27 455
Nationaal Verkeers- en Vervoersplan

nr. 61
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2002

Hierbij zend ik u mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne conform de procedure van een planologische kernbeslissing in de zin van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, deel B (3a) van het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP): de planologische kernbeslissing, essentiële onderdelen van beleid en plankaarten. Dit deel B (3a) is het kabinetsstandpunt van het NVVP deel B, aangepast op basis van de overleggen met de Tweede Kamer, mijn schriftelijke reacties op de kamervragen en ingediende moties en de besluitvorming over de moties. Ik wil u vragen dit deel B (3a) ter instemming aan de Kamer voor te leggen en vervolgens ter besluitvorming aan de Eerste Kamer door te sturen.

Het overleg met de Tweede Kamer over het NVVP en het uitbrengen van het kabinetsstandpunt Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening heeft geleid tot een aantal nieuwe of aangepaste acties voor de NVVP beleidsagenda (deel C), zoals deze als onderdeel van het kabinetsstandpunt NVVP in mei 2001 is uitgebracht. In de bijlage is ter informatie van de Kamer een overzicht gegeven van de acties die aan de beleidsagenda worden toegevoegd.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

BIJLAGE 1

Dynamische beleidsagenda Verkeer en Waterstaat

HoofdstukOnderdeelOmschrijvingVoorstel n.a.v.
2. Bereikbaarheid 2.1. infrastructuurAgendaTweede actie, onder kopje West Nederland: Het betreft niet de wegen A27 en A28 maar de studiegebieden Amsterdam-Almere en Almere-Utrecht-Amersfoort, ongeacht de modaliteiten, waar mogelijkerwijs tot nieuwe verkenningen dient te worden besloten. Sept '01 ingediende errata bij reactie op schriftelijke kamervragen 
2. Bereikbaarheid 2.1. infrastructuurAgendaOnderdeel van het geïntegreerde beeld is een verkenning naar de mogelijkheden van een verkorting van de reistijden binnen Nederland op belangrijke intercityverbindingen, waaronder de verbinding Amsterdam-MaastrichtNO 19-11-01 Motie 12
2. Bereikbaarheid 2.1. infrastructuurActieEen technische verkennende studie zal worden uitgevoerd naar de mogelijkheden van een ondergrondse verbinding A6-A9. Deze studie zal in samenwerking met bestuurlijke partners en organisaties op het gebied van natuur en milieu worden uitgevoerd. Het vervolg daarvan zal conform de MIT-systematiek een verkenningen mogelijk tracé MER-studie zijn. Inherent aan een dergelijke studie is een gebiedsgewijze aanpak waarbij ook alternatieve oplossingen voor de A6-A9 verbinding worden onderzocht. Bij deze studie zullen nadrukkelijk de aspecten bereikbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit worden betrokken, als ook andere leefkwaliteit- en veiligheidsaspecten. NO 19-11-01 Motie 11
2. Bereikbaarheid 2.1. infrastructuurActieBij het op te stellen integraal ontwikkelingsplan Almere zullen de benodigde aanpassingen aan de hoofdverkeers- en vervoersinfrastructuur worden bezien. VIJNO Deel 3
2. Bereikbaarheid2.1. infrastructuurOnderzoekHet rijk werkt een bereikbaarheidsindex uit als landelijke graadmeter voor bereikbaarheid.NO19-11-01Motie 18
2. Bereikbaarheid 2.1. infrastructuurOnderzoekHet rijk onderzoek mede op basis van een kosten baten analyse de mogelijkheden en consequenties die het realiseren met zich meebrengt van het volgende streefbeeld; de doorgaande nationale hoofdvaarwegen zijn geschikt voor vierlaagscontainervaart en de overige hoofdvaarwegen voor drielaagscontainervaart. NO 19-11-01 Motie 33
2. Bereikbaarheid 2.1 infrastructuurOnderzoekHet rijk onderzoekt of de aansluiting van Brabantstad, Twente en Maastricht-Heerlen op het internationale netwerk van hogesnelheidstreinen verbetering behoeft en hoe dit gerealiseerd zou kunnen worden. VIJNO Deel 3
2. Bereikbaarheid 2.1 infrastructuurOnderzoekHet rijk onderzoekt de mogelijkheden om de ontwikkeling van een deltametropool te ondersteunen met infrastructuur. Hierbij worden uiteenlopende opties voor kwaliteitsverbetering verkend die passen bij een frequent rijdend, metropolitaan vervoerssysteem en wordt een verkenning uitgevoerd naar een snelle verbinding tussen Utrecht en Rotterdam / Den Haag.De potentiële effecten(verkeerskundig, maatschappelijke kosten en baten) worden aangegeven. VIJNO Deel 3
2. Bereikbaarheid 2.3. mobiliteits-management en ROAgendaHet rijk werkt naar visie op het gebied van transportpreventie nader uit en vertaalt deze naar concrete maatregelen. Hierover informeert zij de Kamer voorjaar 2002. NO 19-11-01 Motie 31
2. Bereikbaarheid 2.3. mobiliteits-management en ROActieHet rijk neemt het initiatief om met andere overheden en private partijen een (nieuwe) visie op overstappunten te ontwikkelen. Ten behoeve van deze visie zullen in samenwerking met de decentrale overheden de mogelijkheden van mobiliteitscentra worden onderzochtNO 19-11-01Motie 15
2. Bereikbaarheid 2.3. mobiliteits-management en ROActieIn overleg met het Fietsberaad, VNG, provincies, kaderwetgebieden en de Unie van Waterschappen wordt bezien of generieke maatregelen genomen kunnen, en moeten worden, gericht op het stimuleren van goede fietsbeleid. De mogelijkheid van een bonussysteem voor fietsvriendelijke gemeenten wordt hierbij meegenomen. In de monitor van het NVVP zal hiervan verslag worden gedaan. NO19-11-01Motie 28 en NO28-01-02motie 43
2. Bereikbaarheid 2.4. openbaar vervoer en keten-mobiliteitActieBinnen twee jaar na vaststelling van het NVVP zullen kwatitiatieve doelstelling voor het spoorwegnet worden ontwikkeld. NO 28-01-02Motie 41
4. VeiligheidAgendaHet rijk start in samenspraak met decentrale overheden een experiment met het aanbieden van structurele bescherming, bewegingsvrijheid en belevingskwaliteit aan kwetsbare weggebruikers als kinderen, ouderen en gehandicaptenNO 19-11-01 Motie 13
4. VeiligheidActieHet rijk zal conform het kabinetsstandpunt na aanleiding van de commissie Oosting gelijk met of volgend op de voor eind 2001 aangekondigde AMvB 'kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen' komen met een op voornoemde AMvB afgestemd voorstel voor een AMvB 'kwaliteitseisen externe veiligheid vervoer'. Hiermee zla nog in 2002 ook voor het transport van gevaarlijke stoffen een juridische basis ontstaan voor de, zowel brongerichte als effectgerichte, doorwerking van externe veiligheidsnormen ten aanzien van wegen, spoorwegen, vaarwegen en buisleidingen in de ruimtelijke ordening. Sept. '01 Ingediende errata bij reactie schriftelijke kamervragen
5. Kwaliteit van de leefomgevingActieV&W beziet in samenwerking met andere ministeries hoe in zijn algemeenheid het CO2-reductiebeleid op het gebied van verkeer en vervoer nog verder vorm gegeven kan worden. Binnen één jaar volgt een streefwaarde voor de CO2-uitstoot voor de sector verkeer en vervoer voor 2010. Voor de langere termijn, tot circa 2030, worden de mogelijkheden in het kader van de NMP4 transitie naar een duurzame mobiliteit onderzocht. V&W werkt aan een extra pakket maatregelen om de CO2-uitstoot van het verkeer te reduceren, zodat er op termijn door verkeer en vervoer een grotere bijdrage geleverd kan worden aan de CO2-reductie. Motie 30 en Motie 44

In mei 2001 is de dynamische beleidsagenda deel C uitgekomen als onderdeel van het kabinetsstandpunt NVVP. Naar aanleiding van kamervragen, het uitbrengen van het kabinetsstandpunt Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening en het overleg met de Kamer over het NVVP zijn bovenstaande acties of aanpassingen op acties aan het bovengenoemde deel C toegevoegd.

Naar boven