27 615
Wijziging van enige bepalingen van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren in verband met de zuivering van stedelijk afvalwater en toekenning bevoegdheid aan waterschapsbesturen tot vergunningverlening

nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID BIESHEUVEL C.S.

Ontvangen 18 december 2001

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel H, wordt artikel 15a vervangen door:

Artikel 15a

1. Zuivering van stedelijk afvalwater geschiedt in een inrichting voor de zuivering van rioolwater in beheer bij een waterschap dan wel in exploitatie bij een rechtspersoon die door het bestuur van het waterschap met die zuivering is belast.

2. Voor het in dit artikel bepaalde wordt onder stedelijk afvalwater verstaan huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater en afvloeiend hemelwater, gebracht in een voorziening voor inzameling en transport van afvalwater, als bedoeld in artikel 10.15, eerste lid, van de Wet milieubeheer, in beheer van een gemeente.

3. In afwijking van het eerste lid kunnen het bestuur van het betrokken waterschap en het bestuur van een betrokken gemeente op voorstel van één van beide besturen besluiten, dat de zuivering van daarbij aangewezen stedelijk afvalwater in die gemeente, vanaf een daarbij te bepalen tijdstip, geschiedt in een inrichting voor de zuivering van rioolwater in beheer bij die gemeente. Een besluit als bedoeld in de vorige volzin kan slechts worden genomen op grond dat zulks aantoonbaar doelmatiger is voor de zuivering van stedelijk afvalwater.

4. Het bestuur van het waterschap en het bestuur van de betrokken gemeente beslissen op een voorstel als bedoeld in het derde lid, binnen één jaar na de dag waarop het door het bestuur van de betrokken gemeente dan wel door het bestuur van het waterschap is ontvangen. Bij gebreke van overeenstemming binnen die termijn beslissen, de beide besturen gehoord, gedeputeerde staten.

Toelichting

Dit amendement beoogt de rol van het waterschap enerzijds en de gemeente anderzijds in de waterketen beter en duidelijker vast te leggen. Ingevolge het door de regering voorgestelde artikel 15a geschiedt de zuivering van stedelijk afvalwater niet dan wel niet onder directe verantwoordelijkheid van het waterschap, indien het bestuur van het waterschap en dat van de betrokken gemeenten anders overeenkomen. De Unie van Waterschappen en de Vereniging Nederlandse Gemeenten hebben bij brief van 1 november jongstleden aan de Tweede Kamer ook voorstellen gedaan om de samenwerking met betrekking tot het zuiveringsbeheer tussen gemeenten en waterschappen duidelijker in de wet neer te leggen teneinde een milieuhygiënisch verantwoord zuiveringsbeheer tegen de laagst maatschappelijke kosten te bewerkstelligen.

Het onderhavige amendement, strekkende tot nadere uitwerking van de mogelijkheid tot afwijking van de in de eerste volzin van dat artikel 15a geformuleerde algemene regel, kan als volgt worden toegelicht.

Het uitvoeren van het zuiveringsbeheer tegen de laagst maatschappelijke kosten vergt een zekere bestuurlijke en organisatorische schaalgrootte. De schaalgrootte van de waterschappen is hiervoor bij uitstek geschikt. Dit sluit aan bij de bestaande situatie waarin alle communale zuiveringsinrichtingen in beheer bij waterschappen zijn. Er kunnen zich gevallen voordoen waarin de doelmatige zuivering van stedelijk afvalwater is gediend met decentrale zuivering op gemeentelijke schaal. Het bestuur van het waterschap en het bestuur van de betrokken gemeente kunnen in dergelijke gevallen een besluit nemen dat de zuivering van een gedeelte van het stedelijk afvalwater geschiedt in een zuiveringsinrichting in beheer bij de gemeente. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan decentrale zuiveringtechnische werken in de vorm van grote individuele afvalwaterbehandeling inrichtingen. Het voorstel voor een dergelijk besluit kan komen van de kant van de kant van het bestuur van de betrokken gemeente of van het bestuur van het waterschap.

Deze doelmatigheid wordt bekeken vanuit het zuiveringsbeheer (o.a. de doelmatige werking van de zuiveringsinstallaties in een beheersgebied van een waterschap) en het rioleringsbeheer. Het onderhavige voorstel van wet beoogt immers bij te dragen aan het optimaliseren van de onderdelen van de waterketen, waarbij ook de bestuurlijke organisatie van de keten helder moet blijven. Daarnaast zal het waterschap beoordelen of de aangedragen oplossing past binnen het waterkwaliteitsbeleid. Ook zal één en ander moeten in het streven naar de laagst maatschappelijke lasten, die niet alleen op de gemeentelijke schaal maar ook op de schaal van het waterschap bezien moeten worden. Het bestuur van het waterschap en het bestuur van de betrokken gemeente moeten op basis van het voorgestelde vierde lid van dit artikel binnen één jaar beslissen op een voorstel van één van die besturen. Indien de beide besturen binnen die termijn geen overeenstemming bereiken, nemen gedeputeerde staten de beslissing op het voorstel van één van beide besturen.

Biesheuvel

Klein Molekamp

Van den Berg

Naar boven