nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 februari 2001
Op 31 januari 2001 heeft bestuurlijk overleg plaats gevonden, waarbij
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de bewindslieden
van Financiën met vertegenwoordigers van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg hebben gesproken over het wetsvoorstel
voor de Wet op het BTW-compensatiefonds.
Uiteraard zullen de onderwerpen die tijdens dit bestuurlijk overleg zijn
besproken, worden betrokken bij de nota naar aanleiding van het verslag bij
het wetsvoorstel. Nu wil ik u reeds het volgende melden.
Wat betreft de budgettaire aspecten is door mij benadrukt dat een evenwichtige
benadering voorop staat. Dat wil zeggen dat de rekening voor budgettaire onzekerheden
die voor provincies en gemeenten samenhangen met de invoering van het BTW-compensatiefonds
niet eenzijdig bij het Rijk kan worden gelegd.
Mede gelet op de inspanningen die gemeenten nog moeten verrichten voor
een goede invoering van de euro en de voorbereidingstijd die nodig is voor
een goede invoering van het BTW-compensatiefonds door provincies en gemeenten,
is afgesproken dat de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel voor
zowel gemeenten als provincies wordt uitgesteld tot 1 januari 2003.
In het overleg met gemeenten en provincies is uitvoerig aan de orde geweest
dat deze vertraging er mede toe leidt dat wij nu een jaar langer niet in staat
zullen zijn een oplossing te bieden voor sommige BTW-problemen waar met name
gemeenten mee kampen. Hier valt bijvoorbeeld te denken aan de BTW-verplichtingen
rond het organiseren van culturele evenementen en festivals.
Overigens is het wenselijk om gewoon door te gaan met het wetgevingstraject
voor het BTW-compensatiefonds, zodat na afronding van de parlementaire
behandeling voor de provincies en gemeenten voldoende voorbereidingstijd resteert.
De Minister van Financiën,
G. Zalm