27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 509 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 mei 2020

Uw Kamer heeft mij enkele schriftelijke vragen gesteld over verschillende onderwerpen op het terrein van gewasbescherming. Ik doe u bij deze de antwoorden hierop toekomen. Ik hoop dat u begrip heeft voor het feit, dat ik deze vanwege de uitzonderlijke omstandigheden niet eerder hebben kunnen versturen.

Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om u te informeren over enkele actualiteiten en over de invulling van enkele toezeggingen uit het VAO gewasbeschermingsmiddelen op 5 december 2019 (Handelingen II 2019/20, nr. 33, item 18).

Actualiteiten

Toezicht

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft 121 inspecties uitgevoerd in het jaar 2019 op de naleving van wet- en regelgeving bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen in de akkerbouw, vollegrondsgroenten, bloembollen, fruit- en boomkwekerijgewassen. Deze inspecties richtten zich met name op het gebruik van spuittechnieken om de verwaaiing van spuitvloeistof naar bijvoorbeeld het oppervlaktewater te voorkomen. Het beeld dat daaruit ontstaat is zorgwekkend, namelijk een nalevingsindicatie van 67%.

Ik vind het uiteraard onacceptabel dat wet- en regelgeving niet door iedereen wordt nageleefd. Ik heb de NVWA gevraagd mij op korte termijn te informeren over hun analyse van de achterliggende redenen en een bijbehorende voortvarende aanpak om naleving te verbeteren.

Omwonenden

Ik heb kennisgenomen van het «juridisch advies spuitvrije zones» dat is opgesteld naar aanleiding van de motie van het lid Moorlag over het inwinnen van juridische expertise over spuitvrije zones (Kamerstuk 27 858, nr. 498). Ik zal uw Kamer na het zomerreces informeren over mijn bevindingen over dit juridisch advies en daarbij het advies van de Gezondheidsraad – dat in de zomer wordt verwacht – over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de gezondheid van omwonenden betrekken.

Toekomstvisie gewasbescherming 2030

Deze uitzonderlijke omstandigheden hebben ook invloed op het proces rond het totstandkomen van het uitvoeringsprogramma bij de Toekomstvisie gewasbescherming 2030. Ik verwacht uw Kamer dit uitvoeringsprogramma rond de zomer te doen toekomen.

Toezeggingen

Drinkwater

Aan het lid Lodders (VVD) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over rapportages over mogelijke effecten vanuit verschillende bronnen op het drinkwater. Er zijn verschillende beheerders die metingen verrichten in oppervlaktewater en grondwater om te bepalen of deze verontreinigd zijn met bijvoorbeeld gewasbeschermingsmiddelen. De resultaten van deze metingen in het oppervlaktewater treft u aan in de Bestrijdingsmiddelenatlas (http://www.bestrijdingsmiddelenatlas.nl/). Deze atlas bevat monitoringslocaties in oppervlaktewater voor de Kaderrichtlijn water, het landelijk meetnet gewasbeschermingsmiddelen land- en tuinbouw, de innamelocaties voor drinkwater van de vereniging van rivierwaterbedrijven en meetpunten uit andere monitoringsprogramma’s. De resultaten van metingen in het grondwater treft u aan in de Grondwateratlas (https://www.wur.nl/nl/nieuws/Grondwateratlas-voor-bestrijdingsmiddelen-verschenen.htm). Deze atlas bevat monitoringslocaties van de drinkwaterbedrijven en provincies.

Bij een aangetroffen verontreiniging is vervolgens nader onderzoek nodig om vast te stellen waardoor deze veroorzaakt wordt. Bij een stof die zowel een toelating als gewasbeschermingsmiddel, biocide en mogelijk ook als diergeneesmiddel heeft is het niet altijd eenvoudig om hier snel de vinger op te leggen. Het is aan de beheerders van grond- en oppervlaktewater om hier het voortouw in te nemen.

Mezensterfte

Conform mijn toezegging aan het lid Bromet (GroenLinks) heb ik bij het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en het College ter beoordeling van geneesmiddelen (Cbg) nagevraagd of tijdens de beoordeling van middelen ter bestrijding van vlooien en teken bij huisdieren de risico’s voor vogels worden meegenomen. Dit naar aanleiding van berichten over een mogelijke relatie tussen deze middelen en de sterfte van jonge mezen.

Diergeneesmiddelen, waaronder vlooien- en tekenmiddelen voor honden en katten, worden beoordeeld op hun werkzaamheid, veiligheid en kwaliteit. Hierbij hoort ook een milieubeoordeling met een baten/risicoafweging. Deze beoordeling is voor diergeneesmiddelen voor gezelschapsdieren beperkter dan voor voedselproducerende dieren. Hierin volgt Nederland de richtsnoeren van de European Medicines Agency (EMA). De effecten op vogels via de haarroute van honden en katten is een nieuwe bevinding en wordt vooralsnog niet meegenomen in het milieubeoordelingskader van diergeneesmiddelen. Er komen steeds meer signalen dat diergeneesmiddelen voor gezelschapsdieren meer effect op het milieu hebben dan eerst werd aangenomen. De EMA heeft dit inmiddels ook opgepakt, gaat nadere analyse en onderzoek hiernaar doen en zal daarna als nodig aanbevelingen geven voor het aanpassen van de milieubeoordeling. Ik zal deze ontwikkelingen blijven volgen.

Het Ctgb heeft mij laten weten dat de risico’s voor vogels – directe blootstelling aan een middel of blootstelling via de voedselketen – wordt meegenomen bij de beoordeling van biociden die gebruikt worden om binnenshuis vlooien, teken en kruipende insecten te bestrijden in de omgeving van een huisdier (bijvoorbeeld een mand). De effecten op vogels via de haarroute van honden en katten is geen onderdeel van het toetsingskader voor biociden. Echter, deze route is indirect, omdat – in tegenstelling tot diergeneesmiddelen – dergelijke biociden niet direct op het huisdier worden gebruikt. Het Ctgb zal de genoemde ontwikkelingen van het Europese toetsingskader voor diergeneesmiddelen in de gaten houden en op basis daarvan bezien of deze route ook relevant is voor de biocidenbeoordeling.

Stapelen

Aan het lid Futselaar (SP) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over het advies dat het Ctgb op mijn verzoek uitbrengt over «stapelen». De achtergrond daarvan is als volgt. Het wettelijk gebruiksvoorschrift van een gewasbeschermingsmiddel schrijft het maximum aantal toepassingen met een middel voor, bijvoorbeeld 3 keer per jaar tegen plaag X. Omdat deze gebruiksvoorschriften per middel gelden, is het mogelijk dat door toepassing van een middel met een andere handelsnaam maar met dezelfde werkzame stof, die stof vaker in dezelfde teelt wordt toegepast. Dit wordt «gestapeld gebruik» genoemd. Dit gestapeld gebruik kan leiden tot normoverschrijding(en), onder andere in het oppervlaktewater.

Ik heb het Ctgb verzocht om een advies uit te brengen welke maatregelen genomen kunnen worden om het ongewenst stapelen van dezelfde werkzame stof tegen te gaan vanuit het toelatingsbeleid van gewasbeschermingsmiddelen. Het Ctgb verwacht de beoogde aanpak voor deze problematiek dit voorjaar voor consultatie voor te kunnen leggen en het advies rond de zomer af te kunnen ronden. Ik zal uw Kamer dan informeren over het advies van het Ctgb en over de wijze waarop ik daarmee om zal gaan.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven