27 293
Wet op het BTW-compensatiefonds

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2001

Op 31 januari 2001 heeft bestuurlijk overleg plaats gevonden, waarbij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de bewindslieden van Financiën met vertegenwoordigers van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg hebben gesproken over het wetsvoorstel voor de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Uiteraard zullen de onderwerpen die tijdens dit bestuurlijk overleg zijn besproken, worden betrokken bij de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel. Nu wil ik u reeds het volgende melden.

Wat betreft de budgettaire aspecten is door mij benadrukt dat een evenwichtige benadering voorop staat. Dat wil zeggen dat de rekening voor budgettaire onzekerheden die voor provincies en gemeenten samenhangen met de invoering van het BTW-compensatiefonds niet eenzijdig bij het Rijk kan worden gelegd.

Mede gelet op de inspanningen die gemeenten nog moeten verrichten voor een goede invoering van de euro en de voorbereidingstijd die nodig is voor een goede invoering van het BTW-compensatiefonds door provincies en gemeenten, is afgesproken dat de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel voor zowel gemeenten als provincies wordt uitgesteld tot 1 januari 2003.

In het overleg met gemeenten en provincies is uitvoerig aan de orde geweest dat deze vertraging er mede toe leidt dat wij nu een jaar langer niet in staat zullen zijn een oplossing te bieden voor sommige BTW-problemen waar met name gemeenten mee kampen. Hier valt bijvoorbeeld te denken aan de BTW-verplichtingen rond het organiseren van culturele evenementen en festivals.

Overigens is het wenselijk om gewoon door te gaan met het wetgevingstraject voor het BTW-compensatiefonds, zodat na afronding van de parlementaire behandeling voor de provincies en gemeenten voldoende voorbereidingstijd resteert.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven