27 664 Toekomst milieuwetgeving

Nr. 67 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 augustus 2011

Hierbij bied ik u het eindrapport1 van het project IMPEL-TFS Enforcement Actions II2 aan, waar u eerder in 2010 het interimrapport van heeft ontvangen3.

IMPEL is het Europese netwerk voor de implementatie en de handhaving van milieuwetgeving. Enforcement Actions II (hierna EA II) is een handhavingsproject dat plaatsvindt onder het paraplu van het IMPEL-TFS4 netwerk en een bijdrage wil leveren aan het creëren van een gelijke handhavingsdruk in Europa op het gebied van grensoverschrijdende afvaltransporten.

Het project wordt geleid door de VROM-Inspectie en is een vervolg op het eerdere samenwerkingsproject «Enforcement Actions I (hierna EA I), waarover de Tweede Kamer is gerapporteerd (Kamerstukken, vergaderjaar 2007–2008, 27 664, nr. 58 en nr. 59).

Aanleiding en doel

Nederland is door de geografische positie en de logistieke activiteiten een belangrijk knooppunt voor de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen. Ongeveer 15% van alle transportbewegingen in Europa betreft afvalstoffen. Een groot deel van de afvalstoffen wordt op een milieuverantwoorde manier verwerkt. Een deel van het afval bereikt helaas niet de juiste bestemming waardoor milieu en gezondheid kunnen worden geschaad. Handhaving beperkt de risico’s voor milieu en gezondheid en samenwerking tussen Europese lidstaten op dit terrein draagt bij aan een gelijke handhavingsdruk in Europa.

Bij de herziening van de EVOA5, die in juli 2007 van kracht is geworden, is naast de verplichting om controles uit te voeren ook een verplichting tot samenwerking met andere lidstaten opgenomen.

Het handhavingsproject EA II is een vervolg op het EA I, dat afliep in juni 2008. In dat project werkten 25 landen, onder de paraplu van het Europese handhavingsnetwerk IMPEL, samen bij de handhaving van de EVOA.

Het hoofddoel van EA I was een bijdrage te leveren aan het creëren van een gelijke handhavingsdruk in Europa op het gebied van de EVOA. Dat is ook gebeurd, maar tegelijkertijd kon na afloop van dit project worden geconcludeerd dat er nog een lange weg te gaan was voordat sprake is van een volledig gelijkwaardige handhavingsdruk. In veel landen ontbreekt het aan voldoende middelen, zijn er andere prioriteiten gesteld en is EVOA handhaving niet ingebed in de organisatie. Een van de aanbevelingen was daarom zo snel mogelijk door te gaan met een vervolgproject en alle EU-landen hiervoor te activeren.

Het EA II project is uitgevoerd tussen oktober 2008 en maart 2011. Doel van het project was wederom het bevorderen en verbeteren van de handhaving van de EVOA in alle lidstaten en andere Europese landen, het verifiëren van bestemmingen van het afval, het ontwikkelen van handhavingsinstrumenten en het verbeteren van de samenwerking tussen de lidstaten.

Conclusies

Aan het EA II project hebben 32 landen deelgenomen, waarvan er 29 inspecties hebben uitgevoerd. Dit betreft wederom een stijging van het aantal landen ten opzichte van eerdere projecten.

In het kader van dit project zijn 21,670 transportbewegingen gecontroleerd, waarvan er 3 897 betrekking hadden op het grensoverschrijdend vervoer van afvalstoffen. In 21% was er sprake van een overtreding van de EVOA of gerelateerde nationale wetgeving. Van deze overtredingen betrof 34% illegale overbrengingen, 52% administratieve overtredingen en 14% overtredingen van nationale bepalingen. Bij de genoemde percentages moet opgemerkt worden dat hier niet direct het nalevingsniveau in Europa van afgeleid mag worden, omdat het een combinatie van selectieve en a-selectieve controles betreft.

De illegale overbrengingen hadden met name betrekking op elektronica-afval, huishoudelijk afval, autowrakken en textiel afval6.

In 120 aanvullende bedrijfscontroles werden nog eens 95 illegale verschepingen geconstateerd.

Binnen de deelnemende landen is de kennis en ervaring over handhaving van de EVOA uitgebreid door een uitwisselingsprogramma en handhavingsinstrumenten die zijn ontwikkeld.

Ondanks de groei van het project participeert een aantal EU landen (Luxemburg, Italië en Griekenland) nog steeds niet en is de deelname in sommige deelnemende landen beperkt tot enkele regio’s. De betekent dat het gelijk speelveld voor heel Europa nog niet bereikt is. Deelname aan het project is geen verplichting, echter het samenwerken is wel een verplichting uit de EVOA.

3. Aanbevelingen

In de rapportage wordt een 14-tal aanbevelingen voor IMPEL gedaan. De belangrijkste daarvan is voortzetting van het project omdat in een enquête diverse landen hebben aangegeven dat de activiteiten zullen verminderen als het project stopt.

Enkele andere aanbevelingen hebben betrekking op het betrekken van landen die nog niet deelnemen door onder andere steun van de Europese Commissie en verhoging van bewustwording bij het bestuur en onder (top) ambtenaren van de betreffende landen.

4. Vervolg

De VROM-Inspectie heeft namens lidstaat Nederland sinds 2003 het projectbeheer uitgevoerd van de Enforcement Actions projecten en haar voorgangers. In 2011 zal het projectbeheer worden overgedragen op Schotland. In 2012 start een nieuw project Enforcement Actions III.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

IMPEL-TFS Enforcement Actions II, Enforcement of EU Waste Shipment Regulation,«Learning by doing»

X Noot
3

Kamerstuk 27 664, nr. 62, hierin is de Kamer in kennis gesteld over de publicatie van het eindrapport Enforcement Actions II.

X Noot
4

European Network for the Implementation and Enforcement of Environmental Law, cluster Transfrontier Shipments of Waste.

X Noot
5

Europese Verordening Overbrenging afvalstoffen, Verordening (EG ) 1013/2006

X Noot
6

Textiel afval naar enkele nieuwe lidstaten in Oost Europa is kennisgevingsplichtig.

Naar boven