27 184
Aanpassingswet Wet inkomstenbelasting 2001

nr. 7
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 november 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A. In Hoofdstuk 1, afdeling A, artikel II. Coördinatiewet Sociale Verzekering, onderdeel A, onder 11, wordt in het voorgestelde artikel 6, twaalfde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering de zin «Ingeval het gespaarde bedrag door de werknemer is opgenomen bij beëindiging van zijn dienstbetrekking, mag voor elke maand dat het gespaarde bedrag niet is opgenomen een evenredig deel van de spaarpremie worden toegekend.» vervangen door: Ingeval het spaarloon door de werknemer is opgenomen bij beëindiging van zijn dienstbetrekking, wordt voor elke maand gedurende welke het spaarloon voortijdig is opgenomen premie geheven van de werknemer ter zake van een evenredig deel van het spaarloon.

B. Hoofdstuk I, afdeling F, artikel IV. Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A komt te luiden:

A. Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de begripsbepaling vanbelastbare minimumloon.

2. In het eerste lid wordt na de begripsbepaling vandeelnemer ingevoegd:

gecorrigeerde belastbare loon: belastbare loon als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

a. bij dat loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan € 119,– en niet meer dan € 1 605,–,

b. bij dat loon uit vroegere dienstbetrekking: € 487,–,

gecorrigeerde belastbare minimumloon: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag, afgeleid van het totaal van het minimumloon en de minimumvakantiebijslag voor een 23-jarige op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, gecorrigeerd overeenkomstig het gecorrigeerde belastbare loon,

gecorrigeerde verzamelinkomen: verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 verminderd met:

a. indien in het kalenderjaar waarover het verzamelinkomen wordt berekend, de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is toegepast: € 1 355,–,

b. indien in het kalenderjaar waarover het verzamelinkomen wordt berekend, loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

1°. bij dat loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan € 119,– en niet meer dan € 1 605,–,

2°. bij dat loon uit vroegere dienstbetrekking: € 487,–,.

3. Toegevoegd wordt een vijfde lid, luidende:

5. Met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking wordt gelijkgesteld:

a. loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen behoudens uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, en

b. loon in de vorm van uitkeringen ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.

2. Na onderdeel A wordt ingevoegd onderdeel Aa, luidende:

Aa. Na artikel 1.5 wordt ingevoegd artikel 1.6, luidende:

Artikel 1.6. Inspecteur der rijksbelastingen bepaalt inkomen of loon

De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de debiteur, partner van de debiteur of ouder, bepaalt op verzoek van de IB-Groep het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon van de desbetreffende debiteur, partner van de debiteur of ouder.

3. Onderdeel H wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Op het draagkrachtinkomen wordt in mindering gebracht de draagkrachtvrije voet. Deze voet is gelijk aan het gecorrigeerde belastbare minimumloon in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, indien voor de debiteur voor de inkomstenbelasting – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting, de aanvullende alleenstaande-ouderkorting of voor zijn partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing is. Indien voor de debiteur de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of de algemene heffingskorting maar niet de alleenstaande-ouderkorting of de aanvullende alleenstaande-ouderkorting van toepassing is, is de draagkrachtvrije voet 0%, onderscheidenlijk 50% van de voet die van toepassing zou zijn indien voor de debiteur – naast de algemene heffingskorting – voor zijn partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing zou zijn.

2. Onder vernummering van het derde en vierde lid in het vierde en vijfde lid, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

3. In het derde lid wordt voor «belastbare minimumloon» ingevoegd: gecorrigeerde.

4. Onderdeel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In artikel 6.12, derde lid, wordt telkens voor «belastbare minimumloon» ingevoegd: gecorrigeerde.

5. Onderdeel Ja wordt vervangen door de onderdelen Ja tot en met Jc, luidende:

Ja. Na artikel 9.6 wordt ingevoegd artikel 9.6a, luidende:

Artikel 9.6a. Verstrekken van inlichtingen door inspecteur der rijksbelastingen

De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen, verstrekt de gegevens inzake het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon aan de IB-Groep volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

Jb. 1. Voor de tekst van artikel 12.1 wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Toegevoegd worden een tweede tot en met vijfde lid, luidende:

2. In afwijking van artikel 1.1, eerste lid, geldt tot 1 januari 2002 in de begripsbepaling van:

a. gecorrigeerde belastbare loon in plaats van «€ 119,–»: f 263,–, in plaats van «€ 1 605,–»: f 3 538,– en in plaats van «€ 487,–»: f 1 073,–, en

b. gecorrigeerde verzamelinkomen in plaats van «€ 1 355,–»: f 2 987,–, in plaats van «€ 119,–»: f 263,–, in plaats van «€ 1 605,–»: f 3 538,– en in plaats van «€ 487,–»: f 1 073,–.

3. Onverminderd het tweede lid luiden in afwijking van artikel 1.1, eerste lid, voor de berekening van het gecorrigeerde belastbare loon en van het gecorrigeerde verzamelinkomen over de kalenderjaren 2001 tot en met 2003 de begripsbepalingen daarvan als volgt:

gecorrigeerde belastbare loon: belastbare loon als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964 verminderd met het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

a. bij dat loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan € 119,– en niet meer dan € 1 605,–,

b. bij dat loon uit vroegere dienstbetrekking: € 487,–

c. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen kosten van woon-werkverkeer (reiskostenforfait), maar niet meer dan € 939,–,

d. indien in het kalenderjaar 2000 loon uit dienstbetrekking wordt genoten: het bedrag van de in dat jaar in aanmerking genomen aftrekbare kosten terzake van inkomsten uit arbeid andere dan kosten van woon-werkverkeer, na toepassing van artikel 37, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, verminderd met 12% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in dat jaar, maar met niet minder dan € 119,– en met niet meer dan € 1 605,–,

e. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964,

f. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen premies voor lijfrenten, maar niet meer dan € 2 804,–, verminderd met € 1 036,–, maar niet verder dan tot nihil; indien bij de echtgenoot van degene van wie het gecorrigeerd verzamelinkomen wordt berekend geen premies voor lijfrenten in aanmerking genomen zijn, worden de bedragen van € 2 804,– en € 1 036,– verhoogd tot € 5 608,– onderscheidenlijk € 2 072,–,

g. het bedrag van de in het kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen en pleegkinderen van 27 jaar en ouder, alsmede andere bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964,

gecorrigeerde verzamelinkomen: verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 verminderd met:

a. indien in het kalenderjaar waarover het verzamelinkomen wordt berekend, de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is toegepast: € 1 355,–,

b. indien in het kalenderjaar waarover het verzamelinkomen wordt berekend, loon in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:

1°. bij dat loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan € 119,– en niet meer dan € 1 605,–,

2°. bij dat loon uit vroegere dienstbetrekking: € 487,–, en

c. de bedragen, bedoeld in de begripsbepaling van gecorrigeerde belastbare loon, onderdelen c tot en met g.

4. In afwijking van het derde lid geldt tot 1 januari 2002 in de begripsbepaling van het gecorrigeerde belastbare loon in plaats van «€ 2 804,–»: f 6 179,–, in plaats van «€ 1 036,–»: f 2 283,–, in plaats van «€ 5 608,–»: f 12 358,– en in plaats van «€ 2 072,–»: f 4 566,–.

5. De correctieposten, bedoeld in het derde lid, onderdelen c tot en met g, van de begripsbepaling gecorrigeerde belastbare loon, en die bedoeld in het derde lid, onderdeel c, van de begripsbepaling gecorrigeerde verzamelinkomen, worden indien het gecorrigeerde belastbare loon of het gecorrigeerde verzamelinkomen over het kalenderjaar 2001 wordt berekend, voor het geheel in aanmerking genomen, indien het gecorrigeerde belastbare loon of het gecorrigeerde verzamelinkomen over het kalenderjaar 2002 wordt berekend, voor 2/3 deel in aanmerking genomen en indien het gecorrigeerde belastbare loon of het gecorrigeerde verzamelinkomen over het kalenderjaar 2003 wordt berekend, voor 1/3 deel in aanmerking genomen.

Jc. Na artikel 12.1 worden ingevoegd artikel 12.1a, luidende:

Artikel 12.1a. Afwijking van de artikelen 3.9, 3.10, 3.11. 3.12, 3.17, 6.2, 6.11, 6.12 en 6.13 in verband met de Wet inkomstenbelasting 2001

1. Voorzover het peiljaar, het jaar na het peiljaar, het tweede jaar na het peiljaar of het derde jaar na het peiljaar een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar is, wordt voor de toepassing van de artikelen 3.9, 3.10, 3.11 en 3.12:

a. onder het gecorrigeerde verzamelinkomen in artikel 3.9, eerste lid, eerste volzin, verstaan het belastbare inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en wordt overigens onder het gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan het belastbare inkomen,

b. onder de gecorrigeerde verzamelinkomens verstaan de belastbare inkomens,

c. onder het vast te stellen gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan het vast te stellen belastbare inkomen,

d. onder de Wet inkomstenbelasting 2001 verstaan de Wet op de inkomstenbelasting 1964,

e. onder artikel 9.4 verstaan artikel 64,

f. onder het gecorrigeerde belastbare loon in artikel 3.9, tweede lid, verstaan het zuivere loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964 en wordt overigens onder het gecorrigeerde belastbare loon verstaan het zuivere loon,

g. in artikel 3.9, derde lid, voor «Indien voor een ouder voor de inkomstenbelasting – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting of de aanvullende alleenstaande-ouderkorting van toepassing is «gelezen: Indien een ouder voor de inkomstenbelasting is ingedeeld in tariefgroep 4 of 5, en

h. in artikel 3.12 voor «Indien voor een ouder voor de inkomstenbelasting na het peiljaar – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting of de aanvullende alleenstaande-ouderkorting van toepassing wordt» gelezen: Indien een ouder na het peiljaar is ingedeeld in een andere tariefgroep.

2. Voorzover voor de toepassing van artikel 3.17 het toetsingsinkomen over een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar moet worden bepaald, wordt voor de toepassing van dat artikel:

a. onder de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in de artikelen 3.2 en 3.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek verstaan de winst uit onderneming, bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk II van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, en

b. aan het slot van onderdeel b toegevoegd: «en» en voor de onderdelen c tot en met f gelezen: c. de niet als loon uit dienstbetrekking genoten zuivere inkomsten, bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk II van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

3. Voorzover het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld, het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld of het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar is, wordt voor de toepassing van de artikelen 6.2, 6.11, 6.12 en 6.13:

a. onder zijn gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan zijn belastbare inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964,

b. onder een gecorrigeerd verzamelinkomen verstaan een belastbaar inkomen,

c. onder het gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan het belastbare inkomen,

d. onder het vast te stellen gecorrigeerde verzamelinkomen verstaan het vast te stellen belastbare inkomen,

e. onder het gecorrigeerde belastbare loon verstaan het zuivere loon,

f. in artikel 6.11, tweede lid, voor «indien voor de debiteur voor de inkomstenbelasting – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting, de aanvullende alleenstaande-ouderkorting of voor zijn partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing is» gelezen: «indien de debiteur voor de inkomstenbelasting is ingedeeld in tariefgroep 3, 4 of 5». Voorts wordt voor «Indien voor de debiteur de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, of de algemene heffingskorting maar niet de alleenstaande-ouderkorting of de aanvullende alleenstaande-ouderkorting van toepassing is» gelezen: «Indien de debiteur is ingedeeld in tariefgroep 1 of 2». Ten slotte wordt voor «indien voor de debiteur – naast de algemene heffingskorting – voor zijn partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing zou zijn» gelezen: bij indeling in tariefgroep 3, en

g. in artikel 6.13 wordt voor «Indien voor de debiteur voor de inkomstenbelasting» gelezen: «Indien de debiteur» en wordt voor «– naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting, de aanvullende alleenstaande-ouderkorting of voor zijn partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing wordt» gelezen: is ingedeeld in een andere tariefgroep.

6. Onderdeel M vervalt.

Toelichting

A

Bij de eerste nota van wijziging is het voorgestelde twaalfde lid van artikel 6 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering aangevuld zodat deze in zijn geheel overeen zou komen met artikel 32, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Daarbij is echter per abuis een zin overgenomen uit het toekomstige artikel 31a van de Wet op de loonbelasting 1964, dat ziet op de premiespaarregeling. Deze misslag wordt hierbij hersteld.

B

Deze opgenomen wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 betreft vrijwel geheel een technische aanpassing. De bepalingen die in de eerste nota van wijziging aan de Wet studiefinanciering 2000 zijn toegevoegd, worden door de onderhavige nota van wijziging op een wetssystematisch meer logische plaats in die wet gevoegd. De voorgestelde wijzigingen betreffen dus voornamelijk het verplaatsen van bepalingen die in de eerste nota van wijziging in de Wet studiefinanciering 2000 zijn gevoegd. Tevens wordt het begrip «belastbare minimumloon» in artikel 1.1 gewijzigd in: gecorrigeerde belastbare minimumloon. Voorts wordt het bedrag van de correctie voor de zelfstandigenaftrek, dat onjuist was opgenomen in de wijziging van de Wet studiefinanciering 2000, aangepast. Zoals in de toelichting bij de eerste nota van wijziging was aangegeven wordt bij de correctie voor de standaardeffecten het bedrag voor de zelfstandigenaftrek gesteld op f 2987 ( 1355). In de wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 was abusievelijk een ander bedrag opgenomen, dit wordt thans hersteld.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

Naar boven