nr. 10
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 18 januari 2002
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 13 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 13a
Een zelfstandig bestuursorgaan verschaft aan Onze Minister periodiek informatie
over de geleverde en te leveren prestaties.
Toelichting
In de Nota naar aanleiding van het nader verslag (kamerstukken II, 2001–2002,
27 426, nr. 9) heb ik naar aanleiding van vragen van verschillende leden
gemeld dat de regering zich – mede naar aanleiding van de Verantwoordingsdebatten
2001 – nog beried «over de wijze waarop kan worden voorzien in
de informatiebehoefte bij een minister met betrekking tot derden om zijn of
haar verantwoordelijkheid voor het realiseren van de beleidsdoelstellingen
te kunnen dragen. Het gaat hierbij in het bijzonder om informatie die antwoord
geeft op de bekende VBTB-vragen (...)» (t.a.p., blz. 3). Dat beraad
heeft voor wat betreft de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen geleid tot
deze derde nota van wijziging.
Artikel 13a zorgt ervoor dat de minister over de informatie kan beschikken
die hij nodig heeft om verantwoording te kunnen afleggen over de uitvoering
van wettelijke taken door zelfstandige bestuursorganen. De informatie over
prestaties gaat over producten, diensten, kosten en kwaliteit en luidt ten
minste in dezelfde termen als de minister nodig heeft om verantwoording af
te kunnen leggen aan het parlement. De behoefte om niet alleen informatie
te verlangen over geleverde prestaties maar ook informatie over te leveren
prestaties, ligt in het verlengde van het gewenste verband tussen verantwoordingsinformatie
en begrotingsinformatie. Hierbij is van belang dat, anders dan zoals dat met
behulp van de rijksbegroting en het departementale jaarverslag van de ministeries
plaatsvindt, zelfstandige bestuursorganen niet rechtstreeks door het parlement
worden aangestuurd, maar dat de minister daarvoor verantwoordelijk is.
Met de regeringsnota «Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording»
(VBTB) staan in de begroting de zogenoemde WWW-vragen centraal: «Wat
wil de Minister bereiken, Wat gaat de Minister daarvoor doen en Wat gaat dat
kosten?». In de verantwoording worden de vragen «heeft de Minister
bereikt wat hij wilde bereiken, heeft de Minister gedaan wat hij daarvoor
zou gaan doen en heeft het gekost wat hij dacht dat het zou kosten?»
beantwoord. Om voor- en achteraf inzicht te geven in de bijdrage die het zelfstandig
bestuursorgaan zal leveren c.q. geleverd heeft aan het realiseren van de van
rijkswege beoogde beleidsdoelen, heeft de minister van het zelfstandig bestuursorgaan
informatie nodig en wel over de door het zelfstandig bestuursorgaan te leveren
c.q. geleverde prestaties. Bovendien heeft de minister deze informatie tijdig
nodig om aan de hand daarvan zijn eigen verantwoording te kunnen afleggen
en zijn oordeel over de door hem goed te keuren begroting van het zelfstandig
bestuursorgaan te kunnen vormen.
Het zij vermeld dat het hier niet gaat over
de interne bedrijfsvoering van zelfstandige bestuursorganen bijvoorbeeld dat
zelfstandige bestuursorganen hun eigen begroting en verantwoording in «VBTB-termen»
op zouden moeten stellen. Dat is buiten de reikwijdte van deze wet. Het gaat
om informatie over de prestaties van het zelfstandig bestuursorgaan. Onder
prestaties wordt verstaan: informatie over de door het zelfstandig bestuursorgaan
geleverde producten en diensten, de hieraan verbonden kostprijzen en/of uitvoeringskosten
en de kwaliteit. Indien dit niet mogelijk is, kunnen volume- en prijsgegevens
worden opgenomen.
Deze informatie van het zelfstandig bestuursorgaan hoeft overigens niet
apart aan de minister te worden verstrekt. De informatie kan ook worden opgenomen
in de begroting en de verantwoording van het zelfstandig bestuursorgaan, die
het zelfstandig bestuursorgaan op grond van de artikelen 13, 18, 19, 27 en
30 van deze wet – afhankelijk van de rechtsvorm – gehouden is
aan de minister toe te zenden. De informatie moet echter wel beschikbaar zijn
voordat goedkeuring wordt gevraagd over de begroting van het zelfstandig bestuursorgaan
en voorafgaand aan de indiening van zijn departementale jaarverslag, omdat
de minister deze informatie nodig heeft om aan het parlement verantwoording
te kunnen afleggen. In veel gevallen zal echter een jaarrekening en een jaarverslag
van het zelfstandig bestuursorgaan op deze momenten na afloop van het begrotingsjaar
nog niet voorhanden zijn. Dit heeft tot gevolg dat de informatie die aan de
minister wordt verstrekt veelal nog geen gecertificeerde informatie is. Ook
kan het om voorlopige realisatiecijfers gaan. Afhankelijk van de aard van
de informatie en van omstandigheden zal de betrokken minister in overleg met
het zelfstandig bestuursorgaan afspraken moeten maken over de vorm waarin
en het tijdstip waarop een en ander wordt aangeboden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries