nr. 22
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DIJKE
Ontvangen 10 december 2001
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel B wordt aan artikel 5d een lid toegevoegd, luidende:
4. Onze Minister kan een besluit van de raad vernietigen.
II
In artikel I, onderdeel B wordt aan artikel 5d een lid toegevoegd, luidende:
5. Van het vernietigingsbesluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Toelichting
Met de verzelfstandiging van de NMa vervalt de bevoegdheid van de Minister
van Economische Zaken om de directeur-generaal (straks: de raad van bestuur)
aanwijzingen te geven in individuele gevallen. Daarvoor in de plaats komt
de bevoegdheid om algemene beleidsregels te stellen. Dit amendement voegt
in aanvulling daarop een vernietigingsbevoegdheid toe aan het wetsvoorstel
teneinde de mogelijkheid open te houden om de Minister van Economische Zaken
achteraf volledig politiek verantwoordelijk te kunnen stellen voor besluiten
van de NMa. Dit is in lijn met het wetsvoorstel voor een Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen, waarin de vernietigingsbevoegdheid fungeert als sluitstuk
van de ministeriële verantwoordelijkheid. Men leze er de memorie van
toelichting van laatstgenoemd wetsvoorstel op na (Kamerstuk 27 426 nr.
3, p.27): «...de vernietingsbevoegdheid (vult) met betrekking tot de
zelfstandige bestuursorganen het democratisch tekort dat inherent is aan zelfstandige
bestuursorganen: in het uiterste geval kan de politieke verantwoordingsplicht
van een bestuurder, in casu een minister, jegens een vertegenwoordigend lichaam
geëffectueerd worden ter voldoening aan het adagium «geen bevoegdheid
zonder dat daarover verantwoording kan worden gevraagd en afgelegd».
Het is evident dat de vernietigingsbevoegdheid een uiterste middel
is, dat slechts met grote terughoudendheid mag worden gebruikt, zoals dat
ook de bestendige praktijk is met de bestaande vernietigingsbevoegdheden.
(...) Vernietiging is een instrument dat alleen achteraf wordt toegepast en
geen algemeen toezicht veronderstelt; het zelfstandig bestuursorgaan is in
eerste instantie zelf verantwoordelijk. Dit instrument creëert dan ook
geen bemoeienis van de minister met het zelfstandig bestuursorgaan in individuele
gevallen.»
Met het oog op de publieke belangen die met besluiten van de NMa gemoeid
kunnen zijn, zoals op sociaal, cultureel of ecologisch vlak, komt het ons
wenselijk, zoniet noodzakelijk voor om deze bevoegdheid aan de Minister van
Economische Zaken toe te kennen met betrekking tot de NMa. Deze bevoegdheid
van spontane vernietiging geeft de Tweede Kamer de mogelijkheid de Minister
bij zwaarwegende algemene belangen op individuele besluiten achteraf aan te
spreken.
Van Dijke