verder worden bevorderd. Ook heeft Nederland tijdens de onderhandelingen ingezet op meer aandacht voor het tijdig beschikbaar hebben van alternatieve gewasbeschermingspraktijken met minder risico’s voor mens, dier en milieu, zoals nieuwe resistente rassen en op het versnellen van de toelatingsprocedures voor groene, laagrisicomiddelen. Ik pleit ervoor dat dit onderwerp op de agenda blijft van de Commissie en de lidstaten, want de transitie naar minder gebruik van chemisch-synthetische gewasbeschermingsmiddelen is juist gebaat bij een grotere beschikbaarheid van deze alternatieven. Het is voor Nederland van groot belang om in te zetten op Europese afspraken over gewasbeschermingsmiddelen om mens, dier en milieu te beschermen. Nederland zal hier volop aandacht voor blijven vragen in de Raad en het SCoPAFF en gaat door met het werken aan oplossingsrichtingen in Nederland samen met het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) (Kamerstuk 27 858, nr. 644). Overigens is ook de inzet van het bedrijfsleven hard nodig om te zorgen voor het ontwikkelen en op de markt brengen van alternatieven en het gaan gebruiken ervan.

Lidstaten zullen nu moeten doorgaan met het verduurzamen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op basis van de verplichtingen in de huidige Richtlijn 2009/128/EC en al ingezet nationaal beleid. Deze Richtlijn wordt niet meer vervangen door het SUR-voorstel en blijft langer van kracht. Ik wil mij voor die transitie in Nederland blijven inzetten en zal dit doen op basis van de genoemde Richtlijn en de ambities in het ingezette nationale gewasbeschermingsbeleid, namelijk in het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 (Kamerstuk 27 858, nr. 554) en het Geactualiseerd Nederlands actieplan duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen 2022 t/m 2025 (Kamerstuk 27 858, nr. 579). Voor het behalen van de doelen KRW is het noodzakelijk dat er aanvullende maatregelen komen voor gewasbeschermingsmiddelen zoals genoemd in de Kamerbrief van de Minister van IenW van 19 december jl.

De Kamer heeft mij met verschillende moties verzocht bij de behandeling van de SUR standpunten namens Nederland in te brengen. Ik heb daaraan gehoor gegeven en de Kamer hiervan op de hoogte gesteld via diverse brieven. Nu de behandeling van het SUR-voorstel is gestopt, acht ik de moties als afgedaan.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven