27 665
Invoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen)

nr. 8
AMENDEMENT VAN DE LEDEN SCHIMMEL EN DE WIT

Ontvangen 15 juni 2001

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel 1 wordt na onderdeel f een onderdeel ingevoegd, luidende:

g. College van toezicht werk en inkomen: het College van toezicht werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;.

II

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a. Het College van toezicht sociale verzekeringen

1. Het College van toezicht sociale verzekeringen wordt als rechtspersoon gehandhaafd en wordt genoemd: College van toezicht werk en inkomen.

2. De rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, is het College van toezicht werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

III

Artikel 7 vervalt.

IV

In artikel 8, eerste en tweede lid, wordt beide malen de zinsnede «artikelen 4, 5, 6 en 7» vervangen door: artikelen 4, 5 en 6.

V

Artikel 10 vervalt.

VI

Artikel 13 vervalt.

VII

Artikel 14 vervalt.

VIII

Artikel 18 vervalt.

IX

Artikel 22 vervalt.

X

Artikel 71, onderdeel D, wordt vervangen door:

D

In artikel 47 wordt de zinsnede «aan het College van toezicht sociale verzekeringen» vervangen door: aan het College van toezicht werk en inkomen.

XI

Artikel 76 (Algemene bijstandswet) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c vervalt.

2. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel d door een puntkomma en onder verlettering van onderdeel d tot c, worden vijf onderdelen toegevoegd, luidende:

d. Centrale organisatie werk en inkomen: de Centrale organisatie werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

e. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

f. Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

g. College van toezicht werk en inkomen: het College van toezicht werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

h. Inlichtingenbureau: de instelling voor coördinatie en dienstverlening ten behoeve van de gemeenten, bedoeld in artikel 44, derde lid, onderdeel d, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

b. Onderdeel X komt te luiden:

X

Artikel 130 wordt vervangen door:

Artikel 130

1. Het College van toezicht werk en inkomen is belast met het toezicht op de rechtmatigheid en de doelmatigheid van:

a. de uitvoering van de bij of krachtens deze wet aan burgemeester en wethouders opgedragen taken;

b. de wijze waarop burgemeester en wethouders met elkaar en met de Centrale organisatie werk en inkomen en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken samenwerken.

2. Artikel 24 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.

c. Na artikel X wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Xa

Na artikel 130 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 130a

1. Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in artikel 130, eerste lid, dienen burgemeester en wethouders jaarlijks bij het College van toezicht werk en inkomen een verslag in over de uitvoering van deze wet. Het verslag wordt kosteloos verstrekt.

2. Het verslag omvat mede een opgave van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onder a, b en c, en 12, eerste lid, onder a, b en c, van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ.

3. Het verslag is voorzien van een verklaring van een deskundige, belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens. Bij de aanwijzing van de accountant bedingen burgemeester en wethouders dat aan Onze Minister en het College van toezicht werk en inkomen desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.

4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld inzake het verslag en over de verklaring en het onderzoek dat resulteert in deze verklaring.

Artikel 130b

1. Onverminderd artikel 130a verstrekken burgemeester en wethouders op verzoek, kosteloos, aan het College van toezicht werk en inkomen alle gegevens en inlichtingen die voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk zijn.

2. Burgemeester en wethouders verlenen het College van toezicht werk en inkomen op verzoek toegang tot en inzage in gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk is.

3. Het College van toezicht werk en inkomen bepaalt de termijn waarbinnen en de wijze waarop aan de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichtingen wordt voldaan.

4. Indien naar het oordeel van het College van toezicht werk en inkomen gerede twijfel bestaat omtrent de volledigheid of juistheid van het door burgemeester en wethouders verstrekte verslag, bedoeld in artikel 130a, voorzover dit betreft de rechtmatige en doelmatige besteding van door hen ter beschikking gestelde financiële middelen ten behoeve van de inschakeling van bijstandsgerechtigden in het arbeidsproces, bedoeld in artikel 111, kan hij burgemeester en wethouders opdragen bij de natuurlijke of rechtspersoon die deze middelen heeft besteed, ter verificatie een nader onderzoek te doen instellen door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die bij de verstrekte informatie niet betrokken is geweest. Het College van toezicht werk en inkomen bepaalt welke aspecten van de verstrekte informatie geverifieerd dienen te worden en de termijn waarbinnen het onderzoek wordt verricht.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verstrekking van gegevens en inlichtingen en het verlenen van inzage in gegevens en bescheiden door burgemeester en wethouders aan het College van toezicht werk en inkomen.

Artikel 130c

Onze Minister kan regels stellen waarin besluiten van burgemeester en wethouders worden omschreven die overeenkomstig die regels, binnen de in die regels gestelde termijnen, ter kennis van het College van toezicht werk en inkomen worden gebracht.

XII

Artikel 77 (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c vervalt.

2. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel e door een puntkomma en onder verlettering van de onderdelen d en e tot c en d, worden vijf onderdelen toegevoegd, luidende:

e. Centrale organisatie werk en inkomen: de Centrale organisatie werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

f. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

g. Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

h. College van toezicht werk en inkomen: het College van toezicht werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

i. Inlichtingenbureau: de instelling voor coördinatie en dienstverlening ten behoeve van de gemeenten, bedoeld in artikel 44, derde lid, onderdeel d, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

b. Onderdeel V komt te luiden:

V

Artikel 52 wordt vervangen door:

Artikel 52

1. Het College van toezicht werk en inkomen is belast met het toezicht op de rechtmatigheid en de doelmatigheid van:

a. de uitvoering van de bij of krachtens deze wet aan burgemeester en wethouders opgedragen taken;

b. de wijze waarop burgemeester en wethouders met elkaar en met de Centrale organisatie werk en inkomen en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken samenwerken.

2. Artikel 24 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.

c. Na artikel V wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Va

Na artikel 52 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 52a

1. Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in artikel 52, eerste lid, dienen burgemeester en wethouders jaarlijks bij het College van toezicht werk en inkomen een verslag in over de uitvoering van deze wet. Het verslag wordt kosteloos verstrekt.

2. Het verslag omvat mede een opgave van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onder d, van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ.

3. Het verslag is voorzien van een verklaring van een deskundige, belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens. Bij de aanwijzing van de accountant bedingen burgemeester en wethouders dat aan Onze Minister en het College van toezicht werk en inkomen desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.

4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld inzake het verslag en over de verklaring en het onderzoek dat resulteert in deze verklaring.

Artikel 52b

1. Onverminderd artikel 52a verstrekken burgemeester en wethouders op verzoek, kosteloos, aan het College van toezicht werk en inkomen alle gegevens en inlichtingen die voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk zijn.

2. Burgemeester en wethouders verlenen het College van toezicht werk en inkomen op verzoek toegang tot en inzage in gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk is.

3. Het College van toezicht werk en inkomen bepaalt de termijn waarbinnen en de wijze waarop aan de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichtingen wordt voldaan.

4. Indien naar het oordeel van het College van toezicht werk en inkomen gerede twijfel bestaat omtrent de volledigheid of juistheid van het door burgemeester en wethouders verstrekte verslag, bedoeld in artikel 52a, voorzover dit betreft de rechtmatige en doelmatige besteding van door hen ter beschikking gestelde financiële middelen ten behoeve van de inschakeling van bijstandsgerechtigden in het arbeidsproces, bedoeld in artikel 34, kan hij burgemeester en wethouders opdragen bij de natuurlijke of rechtspersoon die deze middelen heeft besteed, ter verificatie een nader onderzoek te doen instellen door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die bij de verstrekte informatie niet betrokken is geweest. Het College van toezicht werk en inkomen bepaalt welke aspecten van de verstrekte informatie geverifieerd dienen te worden en de termijn waarbinnen het onderzoek wordt verricht.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verstrekking van gegevens en inlichtingen en het verlenen van inzage in gegevens en bescheiden door burgemeester en wethouders aan het College van toezicht werk en inkomen.

Artikel 52c

Onze Minister kan regels stellen waarin besluiten van burgemeester en wethouders worden omschreven die overeenkomstig die regels, binnen de in die regels gestelde termijnen, ter kennis van het College van toezicht werk en inkomen worden gebracht.

XIII

Artikel 78 (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c vervalt.

2. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel d door een puntkomma en onder verlettering van onderdeel d tot c, worden vijf onderdelen toegevoegd, luidende:

e. Centrale organisatie werk en inkomen: de Centrale organisatie werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

f. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

g. Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

h. College van toezicht werk en inkomen: het College van toezicht werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

i. Inlichtingenbureau: de instelling voor coördinatie en dienstverlening ten behoeve van de gemeenten, bedoeld in artikel 44, derde lid, onderdeel d, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

b. Onderdeel V komt te luiden:

V

Artikel 52 wordt vervangen door:

Artikel 52

1. Het College van toezicht werk en inkomen is belast met het toezicht op de rechtmatigheid en de doelmatigheid van:

a. de uitvoering van de bij of krachtens deze wet aan burgemeester en wethouders opgedragen taken;

b. de wijze waarop burgemeester en wethouders met elkaar en met de Centrale organisatie werk en inkomen en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken samenwerken.

2. Artikel 24 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.

c. Na artikel V wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Va

Na artikel 52 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 52a

1. Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in artikel 52, eerste lid, dienen burgemeester en wethouders jaarlijks bij het College van toezicht werk en inkomen een verslag in over de uitvoering van deze wet. Het verslag wordt kosteloos verstrekt.

2. Het verslag omvat mede een opgave van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onder e, en 12, eerste lid, onder d, van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ.

3. Het verslag is voorzien van een verklaring van een deskundige, belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens. Bij de aanwijzing van de accountant bedingen burgemeester en wethouders dat aan Onze Minister en het College van toezicht werk en inkomen desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.

4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld inzake het verslag en over de verklaring en het onderzoek dat resulteert in deze verklaring.

Artikel 52b

1. Onverminderd artikel 52a verstrekken burgemeester en wethouders op verzoek, kosteloos, aan het College van toezicht werk en inkomen alle gegevens en inlichtingen die voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk zijn.

2. Burgemeester en wethouders verlenen het College van toezicht werk en inkomen op verzoek toegang tot en inzage in gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk is.

3. Het College van toezicht werk en inkomen bepaalt de termijn waarbinnen en de wijze waarop aan de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichtingen wordt voldaan.

4. Indien naar het oordeel van het College van toezicht werk en inkomen gerede twijfel bestaat omtrent de volledigheid of juistheid van het door burgemeester en wethouders verstrekte verslag, bedoeld in artikel 52a, voorzover dit betreft de rechtmatige en doelmatige besteding van door hen ter beschikking gestelde financiële middelen ten behoeve van de inschakeling van bijstandsgerechtigden in het arbeidsproces, bedoeld in artikel 34, kan hij burgemeester en wethouders opdragen bij de natuurlijke of rechtspersoon die deze middelen heeft besteed, ter verificatie een nader onderzoek te doen instellen door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die bij de verstrekte informatie niet betrokken is geweest. Het College van toezicht werk en inkomen bepaalt welke aspecten van de verstrekte informatie geverifieerd dienen te worden en de termijn waarbinnen het onderzoek wordt verricht.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verstrekking van gegevens en inlichtingen en het verlenen van inzage in gegevens en bescheiden door burgemeester en wethouders aan het College van toezicht werk en inkomen.

Artikel 52c

Onze Minister kan regels stellen waarin besluiten van burgemeester en wethouders worden omschreven die overeenkomstig die regels, binnen de in die regels gestelde termijnen, ter kennis van het College van toezicht werk en inkomen worden gebracht.

XIV

Artikel 79 (Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ) wordt vervangen door:

Artikel 79. Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ

In de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ wordt in de artikelen 10, eerste lid, en 14, eerste lid, «het verslag, bedoeld in de artikelen 130, tweede lid, van de Abw, 52, tweede lid, van de IOAW en 52, tweede lid, van de IOAZ en daarop betrekking hebbende verklaring, bedoeld in de artikelen 130, vierde lid, van de Abw, 52, vierde lid, van de IOAW en 52, vierde lid, van de IOAZ» vervangen door: het verslag, bedoeld in de artikelen 130a, eerste lid, van de Abw, 52a, eerste lid, van de IOAW en 52a, eerste lid, van de IOAZ en de daarop betrekking hebbende verklaring, bedoeld in de artikelen 130a, derde lid, van de Abw, 52a, derde lid, van de IOAW en 52a, derde lid, van de IOAZ.

XV

Artikel 80 (Wet sociale werkvoorziening) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel f vervalt.

2. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel g door een puntkomma en onder verlettering van onderdeel g tot f, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

g. Centrale organisatie werk en inkomen: de Centrale organisatie werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

h. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

i. College van toezicht werk en inkomen: het College van toezicht werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

b. Onderdeel D komt te luiden:

D

Artikel 13 wordt vervangen door:

Artikel 13

1. Het College van toezicht werk en inkomen is belast met het toezicht op de rechtmatigheid en de doelmatigheid van:

a. de uitvoering van de bij of krachtens deze wet aan burgemeester en wethouders opgedragen taken;

b. de wijze waarop burgemeester en wethouders met elkaar en met de Centrale organisatie werk en inkomen en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken samenwerken.

2. Artikel 24 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.

c. Na artikel D wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Xa

Na artikel 13 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

1. Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in artikel 13, eerste lid, dienen burgemeester en wethouders jaarlijks bij het College van toezicht werk en inkomen een verslag in over de uitvoering van deze wet. Het verslag wordt kosteloos verstrekt.

2. Het verslag omvat mede een kostenopgave ten behoeve van de subsidievaststelling, bedoeld in artikel 9.

3. Het verslag is voorzien van een verklaring van een deskundige, belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens. Bij de aanwijzing van de accountant bedingen burgemeester en wethouders dat aan Onze Minister en het College van toezicht werk en inkomen desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.

4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld inzake het verslag en over de verklaring en het onderzoek dat resulteert in deze verklaring.

Artikel 13b

1. Onverminderd artikel 13a verstrekken burgemeester en wethouders, de krachtens artikel 2, derde lid, aangewezen rechtspersoon, en de commissie, bedoeld in artikel 12, op verzoek, kosteloos, aan het College van toezicht werk en inkomen alle gegevens en inlichtingen die voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk zijn.

2. Burgemeester en wethouders, de krachtens artikel 2, derde lid, aangewezen rechtspersoon, en de commissie, bedoeld in artikel 12, verlenen het College van toezicht werk en inkomen op verzoek toegang tot en inzage in gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk is.

3. Het College van toezicht werk en inkomen bepaalt de termijn waarbinnen en de wijze waarop aan de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichtingen wordt voldaan.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verstrekking van gegevens en inlichtingen en het verlenen van inzage in gegevens en bescheiden door burgemeester en wethouders aan het College van toezicht werk en inkomen.

Artikel 13c

Onze Minister kan regels stellen waarin besluiten van burgemeester en wethouders worden omschreven die overeenkomstig die regels, binnen de in die regels gestelde termijnen, ter kennis van het College van toezicht werk en inkomen worden gebracht.

Artikel 13d

Onze Minister kan aan burgemeester en wethouders, nadat zij gedurende acht weken in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen, aanwijzingen geven met betrekking tot een goede uitvoering van deze wet. Hij treedt daarbij niet in de besluitvorming inzake individuele gevallen.

XVI

Artikel 81 (Wet inschakeling werkzoekenden) wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen b en c vervallen.

2. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel j door een puntkomma en onder verlettering van de onderdelen d tot en met j tot b tot en met h, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

i. Centrale organisatie werk en inkomen: de Centrale organisatie werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

j. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

k. College van toezicht werk en inkomen: het College van toezicht werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

b. Onderdeel L komt te luiden:

L

Artikel 20 wordt vervangen door:

Artikel 20 Toezicht door het College van toezicht werk en inkomen

1. Het College van toezicht werk en inkomen is belast met het toezicht op de rechtmatigheid en de doelmatigheid van:

a. de uitvoering van de bij of krachtens deze wet aan burgemeester en wethouders opgedragen taken;

b. de wijze waarop burgemeester en wethouders met elkaar en met de Centrale organisatie werk en inkomen en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken samenwerken.

2. Artikel 24 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.

c. Na artikel L wordt een artikel ingevoegd, luidende:

La

Na artikel 20 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 20a Verslag over de uitvoering, kostenopgave en accountantsverklaring

1. Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in artikel 20, eerste lid, dienen burgemeester en wethouders jaarlijks bij het College van toezicht werk en inkomen een verslag in over de uitvoering van deze wet. Het verslag wordt kosteloos verstrekt.

2. Het verslag omvat mede een kostenopgave ten behoeve van de subsidievaststelling, bedoeld in artikel 18.

3. Het verslag is voorzien van een verklaring van een deskundige, belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens. Bij de aanwijzing van de accountant bedingen burgemeester en wethouders dat aan Onze Minister en het College van toezicht werk en inkomen desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.

4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld inzake het verslag en over de verklaring en het onderzoek dat resulteert in deze verklaring.

Artikel 20b Gegevensverstrekking aan het College van toezicht werk en inkomen

1. Onverminderd artikel 20a verstrekken burgemeester en wethouders en de krachtens artikel 8, eerste lid, aangewezen rechtspersoon op verzoek, kosteloos, aan het College van toezicht werk en inkomen alle gegevens en inlichtingen die voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk zijn.

2. Burgemeester en wethouders en de krachtens artikel 8, eerste lid, aangewezen rechtspersoon verlenen het College van toezicht werk en inkomen op verzoek toegang tot en inzage in gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk is.

3. Het College van toezicht werk en inkomen bepaalt de termijn waarbinnen en de wijze waarop aan de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichtingen wordt voldaan.

4. Indien naar het oordeel van het College van toezicht werk en inkomen gerede twijfel bestaat omtrent de volledigheid of juistheid van het door burgemeester en wethouders verstrekte verslag, bedoeld in artikel 20a, voorzover dit betreft de rechtmatige en doelmatige besteding van door hen ter beschikking gestelde financiële middelen, kan hij burgemeester en wethouders opdragen bij de natuurlijke of rechtspersoon die deze middelen heeft besteed, ter verificatie een nader onderzoek te doen instellen door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die bij de verstrekte informatie niet betrokken is geweest. Het College van toezicht werk en inkomen bepaalt welke aspecten van de verstrekte informatie geverifieerd dienen te worden en de termijn waarbinnen het onderzoek wordt verricht.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verstrekking van gegevens en inlichtingen en het verlenen van inzage in gegevens en bescheiden door burgemeester en wethouders aan het College van toezicht werk en inkomen.

Artikel 20c Kennisgeving besluiten

Onze Minister kan regels stellen waarin besluiten van burgemeester en wethouders worden omschreven die overeenkomstig die regels, binnen de in die regels gestelde termijnen, ter kennis van het College van toezicht werk en inkomen worden gebracht.

Artikel 20d Aanwijzingsbevoegdheid Minister

Onze Minister kan aan burgemeester en wethouders, nadat zij gedurende acht weken in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen, aanwijzingen geven met betrekking tot een goede uitvoering van deze wet. Hij treedt daarbij niet in de besluitvorming inzake individuele gevallen.

XVII

Artikel 82 (Wet inkomensvoorziening kunstenaars) wordt vervangen door:

Artikel 82. Wet inkomensvoorziening kunstenaars

De Wet inkomensvoorziening kunstenaars wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het einde van artikel 1, onderdeel d, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. College van toezicht werk en inkomen: het College van toezicht werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

B

Artikel 15, tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. ervoor zorg te dragen dat hij als kunstenaar in de zin van deze wet is ingeschreven bij de Centrale organisatie werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

C

Artikel 33 wordt vervangen door:

Artikel 33

1. Het College van toezicht werk en inkomen is belast met het toezicht op de rechtmatigheid en de doelmatigheid van:

a. de uitvoering van de bij of krachtens deze wet aan burgemeester en wethouders opgedragen taken;

b. de wijze waarop burgemeester en wethouders met elkaar en met de Centrale organisatie werk en inkomen en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken samenwerken.

2. Artikel 24 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.

D

Na artikel 33 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 33a

1. Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in artikel 33, eerste lid, dienen burgemeester en wethouders jaarlijks bij het College van toezicht werk en inkomen een verslag in over de uitvoering van deze wet. Het verslag wordt kosteloos verstrekt.

2. Het verslag omvat mede de kostenopgave, bedoeld in artikel 36, tweede lid.

3. Het verslag is voorzien van een verklaring van een deskundige, belast met de in artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens. Bij de aanwijzing van de accountant bedingen burgemeester en wethouders dat aan Onze Minister en het College van toezicht werk en inkomen desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.

4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld inzake het verslag en over de verklaring en het onderzoek dat resulteert in deze verklaring.

Artikel 33b

1. Onverminderd artikel 33a verstrekken burgemeester en wethouders en de adviserende instelling op verzoek, kosteloos, aan het College van toezicht werk en inkomen alle gegevens en inlichtingen die voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk zijn.

2. Burgemeester en wethouders en de adviserende instelling verlenen het College van toezicht werk en inkomen op verzoek toegang tot en inzage in gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk is.

3. Het College van toezicht werk en inkomen bepaalt de termijn waar-binnen en de wijze waarop aan de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichtingen wordt voldaan.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verstrekking van gegevens en inlichtingen en het verlenen van inzage in gegevens en bescheiden door burgemeester en wethouders aan het College van toezicht werk en inkomen.

Artikel 33c

Onze Minister kan regels stellen waarin besluiten van burgemeester en wethouders worden omschreven die overeenkomstig die regels, binnen de in die regels gestelde termijnen, ter kennis van het College van toezicht werk en inkomen worden gebracht.

E

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tweede volzin van het tweede lid vervalt.

2. In het derde lid vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt, onderdeel c.

XVIII

In het bij artikel 99 gewijzigde onderdeel n van artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet, wordt na «Centrale organisatie werk en inkomen» ingevoegd: het College van toezicht werk en inkomen,.

XIX

In artikel 105 wordt in de onderdelen e van artikel 1, tweede lid, en g van artikel 2, eerste lid, van de Wet incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement, beide malen na «Centrale organisatie werk en inkomen» ingevoegd: het College van toezicht werk en inkomen,.

XX

Artikel 124, onderdeel B, komt te luiden:

B

In artikel 56, eerste lid, wordt «het College van toezicht sociale verzekeringen, de uitvoeringsinstellingen, bedoeld in artikel 41, derde lid van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, de Sociale Verzekeringsbank» vervangen door: Het College van toezicht werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

XXI

Artikel 125, onderdeel E, komt te luiden:

E

In artikel 73b, eerste lid, wordt «het College van toezicht sociale verzekeringen, het Landelijk instituut sociale verzekeringen, de uitvoeringsinstellingen, bedoeld in artikel 41, derde lid van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, de Sociale Verzekeringsbank» vervangen door: het College van toezicht werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank.

XXII

In artikel 127, tweede lid, wordt na «Centrale organisatie werk en inkomen» ingevoegd: het College van toezicht werk en inkomen.

Toelichting

Dit amendement is een uitwerking in de invoeringswet van amendement 27 588, nr. 11, dat ertoe strekt het toezicht niet te doen plaats hebben door de Inspectie Werk en Inkomen, maar door een meer onafhankelijk orgaan, het College van toezicht werk en inkomen. Het College is een zelfstandig bestuursorgaan.

Schimmel

De Wit

Naar boven