28 339
Wijziging van de Waterleidingwet (eigendom waterleidingbedrijven)

nr. 20
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2004

Op 10 september 2003 heb ik met de Tweede Kamer gesproken over het wetsvoorstel Wijziging van de Waterleidingwet (eigendom waterleidingbedrijven).1 Daarbij is ook het toezicht op de doelmatigheid van de waterleidingbedrijven aan de orde geweest, mede naar aanleiding van een door mij aan de Kamer gezonden rapport over het functioneren van het decentrale toezicht zoals dat thans plaatsvindt. In het licht van deze discussie heb ik een analyse laten uitvoeren om tot een inschatting te komen van de kosten en baten van twee systemen die bij het toezicht op de doelmatigheid gehanteerd kunnen worden: prestatievergelijking (benchmarking) en maatstafconcurrentie. Het rapport met de resultaten van deze analyse bied ik u hierbij aan2.

Voor de analyse is gebruik gemaakt van gegevens van de drinkwatersector in Nederland en van de sector in Engeland en Wales. In Nederland wordt al enige jaren op vrijwillige basis een prestatievergelijking (benchmarking) uitgevoerd. In Engeland en Wales vindt strikte regulering van de tarieven plaats via centraal toezicht met behulp van maatstafconcurrentie op de sinds 1989 geprivatiseerde bedrijven. Op basis van deze informatie is een vergelijking gemaakt tussen beide systemen.

De onderzoekers komen op basis van het onderzoek tot de volgende bevindingen:

– het is niet te verwachten dat een systeem van maatstafconcurrentie meer efficiencywinst oplevert dan een systeem van prestatievergelijking;

– de kosten van maatstafconcurrentie, exclusief de interne kosten van de bedrijven, zijn hoger dan van prestatievergelijking;

– bij een systeem van maatstafconcurrentie en tariefregulering is herverdeling van gerealiseerde efficiëntiewinsten makkelijker af te dwingen;

– een systeem van maatstafconcurrentie kan negatieve effecten hebben op de kwaliteit.

De onderzoekers concluderen dat er op dit moment geen directe aanleiding is om een systeem van tariefregulering met maatstafconcurrentie te introduceren.

Mede gezien de resultaten van de analyse en de eerder aan u toegezonden bevindingen over het functioneren van het huidig toezicht op de doelmatigheid van waterleidingbedrijven kies ik voor een systeem van decentraal toezicht met verplichte prestatievergelijking om de doelmatigheid van waterleidingbedrijven te waarborgen. Dit zal bijdragen aan het verhogen van de transparantie van en publieke verslaglegging over het functioneren van de waterleidingbedrijven. Tevens zal aandacht worden geschonken aan de bestemming van gerealiseerde efficiëntiewinsten van bedrijven. Een deel van deze winsten dient ten goede te komen aan de gebonden klanten. De prestatievergelijking zal zijn uitwerking krijgen bij de algehele herziening van de Waterleidingwet. Er zal een periodieke evaluatie van de verplichte prestatievergelijking worden uitgevoerd.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XNoot
1

Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2002–2003, nr. 91.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven