27 625 Waterbeleid

Nr. 663 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2024

Met deze brief wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken en ontwikkelingen die betrekking hebben op het waterdomein. Daarnaast wordt met deze brief invulling gegeven aan een aantal moties en toezeggingen. In deze brief komen de volgende onderwerpen aan bod:

  • 1. Hoogwater en wateroverlast

  • 2. Uitvoering maatregelen Kaderrichtlijn Water door Rijkswaterstaat

  • 3. Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH)

  • 4. Grondwater

  • 5. Borging Water en Bodem Sturend

1. Hoogwater en wateroverlast

De afgelopen weken hebben we te maken gehad met hoogwater in de rivieren en beken, een gestegen peil van het IJsselmeer en Markermeer, en wateroverlast op verschillende plaatsen in Nederland. Dit is ontstaan door een combinatie van factoren:

  • Veel neerslag, zowel in ons land als de buurlanden, waardoor de bodem is verzadigd en alle extra neerslag moest worden afgevoerd;

  • als gevolg daarvan hoogwater in de rivieren zoals Maas en Rijn en beeksystemen die afvloeiden naar ons land;

  • én harde wind vanuit een ongunstige richting waardoor het water opgestuwd werd; op zee en het IJsselmeer en Markermeer. Daardoor konden we het water minder snel kwijt op zee en kwam het water op sommige plekken extra hoog te staan, bijvoorbeeld langs het Markermeer.

Veel Nederlanders hadden last van de grote hoeveelheid water. Er waren beelden van ondergelopen kelders en wateroverlast op straat. Deze situatie heeft tot schade geleid en wellicht ook tot zorgen en dat is vanzelfsprekend enorm vervelend voor deze mensen.

Voor de waterveiligheid geldt dat deze niet in het geding is geweest. Dat komt doordat de waterbeheerders de juiste maatregelen hebben genomen en doordat in het verleden de juiste keuzes zijn gemaakt. Waterschappen en Rijkswaterstaat hebben knap werk verricht door de situatie continu te monitoren en preventieve maatregelen te nemen waar nodig, bijvoorbeeld door de inzet van piekbergingen om regenwater te bufferen.

Bij de (bijna) overstroomde kades zijn zandzakken geplaatst. Dit was ook het geval bij het Markermeer. Daar zijn kades overgelopen door een samenloop van veel water, hoog peil, harde oostenwind en niet of lastig kunnen spuien of afpompen. Rijkswaterstaat heeft het peil in het najaar tijdig op winterpeil gebracht. Toch stond het gemiddelde peil van het Markermeer sinds de aanleg nog nooit zo hoog. Het ging hier om buitendijks gebied, waarbij het altijd belangrijk is dat bewoners zich bewust zijn van de risico’s en dat ze zich daarop moeten voorbereiden. De ervaring met de wateroverlast in Limburg tijdens de zomer van 2021 is dat mensen in Limburg die voorbereid waren, 30 tot 40% minder schade hadden. Ook de uiterwaarden van rivieren zijn in de afgelopen weken overstroomd. Dat is waar deze gebieden voor zijn bedoeld: om extra water af te voeren of op te vangen als dat nodig is. De maatregelen die in Ruimte voor de Rivier zijn genomen hebben bijgedragen aan het kunnen afvoeren en bergen van het water.

In Bosscherveld bij Maastricht is een gat in een overlaat ontstaan. De staat van deze overlaat was recent geïnspecteerd. Er was daarom geen aanleiding te denken dat er problemen zouden ontstaan. Na het ontstaan van de schade aan de overlaat zijn de bewoners van de nabijgelegen woonboten gelijk geëvacueerd en opgevangen door de veiligheidsregio. Een zeer vervelende gebeurtenis voor de bewoners van de woonboten en van de losgeraakte woonboot in het bijzonder. Rijkswaterstaat heeft de overlaat zo snel mogelijk hersteld met hulp van Defensie en zal nog onderzoeken hoe situatie heeft kunnen ontstaan en hoe een van de woonboten heeft kunnen losraken.

De afgelopen weken laten vooral zien hoe belangrijk het is om op tijd de juiste keuzes te maken, zodat we voorbereid zijn op de toekomst. We plukken nu de vruchten van verstandige beleidskeuzes uit het verleden. Denk aan het programma Ruimte voor de Rivier, waardoor we meer ruimte hebben gecreëerd om grote hoeveelheden water af te voeren. Of denk aan de aanpak van de dijkversterkingen in het kader van het Deltaplan Grote Rivieren (direct na de hoogwaters van 1993 en 1995): toen is er in zeven jaar 900 kilometer aan dijken versterkt.

Om in een watersysteem te anticiperen op klimaatverandering van de toekomst is het nodig dat er ver vooruit wordt gekeken. Het beleid moet steeds gericht worden op die lange termijn aan de hand van de nieuwste inzichten. Daarom maken we bij het ontwerpen van onze dijken in het Hoogwaterbeschermingsprogramma en ons riviersysteem gebruik van de meest actuele klimaatscenario’s. We ontwerpen onze riviersystemen en dijken op nog veel hogere afvoeren dan we nu hebben gezien. Ook werken we aan kennisontwikkeling over de houdbaarheid van de huidige strategieën en over de alternatieven voor de lange termijn. Dit doen we in het Kennisprogramma Zeespiegelstijging en in het programma Integraal Riviermanagement. U bent hier eind 2023 via meerdere brieven over geïnformeerd.

Water houdt zich niet aan grenzen. Daarom werken we ook nauw samen met andere landen. Hieronder valt de samenwerking in de internationale riviercommissies van bijvoorbeeld de Rijn en Maas, waar hoogwater een belangrijk onderwerp is en de samenwerking in het recent opgestarte samenwerkingstraject met België en Duitsland over overstromingsrisicobeheer en waterbeschikbaarheid in grensoverschrijdende regionale wateren, dat voortvloeit uit de Beleidstafel wateroverlast en hoogwater.

Om beter zicht te hebben op kwetsbaarheden in het regionale watersysteem is het belangrijk dat we in samenwerking met provincies, waterschappen en gemeentenbovenregionale stresstesten uitvoeren. In een bovenregionale stresstest kijken we naar een zeer extreme neerslagsituatie, en wat daarmee gebeurt in het hele watersysteem. Zo worden mogelijke knelpunten in beeld gebracht. Dit hebben we met alle partners afgesproken bij de Beleidstafel wateroverlast en hoogwater.

Voor Nederland is het cruciaal dat we onze schaarse ruimte slim benutten. Dat begint bij het rekening houden met het water- en bodemsysteem bij alle activiteiten en ontwikkelingen in de fysieke ruimte, zoals beschreven in de Water en bodem sturend brief1. Om goed af te wegen waar wel en niet te bouwen, stellen we samen met BZK een ruimtelijk afweegkader op. Dit kader geeft inzicht in de kwetsbaarheden van gebieden als het gaat om het risico op overstromingen, wateroverlast, beperkingen in de drinkwatervoorziening en/of bodemdaling. Ook is het belangrijk op welke manier wordt gebouwd. De landelijke Maatlat voor een groene en klimaatadaptieve gebouwde omgeving geeft aan wat het Rijk onder klimaatadaptief bouwen en inrichten verstaat. Het geeft medeoverheden en de bouwsector handvatten over hoe klimaatadaptief in te richten en te bouwen. Verder is van belang dat we nu werken aan het reserveren van ruimte voor toekomstige dijkversterkingen. Ook is het niet verstandig om te bouwen in de uiterwaarden en in kwetsbare buitendijkse gebieden. Het belang hiervan is de afgelopen weken bewezen.

2. Uitvoering Kaderichtlijn Water

Met de eerdere Kamerbrief Voortgang Kaderrichtlijn Water (KRW) (Kamerstukken 27 625, nr. 661) is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de KRW. Hierbij is het Landelijk dashboard KRW-maatregelen 2023 gedeeld, dat de stand van zaken weergeeft op basis van de uitgevoerde inventarisatie begin 2023. In de nu voorliggende brief wordt specifiek ingegaan op de realisatie van de KRW-maatregelen door Rijkswaterstaat (RWS).

RWS voert voor de Rijkswateren KRW-maatregelen uit ter verbetering van de ecologische waterkwaliteit in drie planperioden van zes jaar. In totaal worden door RWS 550 maatregelen uitgevoerd in en langs de grote wateren. Voorbeelden van KRW-maatregelen zijn nevengeulen, natuurvriendelijke oevers en vispassages in het rivierengebied. In de derde en laatste planperiode zijn 146 nog resterende maatregelen opgenomen.

Dit KRW-uitvoeringsprogramma van RWS kent in de uitvoering nog meerdere risico’s. Enerzijds vanwege de complexiteit van de resterende maatregelen, anderzijds vanwege de beperkte tijd die resteert.

Bevindingen Horvat & Partners

RWS heeft in 2023 gesignaleerd dat de projectbeheersing onvoldoende op orde is. Daarbij is binnen RWS het signaal afgegeven dat het verwachte benodigde budget groter is dan het beschikbare budget en een tijdige uitvoering van de maatregelen onder druk staat. RWS heeft vervolgens Horvat & Partners gevraagd de planningen en de financiële prognoses van de KRW-maatregelen door RWS te onderzoeken. Deze rapporten ontvangt u hierbij.

Door middel van steekproeven is door Horvat & Partners de betrouwbaarheid van financiële kosteninschattingen en de planning van meerdere projecten beoordeeld. De uitgevoerde steekproeven bevestigen dat de projectbeheersing nog niet op orde is en dat bijsturing nodig is.

Financiële prognoses, planning en scope

Horvat & Partners signaleert voor de uitvoering van de KRW maatregelen een indicatieve budgetspanning van ruim € 133 mln. ten opzichte van het beschikbare budget € 651 mln. Hierbij wordt een bandbreedte van +/– € 109 mln. gehanteerd2, Er is geen exacte budgetspanning te geven op basis van de steekproeven. De planningen van een groot deel van de projecten gaan uit van een uitvoering van de KRW-maatregelen in de tweede helft van 2027. Dit betekent een groot aantal maatregelen die in uitvoering zijn vlak voor de deadline. Ook zijn er planningen die nu uitgaan van uitvoering in 2028 of later, waarmee niet wordt voldaan aan de verplichtingen uit de Kaderrichtlijn. Voor wat betreft de scope van de opgave komt de omvang van de maatregelen in de plannen niet altijd overeen met de verplichte maatregel volgend uit de Stroomgebiedbeheersplannen. Daarbij kan een grotere opgave zijn meegenomen of is de opgave niet volledig herleidbaar in de plannen.

Aanbevelingen

Horvat & Partners doet aanbevelingen om bij te sturen en de realisatie te versnellen. Allereerst de aanbeveling voor het versterken van de projectbeheersing waarbij er aandacht moet zijn voor de risicobeheersing, het toetsen van producten en het actualiseren van verouderde ramingen. De aanbeveling is gedaan om besparingsopties te inventariseren bijvoorbeeld door de scope te expliciteren en waar het kan te verkleinen. Op het onderdeel scope is de aanbeveling om de governance en het beheer op de scope te versterken, waaronder het sturen op een eenduidig kader voor het vastleggen van alle opgaven om discrepanties te voorkomen.

Versnelde aanpak uitvoering KRW-maatregelen RWS

De bevindingen van RWS en de conclusies van de onderzoeken maken een versnelde aanpak noodzakelijk. RWS heeft de eigen werkwijze kritisch beoordeeld, heeft bijgestuurd in het uitvoeringsprogramma en aanpassingen zijn op korte termijn voorzien om tot een versnelde aanpak te komen. Deze versnelde aanpak wordt gekenmerkt door robuuster sturen, slimmer organiseren en voorspelbaar rapporteren.

Robuuster sturen en slimmer organiseren

Er wordt gestuurd op een versnelde en beheerste afronding van de planuitwerkingen met het oog op het versneld – voor zover mogelijk al begin 2024 – naar de realisatie brengen van de maatregelen. Dit betekent onder andere het vereenvoudigen van de procesroute voor planstudies. Er wordt beoordeeld of het «losknippen» van KRW-maatregelen uit integrale gebiedsontwikkelingen ten gunste kunnen komen van het sneller uitvoeren van de KRW-maatregelen. Daarnaast wordt gekeken naar het maximaal inzetten van juridische instrumenten voor grondbeschikbaarheid. Met de markt wordt een strategie ontwikkeld om zoveel mogelijk te kunnen versnellen (mogelijkheden in aanbestedingsprocedures) en piekbelasting te voorkomen. Ook de bijdrage die andere programma’s leveren aan de KRW-doelstellingen wordt in beeld gebracht.

Voorspelbaar rapporteren

Dit betekent onder andere dat risico’s tijdig worden aangekaart en er realistische risicoreserveringen worden aangelegd. Dat wordt bijgestuurd om te zorgen dat de cijfers in rapportages kloppen, dat binnen de projecten vanuit dezelfde werkwijze wordt geopereerd en dat door uitwisseling tussen de projecten wordt geleerd. Zowel de begroting als de verantwoording tussentijds en achteraf zullen helder en transparant plaatsvinden. Daarbij worden discrepanties in scope gecorrigeerd en actuele ramingen vastgelegd.

De nu gesignaleerde budgettaire spanning, uitgaande van een grote onzekerheidsmarge op basis van de steekproeven van Horvat & Partners, wordt verder onderzocht (o.a. om ramingen te actualiseren en de brandbreedte te verkleinen), om vervolgens een besluit te kunnen nemen. Daarbij wordt ook gekeken naar besparingsmogelijkheden conform de aanbevelingen van Horvat & Partners. Hierbij geldt dat een eventueel restant van de gesignaleerde budgettaire spanning dient te worden ingepast in het Deltafonds. De Kamer wordt geïnformeerd als er sprake is van nieuwe ontwikkelingen op dit onderwerp.

De opgave is nog groot. Met deze versterkte aanpak heeft RWS de eerste stappen gezet en houdt RWS zicht op de opgave.

3. Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH)

Voor een aantal moties en toezeggingen met betrekking tot VTH rond lozingen wordt hieronder de stand van zaken gemeld.

Motie Beckerman (Kamerstukken 29 684, nr. 255): de BBT-systematiek

Met de motie van het lid Beckerman wordt de regering verzocht onderzoek te doen naar of de systematiek voor het vastleggen van de Beste Beschikbare Technieken (BBT) toereikend is voor het beschermen van het Waddengebied.

Een hoog beschermingsniveau van milieu en gezondheid is het uitgangspunt van de Richtlijn industriële emissies en van Nederlandse wetgeving. BBT zijn door de EU vastgesteld in BBT-documenten. Een vergunningverlener moet de BBT-conclusies gebruiken bij het bepalen van BBT per bedrijfstak. BBT is niet de enige tool voor het beschermen van het Waddengebied en andere oppervlaktewateren: het is één van de criteria op grond van artikel 8.9, lid 1, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) waaraan een vergunningsaanvraag moet voldoen.

De definitie van BBT staat onder de begrippen van bijlage A van de Omgevingswet. «Beste» omvat de meest doeltreffende technieken voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu. Dit om emissies van een bedrijf te voorkomen. Als dit niet mogelijk is, moet het bedrijf de emissie zoveel mogelijk beperken. «Beschikbare» omvat technieken die technisch en economisch haalbaar zijn voor die bedrijfstak, en die bedrijven kunnen toepassen. De techniek moet redelijkerwijs in Nederland of in een ander land verkrijgbaar zijn. Het begrip «technieken» is ruim. Hieronder vallen 1) de toegepaste technieken 2) ontwerp, bouw en ontmanteling van de installatie en 3) onderhoud en bedrijfsvoering van de installatie.

De BBT-conclusies bestaan uit een range van emissieniveaus, waardoor de Richtlijn industriële emissies beoordelingsruimte geeft aan het bevoegd gezag om te bepalen wat BBT is voor een individueel bedrijf. Locatiespecifieke milieuomstandigheden en verschillen in beleidsambities per gemeente of regio kunnen leiden tot verschillende uitkomsten. Een vergunningverlener vertaalt de BBT-conclusie naar een emissiegrenswaarde in de vergunning. Het bevoegd gezag kan zo nodig een strengere emissiegrenswaarde opleggen. Dat staat in artikel 8.30 van het Bkl.

Het bevoegd gezag heeft dus beoordelingsvrijheid bij het uitvoeren van de BBT-toets. Het bevoegd gezag mag die beoordelingsvrijheid zo invullen dat zij alleen nog de best presterende BBT als referentiepunt accepteert voor het bepalen van een daaraan verbonden emissiegrenswaarde. Uit de gegevens bij de aanvraag moet dus blijken dat het aangevraagde alternatief het milieuvriendelijkste alternatief is dat nog redelijkerwijs van het bedrijf verlangd kan worden.

Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning moeten bedrijven aantonen dat ze alle preventieve maatregelen nemen. Hierbij moeten ze in ieder geval BBT toepassen.

Bedrijven moeten aantonen waarom een emissiegrenswaarde die aan de onderkant ligt van wat toepasbaar zou kunnen zijn (de zogeheten BAT-AEL range), voor hen niet haalbaar is. Dit doen ze door inzicht te geven in de mogelijke toe te passen alternatieve technologie, technieken en maatregelen. Dit volgt uit artikel 7.27, onder a, onderdelen 6o en 9o van de Omgevingsregeling.

Het Nederlandse emissiebeleid is een robuust systeem dat uitgebreide mogelijkheden kent om kritisch te kijken naar emissies van afvalwater en hier voorwaarden aan te stellen in de vergunning. Het lozingenbeleid is toereikend om de functies van het oppervlaktewater (zoals het Waddengebied) te beschermen. Er is daarom geen reden om dit stelsel op dit moment te evalueren. Uiteraard valt of staat het beleid met vergunningen die zo scherp en actueel zijn. Dat is dan ook de reden dat alle relevante vergunningen moeten worden bezien en waar nodig herzien. De motie wordt hiermee beschouwd als afgedaan.

Toezegging PFAS-vergunningen

In de Kamerbrief van 25 oktober 2023 (Kamerstukken 35 334, nr. 284) is conform een eerder aangenomen motie3 een geanonimiseerd overzicht opgenomen van de op dit moment bekende en vergunde PFAS-emissies. Tijdens het commissiedebat Leefomgeving op 26 oktober 2023 is toegezegd de Kamer te informeren over de namen van bedrijven aan wie de gemelde PFAS-vergunningen zijn verleend.4 Dit overzicht vindt u hieronder.

Tabel 1: Overzicht van Vergunningen en/of maatwerkbesluiten met lozingseisen voor PFAS.
 

Naam bedrijf

Vergunningverlenende instantie

Omgevingsdienst

Korenet

Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid

ATM

Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

SABIC

Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

Tata Steel NL Tubes

Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

Stahl Europe

Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

OBM West

Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

OBM Noord en Oost

Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

KLM (service engine)

Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

Carbogen Amcis

Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

Schiphol

Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

Milieupark Oost 2 – Milieutechniek De Vries & Van de Wiel B.V. | Milieupark 't Oost

Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

Dow Benelux BV

DCMR Milieudienst Rijnmond

Delrin Netherlands BV

DCMR Milieudienst Rijnmond

Chemours Netherlands BV

DCMR Milieudienst Rijnmond

Sarpi Netherlands B.V.

Omgevingsdienst Regio Nijmegen

     

Waterschap

PFOS Bassins beheersmaatregel Wet bodembescherming

Hoogheemraadschap van Rijnland

DTOP Schiphol tijdelijke opslag grond

Hoogheemraadschap van Rijnland

Evides Schiphol onttrekking beheersmaatregel Wet bodembescherming

Hoogheemraadschap van Rijnland

Sierra platform 2 Schiphol lozing grondwatersanering

Hoogheemraadschap van Rijnland

Brandweer Post Rijk Schiphol lozen grondwatersanering

Hoogheemraadschap van Rijnland

Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

HVC

Waterschap Hollandse Delta

Diverse grondwaterbemalingen

Waterschap Hollandse Delta

Prorail Kijfhoek

Waterschap Hollandse Delta

AVR

Waterschap Rijn en IJssel

Tennet TSO

Waterschap Rijn en IJssel

Iseldoks

Waterschap Rijn en IJssel

Bellegoor

Waterschap Rijn en IJssel

Unibouw

Waterschap Aa en Maas

     

RWS

Chemours Netherlands BV

Rijkswaterstaat

Mineralz Maasvlakte BV

Rijkswaterstaat

Evides NV

Rijkswaterstaat

Derde Merwedehaven BV

Rijkswaterstaat

Neste Netherlands BV

Rijkswaterstaat

Motie Kröger: Inventariseren van alle lozingsvergunningen

In de eerder aangehaalde voortgangsbrief over de KRW is meegedeeld dat u nog separaat geïnformeerd zou worden over de invulling van de motie van het lid Kröger c.s.5 Deze motie roept op om samen met lokale bevoegde gezagen te onderzoeken of alle vergunde lozingen niet optellen tot een zwaardere milieulast dan wat mag volgens de KRW.

Zoals in het tweeminutendebat van 28 september 2023 al is aangegeven kon niet alles wat de motie verzoekt, toegezegd worden. Wel is daar aangegeven dat met het KRW-impulsprogramma ingezet wordt op het KRW-proof maken van directe en indirecte lozingen, door steviger inzet op vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Inmiddels is VNO-NCW in samenwerking met het KRW-impulsprogramma een Actieprogramma KRW bedrijfsleven gestart, gericht op het informeren van het bedrijfsleven over de KRW-verplichtingen, het ondersteunen van het bedrijfsleven bij het uitvoeren van een KRW-scan per bedrijf en hulp bij het opstellen van plannen van aanpak ter vermindering van emissies. Ook zijn diverse waterschappen inmiddels gestart met het actualiseren van hun vergunningenbestanden. De Unie van Waterschappen werkt aan een overzicht van de stand van zaken bij alle waterschappen; het interprovinciaal overleg doet hetzelfde voor de omgevingsdiensten voor wat betreft hun rol als bevoegd gezag voor indirecte lozingen. Wanneer deze overzichten beschikbaar zijn zal de Kamer daarover nader geïnformeerd worden. Hiernaast wordt de al langer lopende aanpak bij Rijkswaterstaat voor het actualiseren van lozingsvergunningen verder versneld. Door middel van prioritering wordt ervoor gezorgd dat er na 2027 geen vergunning is die KRW-doelbereik belemmert.

Waar de motie oproept om specifiek naar cumulatie van lozingen te kijken, geldt dat dit een standaardonderdeel is van het beoordelingskader voor lozingen. Bij vergunningverlening en bij de actualisatie van vergunningen wordt het in regelgeving voorgeschreven Handboek Immissietoets toegepast. Op grond daarvan wordt bij de beoordeling van een lozing ook de achtergrondconcentratie meegenomen (waarin de effecten van andere, bestaande lozingen al verdisconteerd zijn). Bovendien schrijft het beoordelingskader voor – als aanvullende toets naast de KRW-toets – dat resterende milieugebruiksruimte niet door één lozing kan worden opgebruikt, maar dat deze steeds in stapjes van ten hoogste 10% mag worden opgebruikt.

Het beoordelingskader, mits juist toegepast, garandeert daarmee dat alle vergunde lozingen niet optellen tot een zwaardere milieulast dan wat volgens de KRW mag. Om zeker te weten dat alle vergunningen zo actueel mogelijk zijn worden alle relevante vergunningen de komende jaren bezien – en waar nodig herzien.

De motie wordt daarmee beschouwd als afgedaan.

Dossieronderzoek: verleende vergunningen en handhavingstrajecten Chemours

Bij de beantwoording van vragen van het lid Hagen c.s.6 op 14 september 2023 is aangegeven dat extra tijd nodig is om te komen tot een overzicht van de verleende vergunningen en handhavingstrajecten bij Chemours. Dit overzicht is inmiddels beschikbaar en is opgenomen in onderstaande tabellen. In 2000 heeft het bedrijf ervoor gekozen om niet langer procesafvalwater direct op oppervlaktewater te lozen. Procesafvalwater wordt vanaf die periode geloosd via de RWZI Dordrecht.

Tabel 2: Chemours vergunde directe lozing in Kg/jaar (bevoegd gezag nu RWS)

Jaar

PFOA (kg/jaar)

GenX (kg/jaar)

Kenmerk

1979

43.800

ZH1979/10805

1994

45.625

AWU/1994.136329I

1998

10.000

AWU/98.16449I

2019

2

5

RWS-2019/29398 I/M

2022 (huidige vergunning)

2

5

RWS-2022/31317 I/M

Tabel 3: Chemours vergunden indirecte lozing in Kg/jaar (bevoegd gezag Provincie Zuid-Holland)

Jaar > Stof

2013

2017

2018

2020

2021 (huidige vergunning)

PFOA

0

0

0

0,4

0,4

GenX

6400

2035

140

20

2

6:2 FTS

0,5

0,5

PFBS

0,002

0,002

PFHxA

0,003

0,003

PFOS

0,002

0,002

PFHpA

0,002

0,002

PFNA

0,003

0,003

PFDA

0,005

0,005

PFunDA

0,005

0,005

PFPA

0,005

0,005

PFBA

0,021

0,021

Kenmerk

2013023603

D-17-1658300

999984313_

9999498456

999998499_

9999740157

999998499_

9999740157

Tabel 4: Chemours Handhavingstrajecten Rijkswaterstaat

Datum

Kenmerk

Soort brief

Toelichting

Status

28-01-2022

RWS-2022/2633

Waarschuwing

Naar aanleiding van twee ongewone voorvallen waarbij procesafvalwater, met PFAS-verbindingen, onvergund is geloosd op het hemelwaterriool. Vanwege genomen maatregelen waarschuwing in combinatie met strafrecht

Afgerond

8-9-2022

RWS-2022/27217

Voornemen last onder dwangsom (LOD)

Herhaling heeft plaatsgevonden van onvergunde lozing van procesafvalwater, met PFAS-verbindingen, via het hemelwaterriool.

Afgerond

26-1-2023

RWS-2023/1570

Last onder dwangsom (volgend op het voornemen van 8-9-2022)

Zienswijze ingediend, na beoordeling definitieve last onder dwangsom opgelegd.

Loopt nog

21-9-2023

RWS-2023/38472

In kennis stelling

Herhaling plaatsgevonden binnen de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom. Bestuursrechtelijk brief gestuurd voor in kennis stelling. Verder proces verbaal (strafrecht) toegepast.

Afgerond

Tabel 5: Chemours Handhavingstrajecten Provincie Zuid-Holland

Jaar

Kenmerk

Soort brief

Toelichting

Status

2018

999978981_9999432236

Last onder dwangsom

Niet vergunde PFOA aangetroffen in afvalwater

Afgerond

2018/2019

 

Dwangsom zevenmaal verbeurd

PFOA aangetroffen in afvalwater

Afgerond

2023

2213053_4982154

Last onder dwangsom

Niet vergunde TFA aangetroffen in afvalwater

Bezwaarprocedure

4. Grondwater

In juli 2023 is de motie Van Ginneken/Tjeerd de Groot (Kamerstukken 27 625, nr. 636) aangenomen die oproept om onderzoek te doen naar een landelijke vergunningplicht en bij overwegend positieve onderzoeksresultaten zo snel als mogelijk een landelijke vergunningen-/meldplicht voor alle grondwateronttrekkingen in te stellen.

Naar aanleiding van deze motie is een onderzoek uitgevoerd naar de regelgeving voor grondwateronttrekkingen, om kunnen bepalen hoe een landelijke vergunning- of meldingsplicht vormgegeven kan worden. Hierbij is gekeken naar eventuele wijzigingen die voortkomen uit de overgang naar de Omgevingswet en de regionale verschillen in regelgeving tussen waterschappen, zoals bijvoorbeeld vrijstellingen van vergunning- of meldingsplicht. Ook is de waterschappen gevraagd in hoeverre zij al voornemens zijn om het onttrekkingenbeleid aan te passen. Bijgaand vindt u dit rapport ter kennisneming.

Uit dit onderzoek (zie bijlage) blijkt dat er, zowel binnen de Waterwet als binnen de Omgevingswet, nu al veel mogelijkheden zijn om grondwateronttrekkingen te reguleren. Er worden echter door waterschappen veel regionale vrijstellingen gegeven aan vooral de kleinere onttrekkingen, bijvoorbeeld op de meet- en registratieplicht. Hierdoor ontbreekt een goed beeld van de feitelijk onttrokken grondwatervolumes.

Er wordt nu een vervolgonderzoek opgestart om de uitvoerbaarheid van een landelijke vergunning- of meldingsplicht te toetsen, aan de hand van enkele scenario’s. De conclusies en aanbevelingen van het onderzoek naar regelgeving worden hierbij betrokken. Dit onderzoek moet medio 2024 zijn afgerond. Daarna kan besluitvorming over een landelijke vergunnings- of meldingsplicht plaatsvinden. De Kamer zal via de brief voor het volgende Commissiedebat Water in 2024 worden geïnformeerd over van de voortgang.

5. Borging Water en Bodem Sturend

In de brief van 27 november jl. (Kamerstukken 27 625, nr. 659) bent u geïnformeerd over de stand van zaken op het gebied van Water en Bodem Sturend. Daarbij is als bijlage ook de Landelijke Strategie en Interbestuurlijke Uitvoeringsagenda 2023–2024 aan de Kamer toegestuurd. Die bevat een meerjarige uitvoeringsstrategie en een korte termijn uitvoeringsagenda, en geeft een beeld van de voortgang op alle 33 structurerende keuzes vanuit de «Water en bodem sturend» brief van november 2022 (Kamerstukken 27 625, nr. 592).

Conform de uitvoeringsstrategie is de laatste maanden hard gewerkt aan een voorstel voor een voortrollende borgingskalender. Die is in december in concept besproken met IPO, VNG, Unie van Waterschappen en de overige deelnemers aan het Bestuurlijk overleg Water en Ruimtelijke Ordening. Daarbij is gebleken dat nut en noodzaak van deze kalender breed worden onderschreven. Tegelijk zijn er nog opmerkingen gemaakt die moeten worden verwerkt. Het voornemen is om de definitieve borgingskalender na een finale bespreking met de koepels later dit voorjaar aan de Kamer toe te sturen als onderdeel van de voortgangsrapportage water en bodem sturend.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Kamerstukken 27 625, nr. 592

X Noot
2

De budgetspanning betreft het verschil tussen het beschikbare budget voor de KRW maatregelen per 31 augustus 2023 en de prognose afgegeven door Horvat & Partners. De bedragen van de twee rapporten kunnen niet bij elkaar worden opgeteld. Horvat & Partners heeft een prognose met daarbij een gecombineerde bandbreedte van 109 mln. afgegeven.

X Noot
3

Kamerstuk 35 334, nr. 240.

X Noot
4

Toezegging aan het lid Haverkort, (TZ202311-020).

X Noot
5

Kamerstukken 29 684, nr. 253

X Noot
6

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 3647

Naar boven