27 622 Mond- en Klauwzeer

Nr. 143 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2011

In mijn brief aan uw Kamer van 24 juni 2011 (TK 27 622, nr. 142) heb ik aangekondigd om in de lopende bezwaarprocedure omtrent de mond-en-klauwzeer (MKZ) besmetting in Kootwijkerbroek in 2001 twee onafhankelijke laboratoriumexperts te raadplegen voordat ik een beslissing op bezwaar zal nemen. Bijgaand bied ik uw Kamer de resultaten aan van dit expertonderzoek, in de originele Engelstalige versie en in de Nederlandse vertaling1. Tevens stuur ik u de reactie van het Centraal Veterinair Instituut (CVI) op het rapport van de experts1.

Op mijn verzoek hebben op 9 en 10 augustus twee internationaal erkende experts op het gebied van diagnostiek van MKZ de laboratoriumgegevens leidend tot de uitslag van het bedrijf in Kootwijkerbroek geëvalueerd.

Ter voorbereiding op het onderzoek heb ik aan de experts informatie verstrekt over de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 9 september 2008, de bezwaren van de betrokkenen uit Kootwijkerbroek en het standpunt van het CVI. Het expertonderzoek is uitgevoerd in de faciliteiten van het CVI in Lelystad en de experts hebben daarbij inzage gekregen in alle bijbehorende documenten die zij nodig hebben geacht om het onderzoek goed uit te kunnen voeren. De documenten die de experts tijdens het onderzoek hebben geraadpleegd en die niet eerder zijn vrijgegeven zijn ook overgelegd aan de bezwaarmakers uit Kootwijkerbroek. Ik stuur ze u hierbij eveneens toe1.

De onafhankelijke experts stellen na evaluatie van de uitgevoerde laboratoriumtests dat de conclusie dat MKZ-virus van type O aanwezig was in monster nr. 26.1 gerechtvaardigd is. De onderbouwing hiervoor wordt geleverd in hoofdstuk 9 onder a. en b. van het rapport.

De experts concluderen met betrekking tot de ingangscontrole van de gebruikte lammerniercellen dat deze cellen idealiter op MKZ-virus onderzocht hadden moeten worden voorafgaand aan het gebruik voor diagnostiek.

De onderzoekers geven echter ook aan dat tijdens de uitbraak indirect bewijs, verkregen uit hun verdere diagnostische gebruik, aanvullend bewijs leverde dat de cellen niet inherent positief waren voor MKZ-virusinfectie, aangezien niet alle monsters een positieve uitslag gaven na inoculatie hiermee. Het feit dat er monsters getest zijn op de lammerniercellen die een negatieve uitslag gaven, betekent volgens de onderzoekers dus dat de cellen zelf niet met MKZ virus besmet waren voor gebruik in de test.

De onderzoekers maken nog een aantal andere opmerkingen waarbij zij onder andere constateren dat het zeer onwaarschijnlijk is dat er kruisbesmetting heeft plaatsgevonden op protocol 30. Ook geven zij aan dat er sprake was van een inconsequente benadering bij het testen in de ELISA en dat het referentienummersysteem verwarrend was.

Tot slot geven de onderzoekers nog aan dat het gefaxte rapport van 28 maart 2001 slechts melding maakt van 1 van de 3 geaccrediteerde testen namelijk de virusisolatietest. Volgend op de celcultuur is altijd een ELISA test nodig om te bevestigen dat de oorzaak van de celdood in deze celcultuur MKZ virus is. Het ministerie van EL&I heeft schriftelijk aan de experts bevestigd dat het de ELISA altijd beschouwd heeft als een integraal onderdeel van de virusisolatie.

De bezwaarmakers zullen, alvorens de beslissing op bezwaar afgerond wordt, in de gelegenheid worden gesteld om op het rapport van de experts te reageren, al dan niet tijdens een nieuwe hoorzitting.

Mijn eindbeoordeling kan daarom naar verwachting niet eerder dan vanaf december a.s. tegemoet worden gezien.

Aangezien ik het expertonderzoek heb laten verrichten in het kader van de lopende bezwaarprocedure, is het met het oog op een zorgvuldige procedure pas mogelijk om inhoudelijk met u over de resultaten van het onderzoek te spreken nadat ik de beslissing op bezwaar genomen heb. Ik zeg u toe dat ik u spoedig na de beslissing op bezwaar mijn reactie op het onderzoek zal sturen en verzoek u het rapport vóór die tijd nog niet te agenderen voor een algemeen overleg.

Gelet op het technische karakter van het rapport ben ik desgewenst bereid mijn medewerking te verlenen aan een technische briefing over het expertonderzoek.

Tot slot wil ik u erop wijzen dat er tot mijn spijt een onvolkomenheid staat in mijn brief van 24 juni 2011 inzake de ingangscontrole op de lammerniercellen ten behoeve van de viruskweek. De zin: «Wel zijn de geanonimiseerde resultaten van de andere bedrijven op het reeds overgelegde protocol P30 negatief.» moest luiden: «Wel zijn de geanonimiseerde resultaten van andere bedrijven op het reeds overgelegde protocol P30 negatief.»

Dat wil zeggen dat er op protocol P30 een aantal monsters van bedrijven negatief zijn getest en een monster uit Kootwijkerbroek alsmede een monster van een ander bedrijf positief zijn getest. Eerder heb ik u hierover in de brief van 30 september 2008 (TK 29 683, nr. 20), waarmee onder andere protocol P30 aan uw Kamer is overgelegd, een feitelijk correct overzicht gezonden.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven