27 561 Nationaal Antennebeleid

Nr. 41 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 augustus 2013

De Gezondheidsraad heeft op 3 juni 2013 advies uitgebracht over de lange termijn gezondheidseffecten van het gebruik van mobiele telefoons1. Met deze brief wil ik u de essentie van dat advies melden en u daar, mede namens de Minister van Economische Zaken, mijn reactie op geven.

Conclusies Gezondheidsraad

De Gezondheidsraad komt, op basis van de epidemiologische gegevens die in zijn advies zijn beschreven en daarbij de kwaliteit en de sterke en zwakke punten van de verschillende onderzoeken in aanmerking nemend, tot de volgende eindconclusie: «Er is geen duidelijk en consistent bewijs voor een verhoogd risico voor tumoren in de hersenen of andere delen van het hoofd gerelateerd aan gebruik van een mobiele telefoon gedurende 13 jaar of minder; een dergelijk risico kan echter ook niet worden uitgesloten. Over langduriger gebruik kan niets worden gezegd.»

Blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden afkomstig van mobiele telefoons en andere bronnen in de leefomgeving is vrijwel onvermijdelijk. Sommigen zijn bezorgd dat de continue blootstelling aan elektromagnetische velden leidt tot gezondheidsproblemen, met name doordat veelvuldig en intensief gebruik van een mobiele telefoon de kans op tumoren in het hoofd, met name kwaadaardige hersentumoren, zou kunnen vergroten.

In dit advies onderzoekt de Gezondheidsraad op basis van epidemiologische gegevens of er aanwijzingen zijn voor een oorzakelijk verband tussen blootstelling aan radiofrequente velden van mobiele telefoons en het optreden van tumoren in de hersenen en diverse andere weefsels in het hoofd (zoals hersenvliezen, gehoorzenuw en speekselklieren). Daartoe is op een systematische wijze volgens een vooraf vastgesteld protocol de relevante epidemiologische literatuur in kaart gebracht en geëvalueerd.

De huidige systematische analyse laat zien dat er, ondanks uitgebreid onderzoek, nog steeds geen duidelijkheid is over een mogelijk verband tussen het gebruik van een mobiele telefoon en een verhoogde kans op het optreden van tumoren in de hersenen of andere delen van het hoofd.

De Raad vindt enkele zwakke en inconsistente aanwijzingen voor een verband tussen langdurig intensief gebruik van een mobiele telefoon en een toename van het vóórkomen van gliomen. Die aanwijzingen kunnen verklaard worden door verschillende vormen van vertekening en door toeval, maar het kan ook niet worden uitgesloten dat er een oorzakelijk verband is, welke kans als zeer klein wordt ingeschat. De Raad concludeert op dit punt dat er een klein risico op het verhoogd voorkomen van gliomen kan zijn in samenhang met mobiel telefoongebruik, maar dat het ook mogelijk is dat er geen risico is. De Gezondheidsraad betrekt hierbij het gegeven dat in de bevolkingsstatistieken, ook in Nederland, geen toename te zien is in het vóórkomen van gliomen. De aanwijzingen voor een verhoogd risico voor andere tumoren, waaronder meningiomen en brughoektumoren, zijn nog zwakker of ontbreken geheel.

Alles overwegend komt de Gezondheidsraad tot de hierboven al weergegeven eindconclusie dat er geen duidelijk en consistent bewijs is voor een verhoogd risico voor tumoren in de hersenen of andere delen van het hoofd gerelateerd aan gebruik van een mobiele telefoon gedurende 13 jaar of minder, maar dat een dergelijk risico ook niet kan worden uitgesloten. Het kan ook zijn dat de onderzoeksperiode van 13 jaar nog te kort is om een toename van gliomen te kunnen meten, omdat de Raad veronderstelt dat de latentietijd van deze langzaam groeiende tumoren langer kan zijn dan 10 jaar. Over langduriger gebruik kan niets worden gezegd. Daarvoor is onderzoek dat een langere periode omvat nodig. Dergelijk onderzoek wordt momenteel uitgevoerd, maar het zal nog een aantal jaren duren voordat de eerste resultaten worden gepubliceerd. De Gezondheidsraad zal de wetenschappelijke ontwikkelingen blijven volgen en daar zo nodig over rapporteren.

Mogelijke maatregelen genoemd in het advies

De Gezondheidsraad maakt in haar advies tevens een opmerking over de Nederlandse blootstellingslimieten. Op dit moment heeft Nederland geen wettelijke blootstellingslimieten vastgesteld voor elektromagnetische velden, maar in het Nederlandse beleid zijn de aanbevelingen van de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP) leidend. Zonder te impliceren dat de dagelijkse blootstelling of de internationale limieten te hoog zijn, stelt de Raad dat er geen reden is om het ALARA-principe (Alara staat voor as low as reasonbly achievable) niet toe te passen op radiofrequente elektromagnetische velden. Dat betekent dat blootstelling zo laag als redelijkerwijs mogelijk zou moeten zijn.

Daarnaast stelt de Raad dat het mogelijk is dat sommigen hun blootstelling zullen willen verlagen, ondanks de conclusie van de Raad dat er geen consistent bewijs is voor een verhoogd risico op tumoren in het hoofd in relatie tot het gebruik van de mobiele telefoon. Daarbij geeft de Raad aan dat het Kennisplatform elektromagnetische velden op haar site enkele suggesties doet om de blootstelling te verlagen bij het gebruik van een mobiele telefoon.

Reactie op het advies

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het advies van de Gezondheidsraad. De conclusie van het advies dat er geen duidelijk en consistent bewijs is voor lange termijn gezondheidseffecten van het gebruik van mobiele telefoons geeft geen aanleiding tot een beleidswijziging. Mijn beleid met betrekking tot de gezondheidseffecten van elektromagnetische velden is gebaseerd op dezelfde aannames die uit het advies naar voren komen. Op dit moment richt het beleid zich vooral op het bevorderen van een onderzoeksprogramma via ZonMW2 en op het bevorderen van onafhankelijke informatieverstrekking over dit onderwerp via het Kennisplatform elektromagnetische velden en gezondheid.

In Nederland zijn geen wettelijke limieten voor de blootstelling aan elektromagnetische velden vastgelegd. De internationale blootstellingslimieten van de ICNIRP zijn leidend voor het beleid en er zijn geen aanwijzingen dat deze limieten voor de bevolking in het dagelijks leven worden overschreden.

Nieuwe dwingende maatregelen van overheidswege liggen gezien het advies niet voor de hand, omdat het gebruik van mobiele telefoons op basis van de huidige stand van de wetenschappelijke kennis voor veilig door kan gaan en de mogelijke lange termijneffecten te zeer onzeker zijn om in te grijpen in de individuele vrijheid van mensen om van deze communicatiemogelijkheid gebruik te maken op de door henzelf gewenste wijze.

Specifiek voor het gebruik van mobiele telefoons, waar het advies van de Gezondheidsraad over gaat, is het van belang dat er Europese productnormen gelden voor mobiele telefoons. De productnormen voor mobiele telefoons regelen ook de maximale individuele blootstelling van gebruikers. Deze productnormen zijn gebaseerd op de internationale aanbevelingen van de ICNIRP over de blootstelling aan elektromagnetische velden. De Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van deze productnormen. Uit metingen van het Agentschap Telecom blijkt dat de mobiele telefoons aan deze productnormen voldoen.

De suggestie van de Gezondheidsraad om blootstelling aan elektromagnetische velden zo laag als redelijkerwijs mogelijk te houden interpreteer ik in dit verband daarom als een appel op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven om daar waar het redelijkerwijs mogelijk is bij te dragen aan het beperken van de blootstelling aan elektromagnetische velden van mobiele telefoons.

Burgers kunnen via internet informatie vinden over de gezondheidseffecten van het gebruik van mobiele telefoons en informatie over het beperken van de blootstelling aan elektromagnetische velden en op basis daarvan een eigen keus maken3.

Meer algemeen ten aanzien van het ALARA principe en mobiele telefonie worden door Agentschap Telecom jaarlijks metingen uitgevoerd waaruit kan worden geconcludeerd dat aan de gesteld normen wordt voldaan. De resultaten van deze metingen zijn openbaar4. In het regulier contact tussen de overheid en de telecombedrijven zal dit punt verder worden meegenomen.

Vervolg op vorig advies Gezondheidsraad over korte termijn effecten

De Gezondheidsraad heeft in haar vorige advies (TK 27 561, nr. 40) over korte termijneffecten van radiofrequente telecommunicatiesignalen op kinderhersenen tevens de aanbeveling gedaan om de referentiewaarden voor frequenties rond 2 GHz aan te passen op grond van nieuwe wetenschappelijke inzichten. Inmiddels heeft de Gezondheidsraad deze aanbeveling ingebracht in het internationale wetenschappelijk overleg over de normstelling op dit gebied. De nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn internationaal onderkend en zullen naar verwachting worden meegenomen in de eerstvolgende aanpassing van de internationale aanbeveling over de blootstelling van elektromagnetische velden.

Het volledige advies is te vinden op de site van de Gezondheidsraad5.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven