27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 421 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2018

In deze brief ga ik in, zoals ik uw Kamer ook heb toegezegd tijdens het Algemeen Overleg Gewasbeschermingsmiddelen op 7 maart jl. (Kamerstuk 27 858, nr. 419), op de recente voorstellen van de Europese Commissie (EC) aan de lidstaten om nieuwe goedkeuringsvoorwaarden te stellen aan drie werkzame stoffen uit de groep van systemisch werkende neonicotinoïden: imidacloprid, clothianidin en thiamethoxam.

Aanleiding

Op het neonicotinoïdendossier heeft sinds 2011 veel herbezinning en besluitvorming plaatsgevonden in overleg met uw Kamer, vanwege de risico’s voor bijen en niet-doelwitorganismen. In 2013 is ingegrepen in de goedkeuring op EU-niveau en in de nationale toelatingen van middelen. Daarbij zijn alle gewastoepassingen in bij-aantrekkelijke gewassen – met uitzondering van wintergranen, de teelt onder glas en de toepassingen nà de bloei – ingetrokken.

Sindsdien heeft de EFSA nieuwe beoordelingen uitgevoerd, bijvoorbeeld naar de zaad- en granulaattoepassingen, waarbij ook het risico is meegenomen voor wilde bijen. Deze EFSA bevindingen zijn dusdanig dat de EC hierin aanleiding ziet om een voorstel te presenteren waarbij het gebruik van de drie neonicotinoïden verder wordt ingeperkt.

Hieronder treft u mijn afweging en standpunt aan.

Commissievoorstellen neonicotinoïden

Achtergrond en inhoud Commissievoorstellen

Op 10 april 2018 heeft de EC nieuwe goedkeuringsvoorwaarden voorgesteld voor de neonicotinoïden imidacloprid, clothianidin en thiamethoxam. Deze volgen op eerdere voorstellen van 29 november 2017 én de recentelijk gepubliceerde herevaluatie van de risico’s van de drie neonicotinoïden voor bijen op zaad- en granulaattoepassingen.

Hierover is uw Kamer op 11 december 2017 geïnformeerd (Kamerstuk 27 858, nr. 415).

Ik heb het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) gevraagd om deze nieuwe voorstellen en de onderliggende bevindingen van de European Food and Safety Authority (EFSA) te beoordelen (zie bijlagen1).

Naar aanleiding van de EFSA bevindingen wil de EC, net als in de eerdere voorstellen, de restricties voor de stoffen imidacloprid, clothianidin en thiamethoxam uit 2013 aanscherpen tot slechts nog gebruik in kassen en wel voor de hele levensduur van de plant. Voor zaadbehandelingstoepassingen geldt ook dat het behandelde zaad alleen in de kas mag worden uitgeplant.

Toetsingskader voor bijen

Voor de herevaluatie van de drie stoffen is op verzoek van de EC gebruikgemaakt van het EFSA richtsnoer voor beoordeling van risico’s voor bijen (Guidance document on bees) uit 2013. Er vindt binnen de EU nog discussie plaats over dit toetsingskader dat, ondanks aandringen van Nederland, nog niet Europees is vastgesteld. Daarom zou het, conform de geldende procedures, nog niet mogen worden toegepast.

EFSA geeft echter aan dat in dit toetsingskader uitgaat van de laatste stand der wetenschap waarbij ook de risico’s voor wilde bijen, zoals de hommel en solitaire bijen, worden beoordeeld. Tevens zijn toelatinghouders bij de EFSA herevaluaties in staat gesteld om additionele informatie aan te leveren, waardoor een belangrijk bezwaar tegen het gebruik van het niet-goedgekeurde toetsingskader is weggenomen.

Bevindingen Ctgb

Als Nederlandse bevoegde autoriteit heeft het Ctgb de voorstellen van de EC en de achterliggende wetenschappelijke overwegingen als volgt beoordeeld:

  • Het Ctgb kan zich ten algemene vinden in de betreffende beoordelingsrapporten van de EFSA;

  • De keuze van de EC om geen ruimte te laten voor toepassingen waar de risico’s met maatregelen kunnen worden beperkt leidt naar het oordeel van het Ctgb tot verdere inperkingen dan noodzakelijk; dat maakt besluiten kwetsbaar voor juridische procedures;

  • Het Ctgb adviseert mij de EC te verzoeken de mogelijkheid van en noodzaak tot strengere risicobeperkende maatregelen die worden voorgeschreven op lidstaatniveau- mee te wegen en in het licht daarvan de voorstellen aan te passen.

