27 428 Beleidsnota Biotechnologie

Nr. 240 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 november 2012

In de brief van uw vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (VC EL&I) van 10 oktober 2012 is gevraagd om een stand van zakenbrief over de aanvaarde motie van het lid Jacobi1 over een dialoog met stakeholders over een gedragscode voor licenties.

Aanleiding voor dat verzoek vormde de bespreking van de positieve reactie2 van de toenmalige minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) op het verzoek van de VC EL&I om de motie van het lid Van Gerven3 te betrekken in de voorbereiding van het wetgevingstraject. In deze motie werd verzocht om zowel de (on)mogelijkheden van een beperkte als een uitgebreide veredelingsvrijstelling te onderzoeken in nationale, Europese als mondiale wetgeving.

Aan de uitvoering van de genoemde moties is op verschillende wijzen vorm gegeven zoals vermeld in de eerdere stand van zaken brieven van 10 november 20104, van 16 augustus 20115 en in deze brief.

Voor de goede orde zij vermeld dat sprake is van twee vormen van sectoroverleg, te weten een sectoroverleg over een licentiegedragscode en een intersectoraal overleg over haalbaarheid en wenselijkheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling en mogelijke alternatieven daarvoor.

Sectoroverleg over een gedragscode voor de toegang tot plantmateriaal dat wordt beschermd door een octrooi

Vanuit de gedachte dat wijziging van het octrooirecht een zaak van lange adem is, hebben vertegenwoordigers van bedrijven uit de groenteveredelingssector in 2010 het initiatief genomen om met inachtneming van het vigerende octrooirecht te streven naar een systeem voor eenvoudige toegang van iedereen tot octrooirechtelijk beschermd plantenmateriaal tegen redelijke condities onder het motto: «Free acces but not for free».

Eerdere verslagen over de voortgang bij dit sectoroverleg werden u gezonden bij brief van 26 maart 20126 en 20 september 20117.

Het afgelopen jaar heeft de Stuurgroep «Gedragscode Licenties», bestaande uit vertegenwoordigers van 10 groenteveredelingsbedrijven vruchtbaar overleg gevoerd over verdere uitwerking van een licentiegedragscode. Op advies van de NMA is contact opgenomen met de Europese Commissie. Momenteel is een zogenoemd self-assessment document in voorbereiding waarom de Europese Commissie heeft gevraagd om te kunnen beoordelen of de door de Stuurgroep beschreven probleemstelling en de voorgestelde oplossing ervan mededingingsrechtelijk aanvaardbaar zijn. De genoemde Stuurgroep heeft laten weten een meer gedetailleerd verslag voor te bereiden over haar werkzaamheden en te verwachten volgstappen. Dat voortgangsverslag, dat nog voor het eind van het jaar zal verschijnen, zal na ontvangst ervan zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Intersectoraal overleg met belanghebbende organisaties over de veredelingsvrijstelling

Het intersectoraal overleg maakt onderdeel uit van het zogenoemde tweesporenbeleid waarbij de aandacht zowel uitgaat naar de beperkte veredelingsvrijstelling (eerste spoor), als de uitgebreide veredelingsvrijstelling (tweede spoor) c.q. alternatieve oplossingsrichtingen daarvoor.

De staatssecretaris van EL&I heeft u bij het Algemeen Overleg met de VC EL&I en de VC I&M van 18 mei 20118 toegezegd dat steeds over beide sporen tegelijkertijd zou worden bericht, vanwege de samenhang van de verschillende lopende activiteiten.

Eerste spoor: beperkte veredelingsvrijstelling

Deze vrijstelling maakt het mogelijk voor het kweken, ontdekken en ontwikkelen van nieuwe plantenrassen gebruik te maken van biologisch materiaal waarop octrooirecht rust, zonder toestemming van de octrooihouder. Voor de commerciële exploitatie van die nieuwe rassen blijft toestemming van de octrooihouder nodig, zolang de nieuwe plantenrassen de door de geoctrooieerde uitvinding gewijzigde eigenschappen bezitten. Er blijken zowel in kringen van biotechnologiebedrijven als in kringen van plantenveredelaars geen grote bezwaren te leven tegen invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995.

a. Wijziging Rijksoctrooiwet 1995

Het voorstel van Rijkswet tot wijziging van artikel 53b van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling is met memorie van toelichting, advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk en nader rapport9 op 12 september jl. aan de Tweede Kamer aangeboden.

b. Unitair octrooi

Over de beperkte veredelingsvrijstelling in het unitair octrooirecht bent u geïnformeerd bij brief van 4 juli 201210. Daarbij is aangegeven dat Nederland voorstander is van een kwekersvrijstelling met unitair effect en dat Nederland zich ervoor zal inzetten dat dit in het octrooirechtspraakverdrag zal worden opgenomen. Dat is nog steeds het geval.

Tweede spoor: uitgebreide veredelingsvrijstelling c.q. alternatieve oplossingsrichtingen

Doelstelling van deze vrijstelling is om het mogelijk te maken om biologisch materiaal waarop een octrooirecht rust, zonder toestemming van de octrooihouder te gebruiken, niet alleen voor het kweken of ontdekken en ontwikkelen van nieuwe plantenrassen, maar ook voor de commerciële exploitatie van die nieuwe plantenrassen indien deze de door de geoctrooieerde uitvinding gewijzigde eigenschappen bezitten.

Bij het tweede spoor (uitgebreide vrijstelling) zijn belanghebbende partijen inclusief maatschappelijke organisaties in intersectoraal verband, zowel schriftelijk als mondeling geconsulteerd over haalbaarheid en wenselijkheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling en alternatieven daarvoor. De mondelinge consultatie is onder leiding van een onafhankelijke externe voorzitter uitgevoerd met inachtneming van daartoe aangenomen moties van de leden Van Bemmel, Ormel en Van Gerven11. Bij deze consultatie zijn ook maatschappelijke organisaties, waaronder LTO, Greenpeace en Oxfam Novib, betrokken geweest.

Bij brief van 30 augustus 2012 is u het rapport van de heer Trojan12 aangeboden getiteld: «Oplossingsrichtingen voor de problematiek van samenloop van octrooirecht en kwekersrecht in de plantenveredeling». In dit rapport geeft de heer Trojan een beeld van de problematiek van samenloop van octrooirecht en kwekersrecht, noemt hij argumenten van voor- en tegenstanders van systeemaanpassingen en geeft hij aan dat er niet één oplossing is voor de problematiek van samenloop van octrooirecht maar een scala aan oplossingsrichtingen. Hij benadrukt daarbij dat deze oplossingen het beste simultaan kunnen worden verkend en vormgegeven, waarbij de praktijk zal moeten uitwijzen waar de meeste voortgang is te boeken. De heer Trojan geeft in zijn rapport ook aan dat een uitgebreide veredelingsvrijstelling een veel diepere ingreep in het octrooirecht vergt en mogelijk ook vragen oproept over verenigbaarheid ervan met de TRIPs-Overeenkomst.

Bij de indiening van het wetsvoorstel voor de introductie van een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995 is ook het gevraagde advies13 openbaar gemaakt van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk over de verenigbaarheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling met de TRIPs-Overeenkomst en de Biotechnologierichtlijn. De Raad is van oordeel dat een uitgebreide veredelingsvrijstelling niet te verenigen is met de TRIPs-Overeenkomst en de Biotechnologierichtlijn, overeenkomstig het oordeel van toenmalig minister Verhagen in zijn aan de Tweede Kamer gezonden «Analyse van de juridische mogelijkheden van een veredelingsvrijstelling in het octrooirecht in het licht van internationale regelingen»

Ik kan mij vinden in de door de heer Trojan voorgestelde oplossingsrichtingen en zal mij er actief voor inzetten dat hieraan een vervolg wordt gegeven.

Eerst zal ik de betrokken organisaties vragen om hun standpunt over het rapport van de heer Trojan schriftelijk aan mij kenbaar te maken.

Dan hoop ik ook te vernemen welke oplossingsrichtingen hun voorkeur hebben en welke rol zij denken te kunnen vervullen bij verdere uitwerking van de voorgestelde oplossingsrichtingen voor de problematiek van samenloop van octrooirecht en kwekersrecht in de plantenveredeling.

Op basis van de geleverde inbreng zal ik overleg voeren met de betrokken belangenorganisaties over de verder te volgen route.

Een belangrijk aanknopingspunt voor verdere stappen in internationaal verband zal het reeds aangekondigde verslag14 van de Europese Commissie zijn over de ontwikkeling en de implicaties van het octrooirecht op het gebied van de bio- en gentechnologie. De Europese Commissie heeft laten weten daarbij ook in te zullen gaan op de verhouding tussen kwekersrecht en octrooirecht en zal daarbij verschillende vraagstukken gerelateerd aan de octrooiering van uitvindingen met betrekking tot plantenmateriaal aan de orde stellen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, J. C. Verdaas


X Noot
1

Kamerstukken II 2009/10, 27 428, nr. 166.

X Noot
2

Kamerstukken II 2011/12, 27 428, nr. 235.

X Noot
3

Kamerstukken II 2009/10, 27 428, nr. 165.

X Noot
4

Kamerstukken II 2010/11, 27 428, nr. 175.

X Noot
5

Kamerstukken II 2010/11, 27 428, nr. 202.

X Noot
6

Kamerstukken II 2011/12, 27 428, nr. 216

X Noot
7

Kamerstukken II 2011/12, 27 428, nr. 204.

X Noot
8

Kamerstukken II 2010/11, 27 428, nr. 189, pag. 31

X Noot
9

Kamerstukken II 2011/12, 33 365 (R1987), nrs. 1–4.

X Noot
10

Kamerstukken II 2011/12, 21 501-30, nr. 291.

X Noot
11

Kamerstukken II 2010/11, 27 428, nr. 197 en 198 en 32 627, nr. 7.

X Noot
12

Kamerstukken II 2011/12, 27 428, nr. 236, met bijlagen.

X Noot
13

Kamerstukken II 2011/12, 33 365, nr. 4, pag. 17 e.v.

X Noot
14

Verslag ex artikel 16, aanhef, en onder c, van Richtlijn 98/44/EG.

Naar boven