27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 160 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2013

Hierbij stuur ik, zoals toegezegd op 5 juni j.l., mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken ter informatie een onderzoeksrapport van Pesticide Action Network (Pan Europe) met de titel: «Race to the bottom, het Ctgb doorgelicht»1. Ik heb het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) gevraagd om te reageren op de conclusies uit het rapport, u treft deze reactie bijgaand aan.

Het ministerie van I&M heeft op 15 april 2011 PAN Europe verzocht een onderzoek te doen naar de wijze waarop het Ctgb beoordelingen uitvoert als autoriteit met de bevoegdheid tot toelating van gewasbeschermingsmiddelen. PAN Europe is onderdeel van het Pesticide Action Network, dat is opgericht in 1982.

De keuze voor Pan Europe is destijds gemaakt vanuit de behoefte aan een instantie die kennis had van Europese stofbeoordelingen en het toelatingsproces. Tevens mocht deze instantie niet direct of indirect met het Ctgb samenwerken. Overigens had ten tijde van de opdrachtverlening PAN Europe geen procedure lopen tegen het Ctgb.

Het onderzoek is voortgekomen uit een discussie met uw Kamer over de invoering van de Gewasbeschermingsverordening. De vrees werd geuit dat het Ctgb concessies zou gaan doen aan de kwaliteit van de beoordelingen (de zogenaamde «race to the bottom») omdat de toelatingsinstanties binnen één Europese zone in een concurrentiepositie tegenover elkaar zouden staan (Kamerstuk 32 372, nr. 6).

De toenmalige bewindspersonen hebben in die discussie aangegeven niet bevreesd te zijn, gezien de professionaliteit en inhoudelijke deskundigheid van het Ctgb. Deze kwaliteitseisen zouden tot uiting moeten komen in de toelatingsbesluiten, waarbij in het bijzonder transparant zou moeten zijn hoe de besluiten tot stand zijn gekomen. Het genoemde onderzoek concentreert zich op dit laatste aspect. De inhoud van het rapport is de volledige verantwoordelijkheid van de onderzoekers zelf.

Het rapport geeft een kritische reflectie op de werkwijze van het Ctgb. Ik merk hierbij wel op dat de onderzoekers vooral gekeken hebben naar besluiten van het Ctgb van jaren her, en niet naar de meest recente jaren.

Ik heb u reeds meermalen geïnformeerd over afspraken, die ik heb gemaakt met het Ctgb. Zo hebben als uitvloeisel van het Evaluatierapport van PriceWaterhouseCoopers uit 2010 de opdrachtgevende departementen met het Ctgb de governancestructuur tegen het licht gehouden en zijn er wijzigingen doorgevoerd. De staatssecretaris van EZ heeft u bij brief van 15 februari 2013 (kamerstuk 27 858, nr. 142) hierover geïnformeerd. Eveneens als uitvloeisel van het PwC-rapport heeft het Ctgb een internationale Visitatiecommissie ingesteld. Deze Commissie zal deze zomer zijn rapport uitbrengen. De staatssecretaris van EZ en ik zullen u van de voortgang op deze terreinen op de hoogte houden.

Ik ga vervolgens meer gedetailleerd in op de conclusies van het rapport.

De eerste conclusie van het rapport betreft de wetenschappelijke werkwijze van het Ctgb, die onvoldoende zou zijn. Het Ctgb zou verouderde wetenschappelijke inzichten toepassen, geen rekening houden met wetenschappelijke literatuur en de conclusies van de Europese Voedselautoriteit.

Ik ben het niet eens met deze conclusie, maar merk op dat de onderzoekers kennelijk niet voldoende inzicht hebben in de werkwijze en de wettelijke randvoorwaarden waarbinnen het Ctgb zijn werk doet. Het Ctgb beoordeelt en neemt besluiten over dossiers binnen de vastgestelde juridische kaders. Het past de Europees geharmoniseerde en vastgestelde beoordelingsmethodieken toe. Deze methodieken geven de stand van wetenschap en techniek weer, zoals algemeen geaccepteerd in de wetenschappelijke wereld. Het Ctgb doet dit op een onafhankelijke en wetenschappelijk verantwoorde wijze. Het Ctgb gaat in zijn reactie hier uitgebreid op in.