Risicobeperkende maatregelen

Het Ctgb heeft in haar advies de mogelijke risicomitigerende maatregelen bij de relevante blootstellingsroutes benoemd (zie bijlage2). De meest beperkende blootstellingsroute in de EFSA beoordelingen is de blootstelling van hommels en solitaire bijen aan residuen via bijaantrekkelijke volggewassen. Het Ctgb geeft aan dat in de huidige toelatingen wachttijden zijn voorgeschreven voor het zaaien of planten van bijaantrekkelijke volggewassen zodat deze beperkt in aanraking komen met de neonicotinoïden via de bodem. Op basis van de bevindingen van EFSA verwacht het Ctgb dat langere wachttijden nodig zullen zijn die op lidstaatniveau moeten worden vastgesteld bij de beoordeling van een middel. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) laat mij echter weten dat de langere wachttijden in de praktijk niet passen in de Nederlandse landbouwpraktijk omdat deze niet uitvoerbaar, controleerbaar of handhaafbaar zijn. Zo passen ze bijvoorbeeld niet in de gangbare rotatieschema’s. Daarnaast vindt in Nederland bijvoorbeeld veel ruil en verhuur van percelen plaats waardoor het moeilijk te achterhalen is welke middelen in het verleden op een perceel zijn gebruikt.

Het Ctgb constateert daarnaast dat mogelijk is om aanvullende eisen te stellen aan de kwaliteit van de zaadcoating en de zaaitechnieken, om zodoende de risico’s te beperken. Deze eisen kunnen op EU-niveau worden vastgesteld in de goedkeuringsvoorwaarden om te borgen dat zaden die binnen de EU vrij verhandeld kunnen worden aan dezelfde strenge eisen voldoen. Dit is op dit moment echter nog niet het geval.

Op verzoek van de EC heeft Nederland aangegeven welke risicobeperkende maatregelen mogelijkerwijs opgelegd zouden kunnen worden. Tot op heden is er geen indicatie dat de EC de voorstellen hierop zal aanpassen.

Impact

De voorgestelde restricties zullen een grote impact hebben op de in Nederland grote teelten van de teelt van pootaardappelen, suiker- en voederbieten, bloembol- en bloemknolgewassen (incl. gladiool) en voor de in Nederland kleine teelten van graszoden en hop. Ik heb u hierover op 10 juli 2017 (Kamerstuk 27 858, nr. 396) en op 4 april 2018 (Kamerstuk 27 858, nr. 418) geïnformeerd.

Binnen de teelten waar een grote impact wordt verwacht lopen diverse initiatieven om alternatieven te ontwikkelen die passen binnen de principes van geïntegreerde gewasbescherming. Deze initiatieven worden ook door mij ondersteund. Het is echter niet de verwachting dat deze initiatieven op korte termijn al zullen leiden tot praktijkklare alternatieven. Ik ben bereid met de sector verder te zoeken naar mogelijkheden.

Standpunt

Mijn standpunt naar aanleiding van de Commissievoorstellen en de bevindingen van het Ctgb is als volgt:

  • De bevindingen van EFSA en het Ctgb wijzen erop dat de goedkeuringsvoorwaarden van de drie neonicotinoïden imidacloprid, clothianidin en thiamethoxam moeten worden aangescherpt. Ik zal daarom de voorliggende voorstellen van de EC steunen.

  • Ik ben het eens met het principiële punt van het Ctgb dat de mogelijkheid om risicobeperkende maatregelen op te leggen op lidstaatniveau moet worden bekeken bij de beoordeling van een middel. Echter op dit moment zie ik daartoe in Nederland geen mogelijkheid. Ik zal dit ook tijdens de stemming overbrengen aan de EC. Daarbij zal ik overigens ook oproepen om in de toekomst strengere Europese eisen aan zaadcoating en zaaitechnieken te stellen, zodat er wellicht in de toekomst op dit terrein wel risicoreducerende maatregelen op lidstaat niveau kunnen worden genomen.

  • Daarnaast zal ik de EC steunen in de voorgestelde termijnen voor nationale implementatie (3 maanden) en gehele respijtperiode (6 maanden). Hierdoor kan het Ctgb haar besluiten zorgvuldig nemen en kan de sector zich voorbereiden op de nieuwe situatie.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven