27 017 Homo-emancipatiebeleid

Nr. 103 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2017

Inleiding

Tijdens de behandeling op dinsdag 4 april jongstleden van de mondelinge vraag van het lid Markuszower (PVV) over een homofoob incident in Arnhem (Handelingen II 2016/17, nr. 63, Mondelinge vragen van het lid Markuszower over het bericht dat afgelopen zaterdagnacht twee mannen zwaar zijn mishandeld in Arnhem), heeft het lid Van Dam (CDA) verzocht om een brief met meer achtergrondinformatie over dit incident, mede ten behoeve van het plenaire debat over discriminatie en racisme in uw Kamer op donderdag 6 april aanstaande.

Strafbare feiten kunnen maatschappelijke bezorgdheid en gevoelens van onveiligheid teweegbrengen. Het is dan ook vanzelfsprekend dat in de nasleep van een strafbaar feite vragen leven over bijvoorbeeld de gevolgen daarvan en de wijze waarop de politie en Openbaar Ministerie (OM) optreden.

Tijdens de plenaire vergadering van 12 oktober jl. (Handelingen II 2016/17, nr. 11, item 6) heeft uw Kamer een motie aangenomen waarin de regering is verzocht criteria op schrift te stellen met betrekking tot het delen van informatie die ook relevant kan zijn voor een strafrechtelijk onderzoek en die aan de Kamer te doen toekomen (Kamerstuk 29 754, nr. 401). Aan dit verzoek is door mijn ambtsvoorganger tegemoet gekomen in de brief van 21 december 2016 (Kamerstuk 29 754, nr. 411). De criteria die in de brief van 21 december 2016 uiteen zijn gezet zijn voor mij ook leidend geweest bij het opstellen van deze brief.

Uw Kamer dient goed en tijdig te worden geïnformeerd over zaken die maatschappelijk gevoelig zijn, zodat de Kamer niet alleen haar controlerende taak uit kan oefenen, maar ook omdat transparantie misverstanden kan voorkomen en het vertrouwen in het optreden van de overheid kan vergroten. Bij strafrechtelijke onderzoeken staan het opsporingsbelang, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het respecteren van de onafhankelijke rechtsgang in de weg aan het onverkort delen van informatie met uw Kamer. Uw Kamer en ik dienen er samen voor te zorgen dat de rechterlijke macht – het OM en de rechtspraak – zijn werk ongehinderd kan blijven doen. Daarbij is politieke terughoudendheid van groot belang.

Met deze brief kom ik tegemoet aan het verzoek van uw Kamer, met dien verstande dat het hier een individuele zaak betreft die nog in onderzoek is en dus geen informatie kan worden verstrekt die het onderzoek en een eventuele rechtsgang kan belemmeren. Ik zal daarom niet ingaan op de feiten en omstandigheden van het incident zelf.

Aangifte

Op zondag 2 april 2017 is een aangifte opgemaakt van twee mannen uit Arnhem die stellen op zaterdagnacht slachtoffer te zijn geworden van mishandeling met een homofoob motief. Na een melding via 112 is door politieagenten ter plaatse één persoon aangehouden. Naar aanleiding van de aangifte is een opsporingsonderzoek gestart. Op Facebook hebben de mannen hun versie van de gebeurtenissen weergegeven; dit heeft veel reuring en media-aandacht gegenereerd.

Vijf verdachten die bij het incident betrokken zijn geweest worden donderdag 6 april 2017 voorgeleid aan de rechter-commissaris. Het gaat om twee 14-jarige en drie 16-jarige jongens uit Arnhem.

Een 20-jarige man uit Gennep is dinsdag op vrije voeten gesteld. Hij werd kort na het incident in een woonwijk nabij de brug aangehouden. Uit het onderzoek tot nu toe is niet gebleken dat hij bij de mishandeling betrokken is. Hij heeft verklaard de overige verdachten niet te kennen.

Verloop van de zaak

Het OM vindt dat er tegen de vijf verdachten voldoende ernstige bezwaren zijn. Het OM zal bij de rechter-commissaris vorderen dat het voorarrest met twee weken wordt verlengd. Het vijftal wordt voorgeleid op verdenking van toebrengen zwaar lichamelijk letsel, dan wel poging daartoe en/of openlijk geweld.

Een van de verdachten gaf aan zelf mishandeld te zijn en daaraan letsel te hebben overgehouden. Hij heeft aangegeven te overwegen hiervan zelf aangifte te doen. Tot op heden (woensdag 5 april 16 uur) is echter nog geen aangifte opgemaakt.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

Naar boven