27 062 Alleenstaande minderjarige asielzoekers

Nr. 87 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2013

De Inspectie Jeugdzorg (IJZ) heeft een meerjarenprogramma toezicht op de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) opgesteld voor de jaren 2011–2014. Het eerste onderdeel van dit programma betrof onderzoek naar de opvang van amv’s op de amv campuslocaties. Dat rapport is eerder met een beleidsreactie aan uw Kamer toegezonden.1

Aansluitend is de IJZ in het voorjaar van 2012 een onderzoek gestart naar de opvang van amv’s in de proces opvanglocaties (pol’s)2. De pol’s zijn gevestigd in Oisterwijk en Wageningen. De onderzoeksvraag luidde als volgt:

«In hoeverre slaagt het COA erin een veilige opvang te bieden aan amv’s op de proces opvanglocaties?».

In het rapport beschrijft de IJZ de bevindingen van het onderzoek en haar oordeel over de mate waarin het COA zorg draagt voor een veilige en verantwoorde opvang voor amv’s. Zoals u in het rapport kunt lezen luidt het oordeel van de IJZ dat het COA erin slaagt voldoende (fysieke) veiligheid te bieden aan amv’s op de pol’s. De jongeren geven ook aan zich over het algemeen veilig te voelen. Het COA bereikt voldoende fysieke veiligheid door een combinatie van maatregelen zoals goed toezicht op de jongeren, onderzoek naar veiligheidsbeleving, permanente bereikbaarheid en beschikbaarheid alsmede diverse trainingen. Ook hebben COA en Nidos geïnvesteerd in een betere samenwerking, hetgeen in positieve zin bijdraagt aan de veiligheid van het leefklimaat.

Naast deze positieve constateringen noemt de IJZ ook een aantal verbeterpunten:

Verbeterpunten

  • Jongeren worden onvoldoende in staat gesteld om zelf rechtstreeks een klacht in te dienen bij een onafhankelijke klachtencommissie. De mentoren geven aan dat een jongere in de praktijk eventuele klachten aangeeft bij de mentor, voogd of Vluchtelingenwerk.

  • IJZ constateert dat de mentoren onvoldoende inzicht hebben in de ontwikkeling van de individuele jongeren op de verschillende leefgebieden. Dit inzicht is mede van belang om een goede afweging te kunnen maken ten aanzien van de vervolgplaatsing van de jongeren na 3 maanden. Evenals in de campuslocaties wordt er bij de (competentiegerichte) begeleiding van jongeren gewerkt met de vernieuwde methodiek amv-opvang uit 2010. Dit kader wordt echter gedeeltelijk en niet consequent gebruikt en bewaakt. Ook vindt het uitwisselen van informatie over de ontwikkeling van de jongeren tussen het COA en Nidos alsmede het voeren van gezamenlijke gesprekken met de jongeren onvoldoende plaats. Waarbij ik in het midden laat welke organisatie daar verantwoordelijkheid voor draagt. Overigens geven de mentoren in beide locaties aan dat de dagelijkse contacten en afstemming met de voogden van Nidos verbeterd zijn.

  • Tenslotte geeft IJZ aan dat er zaken zijn waar het COA niet direct invloed op heeft, maar die het toch moeilijk maken om aan te sluiten op de individuele ontwikkeling van de jongere. Zo is vaak niet bekend of de jongere medicatie voorgeschreven krijgt en zo ja welke en welk effect die medicatie heeft op de jongere.

Op basis van het bovenstaande komt IJZ tot de volgende aanbevelingen:

Aan het COA:

  • Zorg dat de jongeren zonder belemmering toegang hebben tot de klachtencommissie van het COA. Dit houdt in dat de medewerkers de jongeren actief informeren over de mogelijkheden om te klagen en dat de jongeren niet om klachtenformulieren hoeven te vragen, maar dat deze gemakkelijk verkrijgbaar zijn en direct aan de klachtencommissie gestuurd kunnen worden.

  • Bepaal welke onderdelen van de amv-methodiek (huisregels en verblijfsplannen) van belang zijn om met jongeren in de pol-periode aan te werken en bewaak dat dit bij medewerkers bekend is en consequent wordt uitgevoerd. Betrek Nidos hierbij als het gaat om de informatie-uitwisseling en de overlegmomenten.

  • Zorg dat van het onderzoek naar veiligheidsbeleving van jongeren kwantitatieve en kwalitatieve analyses (kunnen) worden gemaakt. Dit biedt een beter inzicht op grond waarvan gerichte maatregelen genomen kunnen worden.

De IJZ verwacht dat het COA voor 1 april 2013 een rapportage verzorgt aan de IJZ waarin aangegeven wordt hoe bovenstaande aanbevelingen in de praktijk zijn uitgewerkt.

Aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie:

  • Zie erop toe dat het COA de aanbevelingen binnen de genoemde termijnen uitvoert.

  • Bevorder, in overleg met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, dat goede afspraken worden gemaakt tussen het COA en de Gezondheidscentra voor Asielzoekers (GCA) over medische informatie en medicatieverstrekking, die passen bij de verantwoordelijkheid van het COA voor het welzijn van de jongere.

Reactie op de aanbevelingen

Het COA heeft aangegeven dat het de door IJZ gevraagde rapportage tijdig zal aanleveren. Hierop zal ik ook toezien, waarbij ik ten aanzien van de aanbeveling inzake de uitwisseling van informatie tussen COA en Nidos en de gezamenlijke overlegmomenten met de jongeren, van mening ben dat daar een gezamenlijke verantwoordelijkheid ligt voor beide organisaties. Ten aanzien van de aanbeveling om te bevorderen dat goede afspraken worden gemaakt tussen het COA en de GCA over medische informatie en medicatieverstrekking ben ik het met IJZ eens dat het van belang kan zijn voor het welzijn van de jongeren dat begeleiders op de hoogte zijn van medicijngebruik en/of medische klachten van jongeren. Ik heb het COA dan ook gevraagd om binnen hun mogelijkheden extra alert te zijn op medische klachten en/of daarmee samenhangend gedrag.

Het maken van afspraken tussen het COA en de GCA over medische informatie en medicijnverstrekking raakt aan het medisch beroepsgeheim en moet dus voldoen aan de daarvoor geldende wettelijke regels. Dit betekent dat amv’s van 12 jaar en ouder in principe zelf toestemming moeten geven voor verstrekking van gegevens door GCA aan het COA. Bij patiënten van nog geen twaalf jaar moet het Nidos, als voogd, toestemming verlenen. Ik heb het COA gevraagd in overleg te treden met het GCA en Nidos over dit onderwerp. Doel hiervan is af te stemmen in welke situaties en onder welke voorwaarden verstrekking van medische informatie over amv’s kan plaatsvinden. Wanneer blijkt dat hiertoe – binnen de wettelijke regels – voldoende mogelijkheden zijn, zal het COA met genoemde partijen komen tot nadere, voor de uitvoering werkbare, afspraken.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Kamer II; 27 062, nr. 74 d.d. 16 mei 2012.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven