nr. 26
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2002
Bijgaand stuur ik u het eindrapport «Voor een goede invoering van
het BTW-compensatiefonds» dat de Werkgroep inrichting administratie
BTW-compensatiefonds op 28 mei 2002 aan mij heeft aangeboden.
De Werkgroep is eind vorig jaar door mij ingesteld om benodigde aanpassingen
van de administratie praktisch hanteerbaar vorm te geven en/of vereenvoudigingsvoorstellen
te doen. Over het voornemen tot instelling van de Werkgroep heb ik u in oktober
2001 geïnformeerd1. De Werkgroep, die werd
voorgezeten door de heer R.J.P. Meulenbroek van de gemeente Breda, bestond
uit praktijkdeskundigen van gemeenten, provincies en het Rijk (met inbegrip
van de Belastingdienst).
Door de personele samenstelling van de Werkgroep was de inbreng verzekerd
vanuit de pilots in de gemeenten Amsterdam en de provincie Zuid-Holland. In
deze pilots werken de desbetreffende lokale overheden samen met de Belastingdienst.
In de komende maanden zal worden bezien hoe de ervaringen in de pilots gedeeld
kunnen worden met de andere provincies en gemeenten.
Ik heb waardering voor de vlotte en constructieve wijze waarop de deelnemers,
afkomstig uit verschillende disciplines, hebben samengewerkt. Het werk van
de Werkgroep kan, zoals de titel van het rapport weergeeft, bijdragen aan
een goede invoering van het BTW-compensatiefonds. De aanbevelingen in het
rapport worden door de staatssecretaris van Financiën en mij overgenomen.
In het rapport worden verschillende onderwerpen besproken die voor individuele
provincies, gemeenten en kaderwetgebieden van belang zijn bij de invoering
van het BTW-compensatiefonds in hun organisatie. Het rapport zullen we dan
ook onder de aandacht van de individuele provincies, gemeenten en kaderwetgebieden
brengen.
Door de werkwijze van de Werkgroep was het mogelijk om al voordat het
eindrapport werd uitgebracht aan vier van de zeven aanbevelingen uitvoering
te geven. Dit heeft geleid tot de volgende acties:
1. In maart 2002 heeft de Belastingdienst aan alle provincies, gemeenten
en kaderwetgebieden algemene informatie gezonden over de administratieve verplichtingen
die samenhangen met de heffing van omzetbelasting (aanbeveling 1).
2. De voorlopige uitneemformule alsmede een indicatie van de individuele
uitname per gemeente en provincie is opgenomen in de Brochure BTW-compensatiefonds
Vraag en antwoord (mei 2002). Deze brochure is aan alle gemeenten, provincies,
kaderwetgebieden en de bevoegde eenheden van de Belastingdienst gezonden.
Voorts wordt aan de uitneemformule aandacht besteed in de meicirculaire 2002
(aanbeveling 5).
3. De meerjarige werking van de minimumuitkering is in de hiervoor genoemde
brochure toegelicht (aanbeveling 6).
4. De gevolgen van het BTW-compensatiefonds voor de (administratie van)
samenwerkingsverbanden is uiteengezet in een afzonderlijke brochure (Brochure
samenwerkingsverbanden en de Wet op het BTW-compensatiefonds). Ook deze brochure
is aan alle gemeenten, provincies, kaderwetgebieden en de bevoegde eenheden
van de Belastingdienst gezonden (aanbeveling 7).
De Werkgroep heeft geen concrete aanbevelingen gedaan die moeten leiden
tot aanpassing van het wetsvoorstel voor de Wet op het BTW-compensatiefonds.
Wel is in de Werkgroep gesproken over de op artikel 4 van het wetsvoorstel
te baseren algemene maatregel van bestuur. Daarin moet worden geregeld in
welke gevallen het recht op bijdrage wordt uitgesloten. In dat verband is
gesproken over een mogelijke tekstaanpassing van dat artikel. Een dergelijke
verduidelijkende aanpassing wordt door ons bezien in samenhang met de op te
stellen ontwerp algemene maatregel van bestuur. In dat verband wordt overwogen
een afzonderlijk wetsvoorstel in te dienen dat strekt tot het aanbrengen van
enkele tekstaanpassingen van de Wet op het BTW-compensatiefonds.
Een van de aanbevelingen van de Werkgroep is direct gericht aan de provincies
en gemeenten. De provincies en gemeenten die willen kiezen voor de forfaitaire
methode bij de verwerking van de zogenoemde gemengde kosten, wordt geadviseerd
hierover tijdig contact op te nemen met de contactpersoon van de eigen Belastingeenheid
(aanbeveling 3).
Aan de resterende twee aanbevelingen zal uitvoering worden gegeven nadat
het wetsvoorstel voor de Wet op het BTW-compensatiefonds tot wet zal zijn
verheven en in het Staatsblad zal zijn geplaatst. Het gaat hierbij om het
volgende.
1. Het uitvoeringsbesluit en de uitvoeringsregeling behorende bij de Wet
op het BTW-compensatiefonds zullen worden vastgesteld en gepubliceerd. De
gevolgen van deze regelgeving voor de administratieve inrichting zullen in
een brochure worden toegelicht (aanbeveling 2).
2. Een beleidsbesluit zal worden vastgesteld en gepubliceerd waarin de
intrekking van de beleidsregel met betrekking tot de grondexploitatie (BTW
28) wordt geregeld. Hierin wordt de individuele gemeenten de keuze gelaten
om de financiële ontwikkeling van de bestemmingsplannen die op 31 december
2002 bij haar in exploitatie zijn nog tot en met het jaar 2007 van invloed
te laten zijn op de aftrek van voorbelasting die vóór 1 januari
2003 in rekening is gebracht, danwel de regeling, door middel van een vaststellingsovereenkomst,
met ingang van 1 januari 2003 definitief te beëindigen (aanbeveling 4).
De Minister van Financiën,
G. Zalm