Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 27428 nr. 380 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 27428 nr. 380 |
Vastgesteld 9 september 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 25 mei 2021 over de evaluatierapporten WOT Genetische Bronnen, WOT Voedselveiligheid en WOT Besmettelijke Dierziekten (Kamerstukken 27 428, 26 991 en 29 683, nr. 379).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 juni 2021 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 7 september 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Nouse
Inleiding
Hierbij bied ik uw Kamer de antwoorden op de schriftelijke vragen die zijn gesteld op 25 juni 2021 door D66 over de evaluatierapporten van de uitvoering van de wettelijke onderzoekstaken (hierna WOT) op het gebied van Genetische Bronnen, Voedselveiligheid en Besmettelijke Dierziekten (Kamerstukken 27 428, 26 991 en 29 683, nr. 379).
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende evaluatierapporten en hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
Evaluatierapport Wettelijke Onderzoekstaak Besmettelijke Dierziekten (WOT BD)
De leden van de D66-fractie lezen dat in de programmaperiode geen grote uitbraken hebben plaatsgevonden van dierziekten, maar dat Aviaire Influenza (AI) het grootste risico vormt in jaarlijks aangetoonde besmettingen met een piek in 2019. Hierbij wordt benoemd dat het ontbreken van een ophokplicht in de winter van 2018/2019 hier een oorzaak van kan zijn. Hoe beoordeelt de Minister deze conclusie? Hoeveel besmettingen werden via early monitoring opgespoord? Hoe snel kan Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) opschalen wanneer sprake is van een uitbraak van een dierziekte?
Antwoord
Besmettingen met aviaire influenza
In het rapport wordt aangegeven dat in de periode 2015–2019, waarover de evaluatie is gegaan, geen grote uitbraken van dierziekten hebben plaatsgevonden, maar dat aviaire influenza (AI) het grootste risico vormt in de jaarlijks aangetoonde besmettingen met een piek in 2019. Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) verklaart die piek in 2019 door het ontbreken van een ophokplicht in de winter van 2018/2019.
De besmettingen met AI in het najaar van 2018 en in heel 2019 betreffen besmettingen van pluimveebedrijven met niet-aangifteplichtige AI-virusstammen. Uitbraken van aangifteplichtige laagpathogene en hoogpathogene AI (LPAI en HPAI) zijn in het najaar van 2018 en in heel 2019 niet voorgekomen. Bij besmettingen of een dreiging van LPAI in Nederland stel ik geen landelijke ophokplicht in. Dat overweeg ik alleen als er sprake is van HPAI bij pluimveebedrijven of bij wilde vogels. Omdat daar geen sprake van was, is er in de periode na het intrekken van de ophokplicht op 13 april 2018, geen ophokplicht ingesteld. Met de ophokplicht wil ik de kans op uitbraken van hoogpathogene vogelgriep verkleinen. Als een ophokplicht van toepassing is, wordt ook de kans op introductie met laagpathogene vogelgriepvirussen kleiner.
In Nederland wordt bloedonderzoek uitgevoerd om infecties met AI op pluimveebedrijven te monitoren. In 2019 zijn er in 50 koppels pluimvee afweerstoffen tegen AI virus gedetecteerd, zonder dat daar ook virus aanwezig was. Daarnaast loopt een early warning programma waarbij een dierenarts de mogelijkheid heeft monsters in te sturen als deze een besmetting niet kan uitsluiten. In 2019 is er met deze diagnostiek drie keer virus van niet-aangifteplichtige vogelgriepvirussen aangetroffen in een koppel pluimvee.
WBVR kan snel opschalen. De diagnostiek wordt uitgevoerd volgens de service level agreement met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA); monsters die afkomstig zijn van bedrijven die worden verdacht van een besmetting met een dierziekte zijn tot nu toe allemaal nog binnen enkele uren na ontvangst getest.
De leden van de D66-fractie signaleren dat rond 2015 een start is gemaakt met het opstellen van een «witte vlekken»-plan, om thema’s te identificeren op het terrein van dierziektepreventie, waaronder zoönosen. Echter, er heeft nog geen afronding plaatsgevonden van deze analyse en het evaluatieteam kon niet vaststellen wie de eigenaar is van deze analyse en planvorming.1 Kan de Minister toelichten wat dit «witte vlekken»-plan inhoudt, wanneer dit afgerond is en door wie dit wordt gemaakt?
Antwoord
Het doel van het «witte vlekkenplan» was om onderwerpen te identificeren waarop geïnvesteerd zou moeten worden in het onderzoek. Het «witte vlekkenplan» is niet afgerond. Dat wil niet zeggen dat er geen prioritering van onderzoeksvoorstellen is geweest. Tijdens overleg tussen deskundigen is vastgesteld welk project doorgang kon vinden en welk project niet.
In 2021 is gestart met een uitgebreider onderzoek naar de behoefte, bedreigingen en kansen in het kader van de WOT besmettelijke dierziekten waarin het «witte vlekken plan» is opgegaan. Hiervoor hebben meerdere interviews plaatsgevonden en deze worden verwerkt in een strategie-en-visie-document voor de WOT besmettelijke dierziekten. Op basis van de visie is een transparante afweging te maken tussen onderzoeksprojecten. Dierziektepreventie, bedreigingen en zoönosen komen daarbij ruimschoots aan bod, zoals reeds vermeld in de aanbiedingsbrief van deze evaluaties die ik naar uw Kamer heb verzonden. Het strategie-en-visie-document wordt gemaakt door medewerkers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en WBVR en zal besproken worden in de adviescommissie en het opdrachtgeversoverleg.
De leden van de D66-fractie lezen dat een actualisatie van het Service Level Agreement (SLA) aandacht verdient, naar aanleiding van nieuwe dierziekten en de corona pandemie.2 Zo dient aandacht besteed te worden aan de crisisparaatheid, waarvan de onderzoekers van mening zijn dat de coronacrisis ruimte bood om crisisoefeningen op te schalen naar een groter formaat. Hoe beoordeelt de Minister deze kritiek? Is zij van mening dat Nederland iets kan leren van Denemarken, waar elk jaar crisisoefeningen worden georganiseerd en waar alle groepen stakeholders aan deelnemen?
Antwoord
Ik onderschrijf het grote belang om de crisisparaatheid op orde te hebben en te houden en bij een crisis snel op te kunnen schalen.
De afgelopen jaren zijn er verdenkingen en werkelijke besmettingen van bepaalde dierziekten geweest. Zo was er vorig jaar de uitbraak van SARS-CoV-2 bij nertsen en is er een uitbraak van hoogpathogene vogelgriep geweest vanaf het najaar van 2020 tot eind mei 2021. In het kader van de WOT heeft WBVR de relevante diagnostiek uitgevoerd. WBVR heeft ook voor een aantal ziekenhuizen diagnostiek van SARS-CoV-2 uitgevoerd. Het laboratorium heeft toen 24 uur per dag en 7 dagen per week testen uitgevoerd. WBVR evalueert de wijze waarop het laboratorium deze diagnostiek tijdens de crises heeft uitgevoerd en ideeën voor verbeteringen worden in procedures vastgelegd. Daarnaast wordt er jaarlijks door WBVR een interne oefening georganiseerd voor medewerkers die achterwacht draaien en de diagnostiek uitvoeren.
Ik vind dat er regelmatig een crisisoefening moet plaatsvinden met meerdere partijen. Ik ben het met uw Kamer eens dat wij altijd kunnen leren van ervaringen die in andere landen zijn opgedaan met het opschalen van de crisisstructuur, de diagnostiek, de bestrijding van dierziekten en het handelen in crisistijd. Ik heb het Deense model onder de aandacht van WBVR gebracht.
Nertsen
De leden van de D66-fractie constateren dat het onderzoek als reikwijdte de periode 2015–2019 heeft. Desondanks vragen deze leden of al duidelijk is hoe invulling is gegeven aan de WOT Besmettelijke Dierziekten in het kader van de nertsencrisis. Kan de Minister daarover al een tipje van de sluier oplichten?
Antwoord
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik zijn het aanbestedingstraject gestart om de aanpak van de SARS-CoV-2 epidemie bij nertsenhouderijen te evalueren. Zodra daarover meer bekend is breng ik uw Kamer daarvan op de hoogte.
WBVR is in het kader van de WOT betrokken geweest bij de diagnostiek van monsters van diverse diersoorten, waaronder nertsen en huisdieren. Deze diagnostiek is adequaat uitgevoerd en in het geval van de bestrijding van de ziekte bij nertsen ook binnen heel korte tijd na ontvangst van de monsters. Er was sprake van een goede uitvoering, ondanks de problemen die WBVR ondervond met leveranciers als gevolg van de coronacrisis en de run op materialen en apparaten.
Daarbij hebben de leden van de D66-fractie ook nog een aantal vragen over het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.3 Waarom hebben bij ruiming nertsenhouders voor alle geruimde nertsen een vergoeding ontvangen? Waarom is ook betaald voor nertsen die niet waren toegestaan volgens de omgevingsvergunning en de Wet verbod pelsdierhouderij? Klopt het dat de Minister voor de ruiming wist dat dit verbod niet voor honderd procent werd nageleefd? Hoe beoordeelt zij dat bij sommige bedrijven meer is vergoed dan wettelijk toegestaan? Hoe strookt dit met deze eerdere uitspraak van de Minister: «Voor de vaststelling van de inkomensschade is bepalend hoeveel fokteven een pelsdierhouder rechtens mag houden. Het aantal dat mag worden gehouden is vermeld in de omgevingsvergunning, maar ook in de natuurvergunning indien deze aan de pelsdierhouder is verleend. Tegelijkertijd mag de pelsdierhouder ook niet meer nertsen houden»?4 Neemt de Minister de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over in het geval van toekomstige ruimingen? Graag zouden deze leden hier een uitgebreide reflectie op ontvangen.
Antwoord
Vergoedingen nertsenbedrijven
In de op 21 juni jl. ingetrokken Gezondheids- en welzijnswet voor Dieren (Gwwd) art. 86 lid 1 onder a was bepaald dat een houder van dieren een tegemoetkoming in schade ontvangt voor alle dieren die gedood worden bij de bestrijding van aangewezen dierziekten en zoönosen. Dit artikel is op 21 juli onveranderd in de Wet dieren opgenomen (lid 9.6). Het artikel heeft als doel dat veehouders tijdig melding maken van een verdenking en medewerking verlenen aan de bestrijding van een dergelijke dierziekte.
Ten tijde van de ruimingen werd duidelijk dat sommige houders meer nertsen hielden dan op grond van hun vergunning was toegestaan. Er is toen gekeken of dit gevolgen had voor de tegemoetkoming in de schade aan betreffende houders. Het bleek juridisch gezien niet mogelijk om op deze grond een korting op de tegemoetkoming toe te passen. De Gwwd (en nu de Wet dieren) bevat een grondslag voor het doorvoeren van een korting, echter niet voor het korten in verband met een overtreding van de omgevingsvergunning of de Wet verbod pelsdierhouderij (Wvp). Indien ik toch een korting doorgevoerd had, zou er sprake zijn geweest van het gebruik van een bevoegdheid voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Dergelijk handelen is strijdig met het verbod van détournement de pouvoir (artikel 3:3 Algemene wet bestuursrecht). Dat neemt niet weg dat ik de situatie onwenselijk vond. Daarom is tegen nertsenhouders die de regels hebben overtreden aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.
Mijn uitspraak dat het aantal fokteven, die een pelsdierhouder rechtens mag houden, bepalend is heeft te maken met de vaststelling van de nadeelcompensatie. De nadeelcompensatie heeft een andere juridische grondslag dan de tegemoetkoming in schade. Bij de tegemoetkoming in schade hebben nertsenhouders een vergoeding gekregen voor alle nertsen die in het kader van de maatregelen om SARS-CoV-2 infecties bij nertsen te bestrijden, werden gedood. De nadeelcompensatie voorziet pelsdierhouders van een schadevergoeding voor het geen gebruik maken van de beschikbare productiecapaciteit op de pelsdierhouderij en het vervroegen van het verbod op houden van pelsdieren met 3 jaar.
Zoals ik in mijn reactie op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer heb aangegeven, zal ik onderzoeken of het mogelijk is in de toekomst bij de bepaling van de tegemoetkoming in schade rekening te houden met andere vergunningen. Dit zal echter een wetswijziging vergen. Het is aan het nieuwe kabinet om een eventueel voorstel tot wijziging van de Wet dieren op dit punt voor te stellen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27428-380.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.