27 639
Wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

19 maart 2001

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Nederlandse mededingingsautoriteit om te vormen tot een zelfstandig bestuursorgaan;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mededingingswet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel b wordt «de Nederlandse mededingingsautoriteit» vervangen door: de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

2. In de onderdelen e, f, g en h wordt «artikel 85, eerste lid» telkens vervangen door: artikel 81, eerste lid.

B

Hoofdstuk 2 van de Mededingingswet komt te luiden:

HOOFDSTUK 2. DE NEDERLANDSE MEDEDINGINGSAUTORITEIT

§ 1. Algemeen

Artikel 2

1. Er is een Nederlandse Mededingingsautoriteit.

2. De directeur-generaal vormt het bestuur van de mededingingsautoriteit.

3. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van toepassing.

Artikel 3

1. De directeur-generaal wordt benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar en kan eenmaal worden herbenoemd.

2. Onze Minister stelt regels ten aanzien van de plaatsvervanging van de directeur-generaal.

Artikel 4

De directeur-generaal heeft geen financiële of andere belangen bij ondernemingen waardoor zijn onpartijdigheid in het geding kan zijn.

§ 2. Taken en bevoegdheden

Artikel 5

De directeur-generaal is belast met taken ter uitvoering van deze wet, alsmede ter uitvoering van andere wetten, voor zover dat in de desbetreffende wet is bepaald.

Artikel 5a

1. Onze Minister stelt ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 5 bedoelde taken personeel ter beschikking van de directeur-generaal.

2. De directeur-generaal stelt een mandaatregeling op ten aanzien van de bevoegdheden van het personeel.

3. In de mandaatregeling worden regels gesteld omtrent de bevoegdheden van het personeel in het kader van de uitvoering van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en kunnen regels worden gesteld in het kader van de uitvoering van andere wetten.

4. De in het tweede lid bedoelde regeling behoeft de goedkeuring van Onze Minister en wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 5b

1. Onze Minister kan de directeur-generaal opdragen werkzaamheden te verrichten in het kader van de uitvoering van regelgeving op het gebied van de mededinging op grond van het Verdrag, voor zover daarin niet reeds bij of krachtens de wet is voorzien, alsmede werkzaamheden op het gebied van de mededinging in verband met andere verdragen of internationale afspraken.

2. Onze Minister kan de directeur-generaal instructies geven met betrekking tot het verrichten van de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden.

Artikel 5c

1. Onze Minister kan, al dan niet op verzoek van een van Onze andere Ministers, de directeur-generaal opdragen een rapportage uit te brengen inzake de effecten voor de mededinging van voorgenomen of geldende regelgeving of van een voorgenomen of een geldend besluit.

2. De directeur-generaal kan een in het eerste lid bedoelde rapportage ook uit eigen beweging uitbrengen.

3. Het uitbrengen van een rapportage aan een van Onze andere Ministers geschiedt door tussenkomst van Onze Minister.

§ 3. Informatievoorziening, sturing en toezicht

Artikel 5d

1. Onze Minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitoefening van de aan de directeur-generaal toegekende bevoegdheden.

2. Beleidsregels met betrekking tot de uitoefening van de in deze wet aan de directeur-generaal toegekende bevoegdheden kunnen betrekking hebben of mede betrekking hebben op de wijze waarop de directeur-generaal bij beschikkingen op grond van artikel 17 andere belangen dan economische belangen in zijn afweging moet betrekken.

3. De bekendmaking van de beleidsregels geschiedt door plaatsing in de Staatscourant.

4. Artikel 15 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op besluiten van de directeur-generaal.

Artikel 5e

Onze Minister kan, nadat de directeur-generaal in de gelegenheid is gesteld zijn opmerkingen te maken, nadere regels vaststellen met betrekking tot de in artikel 14 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bedoelde gegevensuitwisseling tussen Onze Minister en de directeur-generaal.

Artikel 5f

Indien de directeur-generaal bij werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van een wet die onder de verantwoordelijkheid van een van Onze andere Ministers valt zijn taak ernstig verwaarloost, treft Onze Minister de in artikel 16, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bedoelde voorzieningen na overleg met Onze andere Minister wie het aangaat.

Artikel 5g

1. Het jaarverslag, bedoeld in artikel 13 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, heeft betrekking op de uitvoering van deze wet en op de uitvoering van andere wetten als bedoeld in artikel 5 voor zover in die wet niet is voorzien in een afzonderlijke verplichting tot het opstellen van een verslag.

2. Het verslag wordt in voorkomend geval mede gezonden aan Onze andere Minister wie het aangaat en wordt algemeen verkrijgbaar gesteld.

3. Onze Minister brengt het verslag, vergezeld van zijn bevindingen daaromtrent alsmede van de bevindingen van Onze andere Minister, bedoeld in het tweede lid, voor 1 september ter kennis van de beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 5h

Voor zover het verslag, bedoeld in artikel 32 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, betrekking heeft op de werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van een wet die onder verantwoordelijkheid van een van Onze andere Ministers valt, stelt Onze Minister het verslag op na overleg met Onze andere Minister wie het aangaat.

C

In artikel 12 wordt «artikel 85, eerste lid» vervangen door: artikel 81, eerste lid.

D

In artikel 14 wordt «artikel 85, derde lid» vervangen door: artikel 81, derde lid.

E

Na artikel 54 wordt een nieuw artikel opgenomen, luidende:

Artikel 54a

De werkzaamheden in verband met de uitvoering van de artikelen 60, 61, 62, 78 en 79 worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij de opstelling van het in artikel 59, eerste lid, onderscheidenlijk 77, eerste lid, bedoelde rapport en het daaraan voorafgaande onderzoek.

F

In artikel 88 wordt «artikel 87» vervangen door «artikel 83», wordt «de artikelen 85, eerste lid, en 86» vervangen door «de artikelen 81, eerste lid, en 82» en wordt «artikel 88» vervangen door: artikel 84.

G

In artikel 90 wordt «voor de toepassing van deze wet» vervangen door: voor de toepassing van deze wet, de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet

H

Aan artikel 92, tweede lid, wordt aan het slot toegevoegd «of bij de mededingingsautoriteit» en wordt een volzin toegevoegd, luidende: De directeur-generaal kan evenmin deel uitmaken van een dergelijke adviescommissie.

ARTIKEL II

De Elektriciteitswet 1998 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 wordt onderdeel e vervangen door:

e. directeur-generaal: de directeur-generaal van de mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van de Mededingingswet;.

B

Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden:

HOOFDSTUK 2. UITVOERING EN TOEZICHT

C

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

1. De directeur-generaal is belast met taken ter uitvoering van deze wet en met het toezicht op de naleving van deze wet.

2. De werkzaamheden in verband met de uitvoering van artikel 51 worden verricht door personen die niet betrokken zijn bij werkzaamheden op grond van hoofdstuk 3, paragrafen 4 tot en met 6.

3. Bij besluit van de directeur-generaal worden ambtenaren aangewezen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast.

4. Van een besluit als bedoeld in het derde lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

5. De directeur-generaal kan bindende aanwijzingen geven in verband met de naleving van deze wet.

D

Artikel 5a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «5, zesde lid» vervangen door: 5, vijfde lid.

2. In het eerste en vierde lid wordt «directeur van de dienst» telkens vervangen door directeur-generaal.

3. In het vijfde lid wordt «Dienst uitvoering en toezicht en energie» vervangen door Nederlandse Mededingingsautoriteit.

E

Artikel 6 vervalt.

F

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt: en de Gaswet.

2. In het derde lid vervalt «en de Gaswet» en wordt «onderscheidenlijk de Gaswet» vervangen door: , de Mededingingswet en de Gaswet.

G

De artikelen 8 en 9 vervallen.

H

In de artikelen 7, eerste en tweede lid, 15, tweede lid, onder c, 18, derde lid, 21, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste tot en met derde lid, 27, 31, eerste lid, vierde lid, onderdeel c, en vijfde lid, 31a, vierde lid, 32, tweede lid, 33, tweede lid, 34, 35, 36, 37, 38, eerste lid, 39, 40, eerste lid, 41, 42, eerste lid, 58, derde lid, 64, eerste lid, 65, eerste lid, 71, derde lid, en 95b, tweede en derde lid, wordt «directeur van de dienst» telkens vervangen door: directeur-generaal.

I

In artikel 51 vervalt: van de Nederlandse mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van die wet.

J

In artikel 52 vervalt: , bedoeld in artikel 51,.

ARTIKEL III

De Gaswet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel r wordt «Nederlandse mededingingsautoriteit» vervangen door: Nederlandse Mededingingsautoriteit.

2. Onderdeel s vervalt en aan het slot van onderdeel r wordt de puntkomma vervangen door een punt.

B

In de artikelen 11, derde, vierde en vijfde lid, 13, eerste en derde lid, en 60a, eerste en vierde lid, wordt «directeur» telkens vervangen door: directeur-generaal.

C

In artikel 12, vierde lid, vervalt: en de directeur.

D

Artikel 35 wordt gewijzigd als volgt:

1. De aanduiding «1» voor het eerste lid vervalt en na «de toepassing van de Mededingingswet» wordt toegevoegd: en de Elektriciteitswet 1998.

2. Het tweede lid vervalt.

E

Artikel 60 vervalt.

F

In artikel 60a, vijfde lid, wordt «op een door de directeur aan te geven plaats» vervangen door: bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

ARTIKEL IV

De Wet personenvervoer 2000 wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen 1, onderdeel c en onderdeel d, 18 en 87, vierde lid, wordt «Nederlandse mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: Nederlandse Mededingingsautoriteit.

B

Het opschrift van Hoofdstuk I, paragraaf 5, komt te luiden:

§ 5. Taken van de directeur-generaal

C

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

De directeur-generaal verricht taken ter uitvoering van deze wet.

D

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

1. In afwijking van artikel 5d, eerste lid, van de Mededingingswet kan Onze Minister beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitoefening van de in deze wet aan de directeur-generaal toegekende bevoegdheden.

2. Indien beleidsregels als bedoeld in het eerste lid betrekking hebben op de interpretatie van mededingingsbegrippen, stelt Onze Minister die regels vast in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken.

3. De bekendmaking van de beleidsregels geschiedt door plaatsing in de Staatscourant.

E

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

1. De directeur-generaal stelt jaarlijks vóór 1 juli een verslag op van zijn werkzaamheden op grond van deze wet in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag beschrijft de taakuitoefening en het gevoerde beleid. Het verslag wordt aan Onze Minister en aan Onze Minister van Economische Zaken gezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

2. Onze Minister brengt het verslag, vergezeld van zijn bevindingen daaromtrent, voor 1 september daarop volgend ter kennis van de beide kamers der Staten-Generaal.

ARTIKEL V

In artikel 18.3 van de Telecommunicatiewet wordt «Nederlandse mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: Nederlandse Mededingingsautoriteit.

ARTIKEL VI

In artikel 15o van de Postwet wordt «Nederlandse mededingingsautoriteit» telkens vervangen door: Nederlandse Mededingingsautoriteit.

ARTIKEL VII

Ten aanzien van bezwaar of beroep tegen een besluit van de directeur van de dienst, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, treedt de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van de Mededingingswet, in de plaats van de directeur, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL VIII

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Economische Zaken,

Naar boven