27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 311 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 mei 2015

Mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken informeer ik u over de voortgang van de acties die het kabinet heeft aangekondigd in reactie op het advies van de Gezondheidsraad over mogelijke gezondheidsrisico’s bij omwonenden door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (Kamerstuk 27 858, nr. 230).

Blootstellingsonderzoek

Het kabinet heeft in de genoemde reactie op het advies van de Gezondheidsraad aangekondigd een meerjarig blootstellingsonderzoek te willen starten onder omwonenden van bollenvelden, fruitboomgaarden en andere teelten met een intensief gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft inmiddels een consortium gevormd van relevante onderzoeksinstituten en Gemeentelijke Gezondheidsdiensten. Het RIVM heeft ook een structuur opgezet om maatschappelijke organisaties (omwonenden, producenten gewasbeschermingsmiddelen, bollensector, e.d.) te betrekken bij de opzet van het blootstellingsonderzoek. Het RIVM is tevens begonnen met het uitvoeren van een pilot om de aanpak en de technieken te testen.

Het RIVM heeft onlangs een offerte ingediend voor een meerjarig blootstellingsonderzoek onder omwonenden van fruitboomgaarden en van bollenvelden. Het betreft een bedrag van € 8,9 mln voor de hele looptijd (tot en met 2018). Deze offerte is positief beoordeeld door onafhankelijke internationale deskundigen en besproken met de maatschappelijke organisaties.

Gelet op de omvang in tijd en geld zal het onderzoek gefaseerd worden uitgevoerd, te starten met een onderzoek naar de blootstelling in de teelt van bloembollen. Zorgen over mogelijke gezondheidsrisico’s bij deze teelten hebben immers de aanleiding gevormd voor de vraag aan de Gezondheidsraad en de kabinetsreactie hierop. Aan de hand van de uitkomsten van het blootstellingsonderzoek bij de bollenteelt kan worden bezien welk aanvullend onderzoek nodig is voor de fruitboomgaarden. Volgens het RIVM kunnen de gegevens voor de bollenteelt immers niet een volledig antwoord geven op vragen over mogelijke blootstelling vanuit de fruitteelt of andere intensieve teelten. De looptijd is tot en met 2018.

Aangezien een dergelijk onderzoek nieuw is, en er geen vergelijkbare (Europese) ervaring mee is opgedaan, heeft het RIVM ook het jaar 2015 nog nodig om alle technieken en de aanpak te testen. De metingen kunnen dan in 2016 starten.

Toelatingsprocedure

De Gezondheidsraad heeft in haar advies aandacht gevraagd voor het feit dat de huidige toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen niet specifiek op de mogelijke risico’s voor omwonenden zijn beoordeeld. Het kabinet heeft daarom het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) verzocht om de huidige toelatingen aanvullend te beoordelen met de twee reeds bestaande methodieken voor omwonenden (de Britse en de Duitse methoden), te beginnen met de middelen die in de bollenteelt en in fruitboomgaarden worden gebruikt. Het Ctgb heeft ondertussen al een selectie van de te beoordelen middelen gemaakt.

Ondertussen heeft de European Food Safety Authority (EFSA) een methodiek gepubliceerd voor omwonenden, waarover de lidstaten naar verwachting in mei 2015 zullen stemmen. Zodra de methodiek door de lidstaten is aanvaard, zal het Ctgb deze methodiek overnemen in het toetsingskader voor gewasbeschermingsmiddelen. Het Ctgb zal naar verwachting de beoordelingen in 2015 kunnen afronden. Op basis van de beoordelingen kan het College tot een gegrond oordeel komen over mogelijke risico’s. Bij middelen waar onaanvaardbare risico’s worden gevonden, zullen passende maatregelen in de toelating genomen worden.

Spuitvrije zones en afstandeisen

In de kabinetsreactie op het advies van de Gezondheidsraad heb ik toegezegd juridisch advies te vragen of het mogelijk is nu reeds teeltvrije zones in te voeren. Dit vooruitlopend op de uitkomst van het blootstellingsonderzoek bij omwonenden. Het kabinet acht het immers gewenst, zoals aangegeven in de kabinetsreactie, om net zoals bij watergangen ook voor omwonenden een teeltvrije zone in te voeren. Het invoeren van deze maatregel vereist een juridische grondslag. Ik heb hiervoor de landsadvocaat geraadpleegd.

Ik heb de volgende vraag aan de landsadvocaat voorgelegd:

«Biedt het advies van de Gezondheidsraad voldoende grond om reeds nu teeltvrije zones in te voeren voor omwonenden en hoe verhoudt dit zich tot de Richtlijn duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen?»

De conclusie van de landadvocaat is dat het nu niet mogelijk is om teeltvrije zones in te voeren. De landsadvocaat adviseert om met algemene regels te wachten tot het blootstellingonderzoek is uitgevoerd. Ook concludeert de landsadvocaat dat een dergelijke maatregel (een verplichte teeltvrije zone) pas ingevoerd kan worden als aangetoond is dat eventuele andere, minder vergaande maatregelen, geen of onvoldoende effect hebben om omwonenden te beschermen.

De landsadvocaat heeft de mogelijkheden onderzocht om een teeltvrije zone te verplichten op grond van artikel 12 van de Richtlijn duurzaam gebruik, het voorzorgsbeginsel en artikel 193 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Alle genoemde artikelen bieden onvoldoende grondslag. Cruciaal hierbij is dat er, gelet op het advies van de Gezondheidsraad, onvoldoende wetenschappelijk onderzoek beschikbaar is over mogelijke gezondheidsrisico’s door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen om dergelijke ingrijpende maatregelen te kunnen invoeren.

Resumerend zie ik op dit moment geen mogelijkheden om teeltvrije zones voor omwonenden in algemene regels vast te leggen. Ik wil de resultaten van het blootstellingsonderzoek afwachten.

Mogelijke acties ter bescherming van omwonenden

Het kabinet zal in intensief overleg met de agrarische sector en de gewasbeschermingsindustrie bekijken wat er in afwachting van de resultaten van het blootstellingsonderzoek op vrijwillige basis mogelijk is.

Te denken valt bijvoorbeeld aan:

  • Het bollenconvenant dat de gemeente Hardenberg heeft afgesloten, kan als inspiratiebron dienen voor gemeenten en andere partijen.1 In het convenant zijn onder meer afspraken gemaakt over de omstandigheden waaronder gebruik wordt gemaakt van grondontsmetting en gewasbeschermingsmiddelen en de veiligheid. Ook zijn afspraken gemaakt met de bollentelers dat zij omwonenden informeren.

  • Het vrijwillig hanteren van een teelt- en spuitvrije zone door agrariërs.

  • De aanleg van ecologische randen met behulp van subsidies onder het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

  • Snelle invulling van het good-neighbour initiatief om de communicatie tussen telers en omwonenden te bevorderen (een maatregel uit de tweede Nota duurzame gewasbescherming).

Het kabinet zal u over een jaar weer een voortgangsrapportage sturen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven