Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juli 2022
Met deze brief wil ik u informeren over de uitspraak van de Hoge Raad inzake het verbod
op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de land- en tuinbouw.
Achtergrond
Op 18 december 20201 heeft mijn voorganger u op de hoogte gebracht dat het Gerechtshof Den Haag op 24 november
2020 uitspraak had gedaan in hoger beroep in een door de brancheorganisaties Nefyto
en Artemis tegen de Staat aangespannen procedure. De uitspraak van het Gerechtshof
luidde dat het verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten
de landbouw een wettelijke grondslag ontbeerde en (daarom) onverbindend was2. Nefyto, de Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie, en Artemis vertegenwoordigden
in deze procedure de bedrijven die gewasbeschermingsmiddelen ontwikkelen en distribueren
voor de Nederlandse markt.
De Staat heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak3 van het Gerechtshof in Den Haag.
Uitspraak Hoge Raad
Op 8 juli jongstleden heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan waarbij het arrest van het
Gerechtshof Den Haag van 24 november 2020 is vernietigd. Het geding is verwezen naar
het Gerechtshof van Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing.
Betekenis van de uitspraak
Met de vernietiging van het arrest is het gebruiksverbod voor professionals buiten de land- en tuinbouw niet meer onverbindend en is het verbod met
onmiddellijke ingang weer volledig van kracht.
De zaak wordt nu door het Gerechtshof van Amsterdam opnieuw behandeld. Het kan mogelijk
tot eind 2023 duren voordat er opnieuw uitspraak is gedaan in deze zaak.
Relatie met wetswijziging
De Staat is niet alleen in cassatie gegaan, maar heeft ook gewerkt aan een wijziging
van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden om onder andere het verbod op professioneel
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw weer te laten herleven. Recent
heb ik met uw Kamer gesproken over het wetsvoorstel (Handelingen II 2021/22, nr. 86, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en Handelingen II 2021/22, nr. 98, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden). Uw Kamer heeft twee amendementen aangenomen
(Kamerstuk 35 756, nrs. 7 en 8 en Handelingen II 2021/22, nr. 100, Stemmingen). De stemming over het wetsvoorstel is aangehouden omdat uw Kamer mij
heeft verzocht om per brief te reageren op de implicaties van de amendementen. Dat
vraagt een nadere juridische analyse die deze zomer zal plaatsvinden. Voor het eind
van het zomerreces zal ik u hierover informeren. Bij het maken van de juridische analyse
wordt ook rekening gehouden met de gevolgen van de uitspraak van de Hoge Raad voor
dit wetsvoorstel.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen