27 293
Wet op het BTW-compensatiefonds

nr. 191
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2002

Bijgaand stuur ik u het eindrapport «Voor een goede invoering van het BTW-compensatiefonds» dat de Werkgroep inrichting administratie BTW-compensatiefonds op 28 mei 2002 aan mij heeft aangeboden.

De Werkgroep is eind vorig jaar door mij ingesteld om benodigde aanpassingen van de administratie praktisch hanteerbaar vorm te geven en/of vereenvoudigingsvoorstellen te doen. Over het voornemen tot instelling van de Werkgroep heb ik u in oktober 2001 geïnformeerd2. De Werkgroep, die werd voorgezeten door de heer R.J.P. Meulenbroek van de gemeente Breda, bestond uit praktijkdeskundigen van gemeenten, provincies en het Rijk (met inbegrip van de Belastingdienst).

Door de personele samenstelling van de Werkgroep was de inbreng verzekerd vanuit de pilots in de gemeenten Amsterdam en de provincie Zuid-Holland. In deze pilots werken de desbetreffende lokale overheden samen met de Belastingdienst. In de komende maanden zal worden bezien hoe de ervaringen in de pilots gedeeld kunnen worden met de andere provincies en gemeenten.

Ik heb waardering voor de vlotte en constructieve wijze waarop de deelnemers, afkomstig uit verschillende disciplines, hebben samengewerkt. Het werk van de Werkgroep kan, zoals de titel van het rapport weergeeft, bijdragen aan een goede invoering van het BTW-compensatiefonds. De aanbevelingen in het rapport worden door de staatssecretaris van Financiën en mij overgenomen.

In het rapport worden verschillende onderwerpen besproken die voor individuele provincies, gemeenten en kaderwetgebieden van belang zijn bij de invoering van het BTW-compensatiefonds in hun organisatie. Het rapport zullen we dan ook onder de aandacht van de individuele provincies, gemeenten en kaderwetgebieden brengen.

Door de werkwijze van de Werkgroep was het mogelijk om al voordat het eindrapport werd uitgebracht aan vier van de zeven aanbevelingen uitvoering te geven. Dit heeft geleid tot de volgende acties:

1. In maart 2002 heeft de Belastingdienst aan alle provincies, gemeenten en kaderwetgebieden algemene informatie gezonden over de administratieve verplichtingen die samenhangen met de heffing van omzetbelasting (aanbeveling 1).

2. De voorlopige uitneemformule alsmede een indicatie van de individuele uitname per gemeente en provincie is opgenomen in de Brochure BTW-compensatiefonds Vraag en antwoord (mei 2002). Deze brochure is aan alle gemeenten, provincies, kaderwetgebieden en de bevoegde eenheden van de Belastingdienst gezonden. Voorts wordt aan de uitneemformule aandacht besteed in de meicirculaire 2002 (aanbeveling 5).

3. De meerjarige werking van de minimumuitkering is in de hiervoor genoemde brochure toegelicht (aanbeveling 6).

4. De gevolgen van het BTW-compensatiefonds voor de (administratie van) samenwerkingsverbanden is uiteengezet in een afzonderlijke brochure (Brochure samenwerkingsverbanden en de Wet op het BTW-compensatiefonds). Ook deze brochure is aan alle gemeenten, provincies, kaderwetgebieden en de bevoegde eenheden van de Belastingdienst gezonden (aanbeveling 7).

De Werkgroep heeft geen concrete aanbevelingen gedaan die moeten leiden tot aanpassing van het wetsvoorstel voor de Wet op het BTW-compensatiefonds. Wel is in de Werkgroep gesproken over de op artikel 4 van het wetsvoorstel te baseren algemene maatregel van bestuur. Daarin moet worden geregeld in welke gevallen het recht op bijdrage wordt uitgesloten. In dat verband is gesproken over een mogelijke tekstaanpassing van dat artikel. Een dergelijke verduidelijkende aanpassing wordt door ons bezien in samenhang met de op te stellen ontwerp algemene maatregel van bestuur. In dat verband wordt overwogen een afzonderlijk wetsvoorstel in te dienen dat strekt tot het aanbrengen van enkele tekstaanpassingen van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Een van de aanbevelingen van de Werkgroep is direct gericht aan de provincies en gemeenten. De provincies en gemeenten die willen kiezen voor de forfaitaire methode bij de verwerking van de zogenoemde gemengde kosten, wordt geadviseerd hierover tijdig contact op te nemen met de contactpersoon van de eigen Belastingeenheid (aanbeveling 3).

Aan de resterende twee aanbevelingen zal uitvoering worden gegeven nadat het wetsvoorstel voor de Wet op het BTW-compensatiefonds tot wet zal zijn verheven en in het Staatsblad zal zijn geplaatst. Het gaat hierbij om het volgende.

1. Het uitvoeringsbesluit en de uitvoeringsregeling behorende bij de Wet op het BTW-compensatiefonds zullen worden vastgesteld en gepubliceerd. De gevolgen van deze regelgeving voor de administratieve inrichting zullen in een brochure worden toegelicht (aanbeveling 2).

2. Een beleidsbesluit zal worden vastgesteld en gepubliceerd waarin de intrekking van de beleidsregel met betrekking tot de grondexploitatie (BTW 28) wordt geregeld. Hierin wordt de individuele gemeenten de keuze gelaten om de financiële ontwikkeling van de bestemmingsplannen die op 31 december 2002 bij haar in exploitatie zijn nog tot en met het jaar 2007 van invloed te laten zijn op de aftrek van voorbelasting die vóór 1 januari 2003 in rekening is gebracht, danwel de regeling, door middel van een vaststellingsovereenkomst, met ingang van 1 januari 2003 definitief te beëindigen (aanbeveling 4).

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

Eerder gedrukt met foutief ondernummer.

XNoot
2

Kamerstukken II 2001/02, 27 293, nr. 12, blz. 2.

Naar boven