nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 1, eerste lid, onderdeel h, wordt
de punt aan het eind vervangen door een puntkomma.
II
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het elfde lid komt te luiden als volgt:
11. Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de toepassing
van een vereveningsfactor in verband met de budgettaire verwerking van bijdragen
die niet samenhangen met betalingen op grond van de Wet op de omzetbelasting
1968.
b. Na het elfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd dat komt te luiden:
12. Een krachtens dit artikel vastgestelde ministeriële regeling
treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van de plaatsing
in de Staatscourant. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan
de beide kamers der Staten-Generaal.
III
Aan artikel 8 wordt toegevoegd: Onze Minister
kan voorts nadere regels stellen omtrent de bijdrage ingeval de goederen en
diensten worden bestemd of gebezigd mede ten behoeve van prestaties als bedoeld
in artikel 4.
IV
Na artikel 12 wordt, onder vernummering van
de artikelen 13 en 14 in 14 respectievelijk 15, een nieuw artikel 13 ingevoegd,
luidende:
Artikel 13
Geen recht op bijdrage bestaat voor omzetbelasting die in rekening is
gebracht op een tijdstip dat is gelegen op of na het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet, in gevallen waarin de omzetbelasting op grond van de wettelijke
bepalingen inzake de omzetbelasting in rekening had moeten worden gebracht
op een tijdstip dat is gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding van
deze wet.
V
In het tot artikel 14 vernummerde artikel 13 wordt «1 januari 2002» vervangen
door: 1 januari 2003.
Toelichting
I
De wijziging van het voorgestelde artikel 1, eerste lid, betreft een tekstuele
aanpassing.
II
De wijziging van het voorgestelde artikel 2, elfde lid, betreft een redactionele
aanpassing. Het toegevoegde twaalfde lid regelt de in de nota naar aanleiding
van het verslag besproken voorhangprocedure.
III
Met de wijziging van artikel 8 wordt de mogelijkheid geboden om ook nadere
regels te stellen voor het bepalen van de bijdrage bij gebruik van goederen
en diensten mede voor niet-compensable doeleinden (zoals onderwijs).
IV
Het wetsvoorstel volgt voor het recht op bijdrage uit het compensatiefonds
deels het factuurstelsel. In voorkomend geval ontstaat namelijk het bijdragerecht
op het tijdstip waarop de omzetbelasting aan het publiekrechtelijk lichaam
in rekening wordt gebracht. Gegeven dit uitgangspunt is het denkbaar dat partijen
bij prestaties die worden verricht vóór het tijdstip van inwerkingtreding
van de Wet op het BTW-compensatiefonds de facturering uitstellen tot na dat
tijdstip, teneinde recht op bijdrage deelachtig te worden. Een dergelijke
handelwijze houdt oneigenlijk gebruik van de compensatieregeling in. Om deze
reden bevat het nieuw voorgestelde artikel 13 een overgangsbepaling, die erop
neerkomt dat het recht op bijdrage wordt uitgesloten in gevallen waarin op
grond van de omzetbelastingwetgeving facturering had behoren plaats te hebben
vóór de inwerkingtreding van de Wet op het BTW-compensatiefonds.
De omzetbelastingwetgeving bevat het voorschrift dat de factuur moet worden
uitgereikt vóór de vijftiende dag na de maand waarin de levering
of de dienst is verricht.
V
Met de wijziging van het tot artikel 14 vernummerde artikel 13 wordt de
datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel bepaald op 1 januari
2003.
De Minister van Financiën,
G. Zalm