27 565 Alcoholbeleid

Nr. 123 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2013

Naar aanleiding van de brief van de landelijke vereniging van wereldwinkels die u onlangs heeft ontvangen, bericht ik u als volgt.

Ik heb begrip voor het verzoek van de landelijke vereniging van wereldwinkels, echter voor deze winkels gelden dezelfde regels als voor andere winkels. Op grond van artikel 18 van de Drank- en Horecawet mogen zwak-alcoholhoudende dranken alleen worden verstrekt in winkels waarin in overwegende mate levensmiddelen of tabak en aanverwante artikelen of uitsluitend zwak-alcoholhoudende dranken, al dan niet tezamen met alcoholvrije dranken worden verkocht, of in warenhuizen met een levensmiddelenafdeling met een vloeroppervlakte van tenminste 15 m2 waarop een gevarieerd assortiment aan verpakte en onverpakte eetwaren wordt verkocht.

Het bovenstaande komt er in de praktijk op neer dat het op grond van de Drank- en Horecawet alleen is toegestaan zwak-alcoholhoudende dranken te verstrekken in (wereld)winkels waar voornamelijk levensmiddelen worden verkocht. Dit zal niet het geval zijn voor de meeste wereldwinkels, gezien het assortiment.

De mogelijkheden een uitzondering te maken voor het verstrekken van zwak-alcoholhoudende dranken in bepaalde winkels is eerder onderzocht, in relatie tot de verkoop van zwak-alcoholhoudende streekproducten in VVV-kantoren. In mei 2012 is aan uw Kamer meegedeeld dat dit niet mogelijk is.1

Volgens EU-regelgeving is het niet toegestaan onderscheid te maken tussen verschillende zwak-alcoholhoudende dranken, anders dan op het alcoholgehalte van deze dranken. Wanneer een onderscheid naar herkomst wordt gemaakt, komen de concurrentieverhoudingen in het geding, zonder dat daarvoor in het EU-verdrag een rechtvaardiging kan worden gevonden.2

In dit kader zou nog gedacht kunnen worden aan het maken van een uitzondering voor de verkoop van alle soorten zwak-alcoholhoudende dranken bij de wereldwinkels. Dat vindt het kabinet onwenselijk, omdat daarmee het aantal verkooppunten van alcohol aanzienlijk wordt uitgebreid. Daarbij gaat het in tegen het in de Drank- en Horecawet neergelegde uitgangspunt dat de verkoop van alcoholhoudende dranken niet samen gaat met de verkoop van andere, niet levensmiddelen gerelateerde producten en daarmee wordt een onwenselijk precedent geschapen.

Op grond van het bovenstaande acht het kabinet het niet opportuun de verkoop van fairtrade wijn in wereldwinkels toe te staan.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Kamerstuk 27 565, nr. 120.

X Noot
2

Ernst & Young heeft in 2008 een onderzoek gedaan naar de mogelijkheid tot de beperking van de verkoop van zoete zwak-alcoholhoudende dranken tot slijterijen. Hieruit kwam naar voren dat er geen onderscheid gemaakt mag worden tussen zoete zwak-alcoholhoudende dranken en andere zwak-alcoholhoudende dranken (zoals bier). Volgens Ernst &Young zou het beperken van de verkoop van deze dranken tot slijterijen in strijd zijn met artikel 28 van het EG-Verdrag.

Naar boven