27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 322 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2015

Op 18 december 2014 heeft het lid Jacobi een motie ingediend (Kamerstuk 27 858, nr. 288), waarin zij «de regering verzoekt om met een planmatige en samenhangende aanpak voor de preventie van plaagdieren en de preventie van biociden te komen». Deze motie is aangenomen. Ik heb u toegezegd voor de zomer met een voorstel te komen. Deze brief met bijlage1 is hier de invulling van. Hierbij heb ik mij, gezien de overwegingen bij de motie, geconcentreerd op de beheersing van muizen en ratten.

Ik zal ook ingaan op de aangenomen motie Lodders c.s. (Kamerstuk 27 858, nr. 282), die «de regering verzoekt te voorkomen dat de implementatie van het IPM-protocol voor buitengebruik van rodenticiden niet tot een toename van de administratieve lasten en nalevingskosten voor agrarische ondernemers leidt».

Planmatige en samenhangende aanpak

Centraal staat in het plan van aanpak voor de beheersing van knaagdieren het toepassen van geïntegreerde plaagdierbeheersing, IPM (Integrated Pest Management), zowel buiten als binnen. Ik zie dit als de kern van duurzaam knaagdiermanagement. Hierbij wordt aangesloten bij ontwikkelingen die binnen Nederland en in de EU de laatste jaren in gang gezet zijn.

IPM betekent dat eerst gekeken moet worden hoe plagen voorkómen kunnen worden door de omgeving onaantrekkelijk te maken voor knaagdieren om zich te voeden en te vestigen. Indien er toch sprake is van overlast moeten als volgende stap niet-chemische middelen worden toegepast, en pas als deze niet werken mogen als laatste stap rodenticiden worden gebruikt. Voor het gebruik buiten wordt IPM nu gedetailleerd uitgewerkt. Zodra voldoende ervaring is opgedaan met het toepassen buiten zal met de sector worden nagegaan hoe dit ook voor toepassingen binnen uitgewerkt kan worden.

Hierbij is het belangrijk dat bij de aanpak van overlast in voorkomende gevallen breder wordt gekeken dan alleen de eigen locatie. Het heeft immers weinig zin plaagdieren te doden, als deze bij de buren of in de nabije omgeving wel volop aan hun trekken kunnen komen. Een gecoördineerde aanpak is dan essentieel.

Deze principes moeten altijd centraal staan, niet alleen bij de bestrijder van de plaag, maar ook bij de bedrijven, overheden en particulieren.

Voor het volledig geïntegreerd krijgen van IPM moeten stappen gezet worden door alle partijen die betrokken zijn bij knaagdierbeheersing. Dit betreft de aanbieders en toepassers van de middelen, gemeenten, huiseigenaren, bedrijven, de opleidings- en kennisinstituten, ontwikkelaars van cursussen, de exameninstituten en de particulier. In de bijlage bij deze brief is dit uitgewerkt per doelgroep.

Belangrijke onderdelen hierbij zijn dat de opdrachtgevers voor het beheersen van knaagdieren eisen dat IPM toegepast wordt, en derhalve alleen inkopen bij bedrijven die dit aantoonbaar toepassen, zoals bedrijven met een keurmerk, en die vanaf 1 januari 2017 een certificering voor buitengebruik behaald hebben.

De uitvoerders zullen een professionaliseringsslag moeten maken door zich aan te sluiten bij een keurmerk en IPM toe te passen.

In het plan van aanpak zijn verschillende maatregelen opgenomen ter bevordering van het toepassen van IPM. De belangrijkste zijn:

  • Distributeurs van chemische middelen (rodenticiden) zullen met ingang van 1 januari 2017 een vakbekwaamheidsbewijs moeten hebben. Het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden zal hiervoor aangepast worden.

  • De opleidingscentra en de exameninstituten zullen de principes van IPM verder moeten integreren in hun opleidingen en de exameneisen. De rijksoverheid zal daarbij nagaan of het nodig is de eindtermen en de kwaliteitseisen aan de exameninstituten in de regelgeving aan te passen, om hiermee een uniforme aanpak te verwezenlijken.

  • De rijksoverheid zal nagaan of het mogelijk is in de opleidingen voor dierhouderij het gebruik van biociden, waaronder rodenticiden, op te nemen.

  • De rijksoverheid zal in het kader van duurzaam inkopen in 2016 criteria laten ontwikkelen voor de inkoop en aanbesteding van knaagdierbeheersing.

  • Voor de particulier zal speciale voorlichting ontwikkeld worden.

  • Om genetische resistentie beter te kunnen volgen heeft Wageningen UR een toets ontwikkeld voor de bruine rat. Deze toets wordt op dit moment verder verfijnd zodat deze in de nabije toekomst ook gebruikt kan worden voor het opsporen van genetische resistentie bij zwarte ratten en huismuizen. Eind 2015 is deze gereed.

  • Wageningen UR ontwikkelt een faciliteit voor bedrijven om monsters van knaagdieren binnen een paar uur te kunnen laten toetsen op genetische resistentie, zodat rodenticiden zo effectief mogelijk ingezet kunnen worden. Deze zal eind 2015 beschikbaar komen.

  • Het RIVM is gevraagd om gebruik van rodenticiden te monitoren om na te gaan of de maatregelen inderdaad leiden tot het minimaliseren van het gebruik.

  • Er zal onderzoek worden uitgezet naar de optimale wijze om IPM uit te voeren met aandacht voor de bruikbaarheid van niet-chemische alternatieven.

Eisen bij buitengebruik

In twee brieven van 16 december 2014 (Kamerstuk. 27 858, nr. 293 en Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 878) is aangegeven dat de eisen voor het gebruik van rodenticiden buiten aanzienlijk zijn aangescherpt. Om deze middelen buiten te mogen gebruiken, is een ieder verplicht een extra opleiding te volgen en examen af te leggen. De bestrijder moet aangesloten zijn bij een bedrijf dat gecertificeerd is voor IPM buitengebruik rodenticiden. Hiervoor moet een protocol worden ontwikkeld, waarin de uitwerking van de IPM-beginselen voor het buitengebruik eenduidig worden vastgelegd. Tevens zullen cursussen en exameneisen moeten worden ontwikkeld.

Deze eis is opgenomen in de gebruiksvoorschriften die het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft geformuleerd voor deze middelen. Het Ctgb beoordeelt, in samenspraak met de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), de kwaliteit van het protocol. Het Ctgb heeft hiervoor eisen geformuleerd. Er is een overgangsperiode tot 1 januari 2017. Een ieder die in de overgangsperiode rodenticiden buiten wil gebruiken, dient dit te melden aan de ILT.

Op dit moment hebben de professionele plaagdierbestrijders (verenigd in de NVPB en PLA.N.2) een protocol ontwikkeld dat voldoet aan de eisen van het Ctgb, en zijn de cursussen in ontwikkeling. Naar verwachting zal een ieder zich hebben kunnen laten certificeren ruim voor 1 januari 2017.

De agrarische sector heeft gekozen voor een eigen uitwerking van dit protocol, gericht op hun doelgroep. Deze uitwerking ligt op dit moment voor beoordeling bij het Ctgb en de ILT.

Gezien de eisen die aan de opleidingen gesteld dienen te worden, de examenverplichting en de certificeringseis, en gezien het feit dat dit een nieuwe eis is om de middelen buiten te mogen gebruiken, lijkt het onvermijdelijk dat dit tot enige extra lasten zal leiden, die echter beperkt kunnen blijven. Voor een agrariër is het beheersen van knaagdieren geen primaire taak, maar hij heeft wel veel baat bij die beheersing vanuit bedrijfseconomisch belang. Daarom zal voor veel agrariërs een werkbaar alternatief kunnen zijn dat zij hiervoor een professionele plaagdierbeheerser inhuren. Deze bestrijder kan als adviseur optreden, waarbij het uitvoerende werk door het bedrijf zoveel mogelijk zelf uitgevoerd kan worden. Dit gebeurt ook al veel, met name bij de intensieve veehouderij. Hiermee kunnen inspanningen (geld en tijdsbeslag) vermeden worden.

Ten slotte

In deze brief wordt een samenhangende aanpak geschetst voor een duurzame aanpak van overlast door muizen en ratten, en de verantwoordelijkheden, die een ieder hiervoor draagt. Een goede uitvoering hiervan is wezenlijk. Als de principes van IPM niet juist of onvoldoende worden toegepast, kan dat immers leiden tot onaanvaardbare milieurisico’s en toenemende resistentie, waardoor de chemische middelen niet meer effectief zijn of van de markt gehaald moeten worden vanwege de milieurisico’s. Dit is niet alleen ongewenst vanuit de risico’s voor de volksgezondheid, maar ook vanuit bedrijfsmatig oogpunt. Ik heb er alle vertrouwen in dat alle partijen dit inzien en hier naar handelen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Nederlandse Vereniging van Plaagdiermanagement Bedrijven en Platform Plaagdierbeheersing Nederland.

Naar boven