27 639
Wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan

nr. 18
AMENDEMENT VAN HET LID BOLHUIS

Ontvangen 10 december 2001

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I worden na onderdeel D twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Da

In hoofdstuk 4 wordt in paragraaf 1 voor artikel 24 een nieuw artikel opgenomen, luidende:

Artikel 23a

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt een economische machtspositie vermoed aanwezig te zijn indien ten hoogste drie ondernemingen, al dan niet gezamenlijk, een aandeel op de relevante markt hebben dat ten minste 50 procent bedraagt, tenzij

a. door de desbetreffende onderneming of ondernemingen wordt aangetoond dat er voldoende waarborgen zijn voor de mogelijkheid van daadwerkelijke mededinging;

b. ingeval sprake is van meer dan één onderneming, de desbetreffende ondernemingen aantonen geen overheersende positie te hebben ten opzichte van hun concurrenten.

Db

Aan artikel 24 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Van misbruik van een economische machtspositie is in ieder geval sprake, wanneer een of meer ondernemingen met een economische machtspositie

a. zonder objectieve rechtvaardiging de mogelijkheden voor andere ondernemingen aantasten om te concurreren, op een zodanige wijze dat daardoor de mededinging op de markt beïnvloed wordt;

b. prijzen of contractsvoorwaarden vragen die verschillen van prijzen en contractsvoorwaarden welke naar alle waarschijnlijkheid zouden bestaan in een situatie van normale mededinging; in dit verband zal in het bijzonder het gedrag van ondernemingen in vergelijkbare markten waar effectieve mededinging bestaat in aanmerking worden genomen;

c. minder gunstige prijzen of contractsvoorwaarden vragen dan de dominante onderneming zelf vraagt van gelijksoortige afnemers in vergelijkbare markten tenzij daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat;

d. de toegang tot hun netwerken of andere infrastructurele voorzieningen tegen een redelijke vergoeding weigeren, waardoor voor een onderneming die toegang verlangt tot die netwerken of voorzieningen en waarvoor de toegang voor de uitoefening van haar werkzaamheden onontbeerlijk is, de daadwerkelijke mededinging wordt verhinderd, tenzij zij aantonen dat die toegang om technische of andere redenen onmogelijk is of redelijkerwijs niet mag worden verwacht.

Toelichting

Dit amendement beoogt de Nma meer mogelijkheden te geven in situaties waar de mededinging mogelijk beperkt is als gevolg van het bestaan van economische machtsposities. Het amendement is analoog aan bepalingen in de duitse mededingingswet (artikel 19, derde lid, van die wet). In artikel 23a is het (weerlegbaar) vermoeden van een economische machtspositie opgenomen. Indien een onderneming alleen of twee of drie ondernemingen gezamenlijk een marktaandeel hebben van 50% of meer dan wordt een economische machtspositie vermoed aanwezig te zijn. Ondernemingen kunnen dat vermoeden weerleggen door aan te tonen dat er sprake is van de mogelijkheid van daadwerkelijke mededinging (deze disculpatiegrond geldt zowel als sprake is van een onderneming met marktaandeel > 50% als wanneer twee of drie ondernemingen gezamenlijk een marktaandeel hebben van 50%) of wanneer zij aantonen dat – en dat geldt alleen als sprake is van meerdere ondernemingen – zij geen overheersende positie hebben ten opzichte van hun concurrenten.

De definitie van economische machtspositie zoals opgenomen in artikel 1 van de wet blijft voorts onverkort van kracht, met andere woorden buiten het vermoeden dat in artikel 23a is opgenomen kunnen zich (ook) economische machtsposities voordoen. Artikel 23a strekt er toe de positie van de Nma te vergemakkelijken door een weerlegbaar vermoeden op te nemen.

Bolhuis

Naar boven