De tweede conclusie betreft de transparantie van het Ctgb: hoe toegankelijk zijn de besluiten voor derden. Besluiten van het Ctgb zijn openbaar inclusief de onderliggende onderbouwing, maar zoals het Ctgb zelf al aangeeft in haar reactie, kan hier nog verbetering in worden aangebracht. Daarbij gaat het om het verschaffen van helderheid voor derden op basis van welke conclusies en aannamen het Ctgb tot een besluit komt.

Ik ben van mening dat het Ctgb moet streven naar zoveel mogelijk transparantie bij de toelatingsbesluiten, binnen de context van de juridische kaders die wij binnen ons land en in Europa hebben. Ik heb dit bij het Ctgb nadrukkelijk onder de aandacht gebracht.

Het Ctgb heeft onlangs besloten, op basis van zich ontwikkelende jurisprudentie ter zake, delen van de aanvraagdossiers openbaar te maken. Hierbij dient het Ctgb, op grond van de wet, van geval tot geval een afweging te maken tussen het belang van de aanvrager en dat van derden. Het besluit tot openbaarmaking is geschorst door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) in afwachting van een inhoudelijke beoordeling door het CBB van deze zaak.

Ik waardeer het dat het Ctgb deze stappen zet en verwacht dat de uitkomst van deze procedure verdere helderheid biedt in wat wel en wat niet openbaar gemaakt kan worden.

De derde conclusie betreft de constatering dat het Ctgb niet aan de Europese regelgeving voldoet. Ik deel deze conclusie niet, omdat de onderzoekers van onjuiste aannamen uitgaan. Ik verwijs hiervoor verder naar mijn antwoord op de eerste conclusie.

Concluderend: Ik kan mij niet verenigen met de conclusies van het rapport, al zie ik wel verbeterpunten in de transparantie. Ik heb volledig vertrouwen in het Ctgb, dat deze de beoordelingen binnen de kaders van wet- en regelgeving op een wetenschappelijk en controleerbaar verantwoorde wijze uitvoert.

Desalniettemin acht ik het mét het Ctgb relevant om te bewaken dat er geen «Race to the Bottom» gaande is. Dat is niet de wens van het kabinet en ook niet de ambitie van het Ctgb. Het Ctgb heeft immers aangegeven een vooraanstaande rol te willen spelen binnen het Europese krachtenveld. Dit moet worden opgevat als deskundig, kwalitatief hoogstaand met voldoende capaciteit om de verwachte vraag te kunnen oppakken.

Naar aanleiding van de aangehouden motie Lodders (Kamerstuk 33 490, nr. 14), die de regering verzoekt het onderzoek naar de kwaliteit van het Ctgb opnieuw te laten uitvoeren door een onafhankelijke instantie, meld ik het volgende. Op dit moment is een internationale visitatiecommissie aan het werk bij het Ctgb. Deze commissie bestaat uit onafhankelijke en gezaghebbende deskundigen, afkomstig uit verschillende Europese lidstaten. De commissie is gevraagd expliciet een oordeel te geven over de kwaliteit van de besluitvorming in het licht van de laatste stand van de wetenschap en de techniek en de juridische kaders. Dit is inclusief de heroverweging van besluiten als gevolg van nieuwe wetenschappelijke inzichten en aanpassingen in het toetsingskader en de EU-besluitvorming. In het rapport van Pan Europe is dit aan de orde geweest. Met deze internationale visitatie en de resultaten daarvan wordt naar mijn mening op effectieve en efficiënte wijze invulling gegeven aan de aangehouden motie. Ik zie deze motie dan ook als een ondersteuning van mijn beleid.

Wij zullen de Europese Commissie verzoeken de mogelijkheden te verkennen een dergelijke internationale toetsing Europees breed in te voeren.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven