De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Aan artikel I wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
F
Na artikel 81a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 81aa. Afbouw gebruik gevaarlijke gewasbeschermingsmiddelen
Bij algemene maatregel van bestuur worden maatregelen getroffen teneinde het gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen die werkzame stoffen bevatten die voldoen aan de criteria
van de punten 3.6.2 tot en met 3.6.5 en 3.8.2 van bijlage II bij verordening (EG)
1107/2009, of die overeenkomstig de criteria van punt 4 van die bijlage voor vervanging
in aanmerking komen, terug te dringen tot een niveau dat 50% lager ligt in 2025 dan
in 2021, en 95% lager ligt in 2030 dan in 2021.
Toelichting
Het intensieve gebruik van landbouwgif in Nederland1 leidt tot een afname van insecten zoals bijen en hommels in het agrarisch gebied.2 Ook vormt het een gezondheidsrisico voor boeren, omwonenden en consumenten3 en vervuilt het ons milieu.
Van een deel van de toegelaten bestrijdingsmiddelen is reeds bevestigd dat zij zeer
giftig zijn, moeilijk biologisch afbreekbaar, kankerverwekkend, schadelijk voor de
voortplanting en/of hormoonverstorend, dat zij zich ophopen in de voedselketen en/of
dat ze het DNA van mensen kunnen beschadigen.4 Deze stoffen zijn nog op de markt omdat de oude toelating nog van kracht is (een
toelating kan tot 15 jaar gelden), of omdat de toelating middels procedurele verlengingen
verlengd is zonder herbeoordeling. Andere zeer gevaarlijke stoffen staan sinds 2015
op een Europese lijst van stoffen die voor vervanging in aanmerking komen.
De lijst van stoffen die voor vervanging in aanmerking komen is in 2015 opgesteld
met als doel het gebruik daarvan zo veel mogelijk te beperken. Een middel op basis
van één van deze stoffen mag in principe niet toegelaten worden, tenzij het Ctgb middels
een vergelijkende beoordeling kan bewijzen dat er geen alternatieven voor het middel
zijn. Tot op heden heeft een dergelijke beoordeling nog nooit geleid tot een vervanging
of verbod en zijn alle middelen dus nog steeds toegelaten. De indiener wijst erop
dat de lijst van stoffen die voor vervanging in aanmerking komen tot nu toe zijn doel
compleet heeft gemist.
Dit amendement regelt dat het gebruik van de gevaarlijkste bestrijdingsmiddelen in
2025 met 50% is gereduceerd ten opzichte van het gebruik in 2021, en met 95% in 2030.
Het uitgangspunt bij deze reductiedoelstellingen is de hantering van een «nee, tenzij»-principe,
waarbij de toepassingen en voorwaarden voor gebruik van de bedoelde middelen in toenemende
mate beperkt worden.
De indiener onderschrijft de Toekomstvisie gewasbeschermingsmiddelen 2030 van het
kabinet, dat stelt: «In 2030 bestaat de land- en tuinbouw in Nederland uit een duurzame
productie met weerbare planten en teeltsystemen, waardoor ziekten en plagen veel minder
kansen krijgen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zo veel mogelijk kan worden
voorkomen.» De indiener vindt het daarbij van belang dat zeker het gebruik van de
meest gevaarlijke middelen voor 2030 tot een minimum gereduceerd wordt. Om boeren,
omwonenden en consumenten zekerheid te bieden en de natuur te beschermen acht de indiener
het noodzakelijk dat deze reductiedoelstellingen wettelijk vastgelegd worden.
Vestering