27 428
Beleidsnota Biotechnologie

nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 maart 2008

Op 5 februari 2008 heeft een Algemeen Overleg plaatsgevonden over plantenveredelingstechnieken (Kamerstuk 27 428, nr. 101), waarbij minister Cramer en ik aanwezig waren. Door enkele fractieleden werden enige vragen aan mij gericht die ik niet heb kunnen beantwoorden omdat ik het overleg voortijdig moest verlaten.

Toegezegd is dat ik schriftelijk mijn reactie aan u zou sturen.

Algemeen

De Nederlandse sector teeltmateriaal is een zeer belangrijke sector voor de Nederlandse economie met een jaarlijkse productiewaarde van € 2.5 miljard. Onderdeel van deze sector zijn de veredelingsbedrijven die voor een aantal productgroepen wereldmarktleider zijn. Deze bedrijven zijn innovatief en leveren een grote bijdrage aan het duurzaam maken van onze land- en tuinbouw.

Het innovatieve karakter komt onder andere tot uiting in het ontwikkelen van nieuwe veredelingstechnieken, die onbekend waren op het moment dat de regelgeving voor biotechnologie is gemaakt. Mede hierdoor is van een aantal van deze technieken op dit moment niet geheel duidelijk of de producten van die technieken onder de in de regelgeving vastgelegde definitie van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) vallen.

Het is belangrijk dat over deze technieken een goede discussie in de Europese Unie plaatsvindt, zoals door minister Cramer is aangegeven. Hierbij is het uitgangspunt van de Nederlandse overheid de huidige procesbenadering en zal niet voor een productbenadering worden gekozen. Dit vanwege de keuzevrijheid voor de consument en producent.

De discussie zou moeten leiden tot heldere afspraken binnen de EU over de status van de verschillende technieken. Hierbij is ook de mogelijkheid aanwezig dat producten van bepaalde technieken wel onder de definitie van ggo’s gaan vallen, maar dat een vergunning in het kader van de biotechnologische regelgeving niet nodig is (niet-vergunningplichtige ggo’s). Ook in de huidige regelgeving kennen we hiervan enkele voorbeelden.

Een belangrijk punt voor Nederland is dat er regelgeving komt die ook handhaafbaar is. Dit punt is al eerder door Nederland in discussies over biotechnologie in Brussel ingebracht.

Dit punt is zeker ook relevant in de discussie over nieuwe veredelingstechnieken, wanneer het eindproduct van het veredelingsproces waarbij biotechnologie is toegepast niet is te onderscheiden van producten waarbij dit niet het geval is.

De onderwerpen waarop door mij nog een nadere reactie zou worden gegeven zijn:

De regelgevingdruk voor kleine bedrijven (MKB-bedrijven)

Over de regeldruk voor MKB-bedrijven heeft minister Cramer reeds aangegeven dat er geen onderscheid wordt gemaakt in regelgeving tussen grotere en MKB-bedrijven. Wel moet de regelgeving zodanig zijn dat kleinere bedrijven niet onevenredig belast worden. Ook dit is een goede reden om te bezien of nieuwe veredelingstechnieken, vooral die waar het eindproduct niet onderscheidbaar is van conventionele technieken en die ook voor kleine bedrijven veelbelovend zijn, niet met onnodige regelgeving worden belast.

Ik verwijs u naar wat ik hierover in mijn inleidende gedeelte heb gezegd.

Status van dieren die worden gevoerd met voer dat ggo-ingrediënten bevat

Dieren die genetisch gemodificeerd voer hebben gegeten, zijn geen genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). Dit geldt evenzo voor dierlijke producten, afkomstig van dieren die ggo-voer hebben gegeten. Deze dierlijke producten hoeven niet als ggo geëtiketteerd te worden.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven