27 428 Beleidsnota Biotechnologie

Nr. 242 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2013

Verslag Stuurgroep Gedragscode Licenties

Bij brief van 21 november 20121 heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven zo spoedig mogelijk een volgend voortgangsverslag van de Stuurgroep Gedragscode Licenties aan de Tweede Kamer te zullen zenden. Dit verslag treft u bijgaand aan2. Uit dit verslag blijkt dat het overleg over een licentiegedragscode gestaag verloopt en dat inmiddels een voorstel daarvoor aan de Europese Commissie ter beoordeling is voorgelegd. De Europese Commissie zal hierover over enige tijd een oordeel vellen. Te gelegener tijd zal ik u daarover informeren.

Uitvoering motie Koopmans

In aanvulling op de brief3 van 4 april 2012 van de toenmalige minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bericht ik u hierbij over de stand van zaken bij de uitvoering van de aangenomen motie Koopmans4 over herstel van de balans tussen octrooirecht en kwekersrecht.

In deze motie werd de regering verzocht om:

  • in te zetten op het inbouwen van een beperkte veredelingsvrijstelling zowel in de Rijksoctrooiwet 1995 als in de Verordening unitair octrooi;

  • op politiek niveau actief steun te werven onder EU-lidstaten voor een kritische evaluatie en aanpassing van de Bio-octrooirichtlijn voor een balans tussen kwekersrecht en het octrooirecht, met oog voor de belangen van alle betrokken partijen;

  • de motie ter kennis te stellen aan de Europese instellingen (Raad, Europese Commissie en Europees Parlement) en hiervan een afschrift aan de Kamer te zenden;

  • op het niveau van bewindspersonen deze motie te bespreken met Eurocommissaris Barnier en voor de zomer verslag aan de Kamer te doen over de voortgang.

Deze brief komt later dan gevraagd omdat ik het relevant vond uw Kamer ook over enkele actuele ontwikkelingen te kunnen berichten, waaronder het verschijnen van het rapport van de heer Trojan alsmede de totstandkoming van de Verordening inzake het Unitair octrooi en de bijbehorende Overeenkomst inzake een eengemaakt octrooigerecht.

Over de voortgang van de uitvoering van deze motie bericht ik u als volgt:

Wijziging Rijksoctrooiwet 1995

Het voorstel van Rijkswet tot wijziging van artikel 53b van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling is inmiddels bij de Tweede Kamer ingediend5. Zoals reeds gemeld bij brief van 13 juni 20126 heeft indiening van het wetsvoorstel enige vertraging opgelopen omdat nog een reactie van de Europese Commissie werd afgewacht op het wetsvoorstel. Daarover is reeds bericht in het nader rapport7. Inmiddels heeft uw Kamer het verslag8 over het wetsvoorstel uitgebracht. De nota naar aanleiding van het verslag is thans in voorbereiding.

Verordening unitair octrooi

Na meer dan 30 jaar is het tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 10 december 2012 tot een afronding gekomen van de discussies over het unitair octrooi en de unitaire octrooirechtspraak (EU octrooi).

Met het unitair octrooirecht kan in één procedure octrooibescherming worden verkregen in 25 landen van de Europese Unie (Spanje en Italië doen niet mee), wat zal leiden tot een aanzienlijke daling van octrooikosten. Ter illustratie, de huidige octrooikosten in de VS bedragen ± 2000 EUR. Binnen de EU kunnen de kosten voor een gemiddeld octrooi (in dertien landen) oplopen tot 20 000 EUR. Een voor Nederland relevant punt daarbij is de introductie van een beperkte veredelingsvrijstelling in het rechtspraakverdrag. De Nederlandse wens hiervoor is dus gehonoreerd.

Verzoek om evaluatie Bio-octrooirichtlijn (richtlijn 98/44/EG)

Met de brief van 4 april 20129 is aan Eurocommissaris Barnier gevraagd om evaluatie van richtlijn 98/44/EG, waarbij met name aandacht wenselijk is voor het vraagstuk in hoeverre door octrooirechtelijk beschermde uitvindingen veranderde eigenschappen van planten – en daarmee in de markt aanwezige rassen – wel onder de exclusieve bescherming van het octrooirecht moeten vallen.

Bij brief van 19 juni 2012 heeft de heer Barnier daarop geantwoord. Onder verwijzing naar een resolutie van het Europees Parlement over octrooiering van werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten (en dieren)10, heeft hij laten weten dat een verslag op basis van artikel 16 (c) van richtlijn 98/44/EG het meest geëigend is om vraagstukken gerelateerd aan de octrooiering van plantenmateriaal nader te onderzoeken. Zijn voornemen was dit verslag voor het eind van 2012 uit te brengen. Het verslag zal zich in het bijzonder concentreren op vraagstukken zoals verwoord in de genoemde resolutie van het Europees Parlement. Inmiddels heeft de Europese Commissie besloten een commissie van deskundigen in te stellen die behulpzaam zal zijn bij het door de Europese Commissie uit te brengen verslag. Het verslag zal naar verwachting in de loop van dit jaar worden uitgebracht en kan aanleiding vormen voor verdere gedachtewisselingen over mogelijke ruime(re) uitleg of aanpassingen van de richtlijn 98/44/EG.

Met de eerder genoemde brief van 4 april 2012 is, conform de motie Koopmans, deze motie ter kennis gebracht van Eurocommissaris Barnier en aan de voorzitters van de Raad voor Concurrentievermogen en het Europees Parlement en is de Tweede Kamer daarover geïnformeerd.11

Rapport Trojan

In de verdere gedachtevorming over herstel van de balans tussen octrooirecht en kwekersrecht is het rapport van de heer Trojan van belang dat u heeft ontvangen bij brief van 30 augustus 2012. 12

Op grond daarvan wil ik als volgt verder gaan:

  • Verder werken aan invoering van de beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995. De nota naar aanleiding van het verslag zult u zo spoedig mogelijk ontvangen;

  • De reacties inventariseren van de organisaties die betrokken waren bij de consultatie door de heer Trojan. Aan deze organisaties heb ik, zoals al aangekondigd door mijn ambtsvoorganger13, gevraagd hun standpunt over en voorkeuren bij de door de heer Trojan voorgestelde oplossingsrichtingen aan te geven en te vermelden welke rol zij bij de uitwerking daarvan zouden kunnen spelen;

  • Na inventarisatie van deze reacties met de belangenorganisaties in overleg treden en met Duitsland en Frankrijk om oplossingsrichtingen, voorkeuren en mogelijkheden te bespreken, mede ter voorbereiding van een reactie op het aangekondigde verslag van de Europese Commissie.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Kamerstukken II 2012/13, 27 428, nr. 240.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Kamerstukken II 2011/12, 27 428, nr. 219.

X Noot
4

Kamerstukken II 2011/12, 32 627, nr. 5.

X Noot
5

Kamerstukken II 2011/12, 33 365 (R 1987), nrs. 1–4.

X Noot
6

Kamerstukken II 2011/12, 27 428, nr. 233.

X Noot
7

Kamerstukken II 2011/12, 33 365 (R 1987), nr. 4.

X Noot
8

Kamerstukken II 2012/13, 33 365 (R 1987), nr. 5.

X Noot
9

Kamerstukken II 2011/12, 27 428, nr. 219, bijlage.

X Noot
10

Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over octrooiering van essentiële biologische processen, P7 TA(2012)0202.

X Noot
11

Kamerstukken II 2011/12, 27 428, nr. 219, met bijlage.

X Noot
12

Kamerstukken II 2011/12, 27 428, nr. 236, met bijlagen.

X Noot
13

Kamerstukken II 2012/13, 27 428, nr. 240.

Naar boven