27 293
Wet op het BTW-compensatiefonds

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 23 maart 2001

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 1, eerste lid, onderdeel h, wordt de punt aan het eind vervangen door een puntkomma.

II

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het elfde lid komt te luiden als volgt:

11. Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de toepassing van een vereveningsfactor in verband met de budgettaire verwerking van bijdragen die niet samenhangen met betalingen op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968.

b. Na het elfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd dat komt te luiden:

12. Een krachtens dit artikel vastgestelde ministeriële regeling treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van de plaatsing in de Staatscourant. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

III

Aan artikel 8 wordt toegevoegd: Onze Minister kan voorts nadere regels stellen omtrent de bijdrage ingeval de goederen en diensten worden bestemd of gebezigd mede ten behoeve van prestaties als bedoeld in artikel 4.

IV

Na artikel 12 wordt, onder vernummering van de artikelen 13 en 14 in 14 respectievelijk 15, een nieuw artikel 13 ingevoegd, luidende:

Artikel 13

Geen recht op bijdrage bestaat voor omzetbelasting die in rekening is gebracht op een tijdstip dat is gelegen op of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, in gevallen waarin de omzetbelasting op grond van de wettelijke bepalingen inzake de omzetbelasting in rekening had moeten worden gebracht op een tijdstip dat is gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

V

In het tot artikel 14 vernummerde artikel 13 wordt «1 januari 2002» vervangen door: 1 januari 2003.

Toelichting

I

De wijziging van het voorgestelde artikel 1, eerste lid, betreft een tekstuele aanpassing.

II

De wijziging van het voorgestelde artikel 2, elfde lid, betreft een redactionele aanpassing. Het toegevoegde twaalfde lid regelt de in de nota naar aanleiding van het verslag besproken voorhangprocedure.

III

Met de wijziging van artikel 8 wordt de mogelijkheid geboden om ook nadere regels te stellen voor het bepalen van de bijdrage bij gebruik van goederen en diensten mede voor niet-compensable doeleinden (zoals onderwijs).

IV

Het wetsvoorstel volgt voor het recht op bijdrage uit het compensatiefonds deels het factuurstelsel. In voorkomend geval ontstaat namelijk het bijdragerecht op het tijdstip waarop de omzetbelasting aan het publiekrechtelijk lichaam in rekening wordt gebracht. Gegeven dit uitgangspunt is het denkbaar dat partijen bij prestaties die worden verricht vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het BTW-compensatiefonds de facturering uitstellen tot na dat tijdstip, teneinde recht op bijdrage deelachtig te worden. Een dergelijke handelwijze houdt oneigenlijk gebruik van de compensatieregeling in. Om deze reden bevat het nieuw voorgestelde artikel 13 een overgangsbepaling, die erop neerkomt dat het recht op bijdrage wordt uitgesloten in gevallen waarin op grond van de omzetbelastingwetgeving facturering had behoren plaats te hebben vóór de inwerkingtreding van de Wet op het BTW-compensatiefonds. De omzetbelastingwetgeving bevat het voorschrift dat de factuur moet worden uitgereikt vóór de vijftiende dag na de maand waarin de levering of de dienst is verricht.

V

Met de wijziging van het tot artikel 14 vernummerde artikel 13 wordt de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel bepaald op 1 januari 2003.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven