26 991 Voedselveiligheid

Nr. 432 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 september 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 27 augustus 2014 over de ontwerpregeling houdende wijziging van de Regeling dierlijke producten in verband met de aanduiding van bijzondere slachtpluimveehouderijsystemen (Kamerstuk 26 991, nr. 429).

De vragen en opmerkingen zijn op 11 september 2014 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 26 september 2014 zijn ze door hem beantwoord.

De voorzitter van de commissie voor Economische Zaken, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie voor Economische Zaken, Thomassen

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de Ontwerpregeling houdende wijziging van de Regeling dierlijke producten in verband met de aanduiding van bijzondere slachtpluimveehouderijsystemen (TK 26 991 nr. 92). Zij hebben nog enkele vragen ten aanzien van deze ontwerpregeling. Allereerst lezen deze leden dat, op enkele punten na, de gehele Productschap Pluimvee en Eieren (PPE)-regeling wordt overgenomen. De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister een nadere concretisering van de verplichting van de verlichting in stallen vastlegt in regelgeving. Kan de Minister aangeven of deze verplichting voortkomt uit Europese regelgeving? Zo ja, welke regeling is dat?

Wat is de motivatie om de eis dat de stal goed verlicht moet zijn, te wijzigen? Hoe past deze regelgeving in de ambitie van het kabinet om de regeldruk te verlagen? Is de concretisering met de sector besproken? Zo ja, waarom is het besproken? Zo nee, waarom niet? En als de sector is geconsulteerd, staat de sector positief tegenover het voorstel? Zo nee, wat zijn de bezwaren van de sector? Hierop aansluitend vragen deze leden welke andere verplichtingen geconcretiseerd, toegevoegd of aangescherpt zijn? Graag krijgen zij een toelichting.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de Ontwerpregeling houdende wijziging van de Regeling dierlijke producten in verband met de aanduiding van bijzondere slachtpluimveehouderijsystemen. Zij zijn er voorstander van dat de productschappen worden opgeheven en dat enkele taken van het PPE als publieke taak zijn aangemerkt. Deze leden verzoeken de Minister op een aantal vragen in te gaan. Waarom wordt de implementatie van de PPE-verordening in de regeling dierlijk producten niet gebruikt voor een verregaande verbetering van de voorwaarden aan stalsystemen (bijvoorbeeld de voorschriften ten aanzien van de dierbezetting, het bedekken van het beschikbare grondoppervlak met strooiselmaterialen etc.) die in artikel 2.32 zijn opgenomen en worden enkel de eisen inzake verlichting van de stal aangescherpt? Hoe is de Minister tot de norm van 20 lux verlichting voor pluimveestallen is gekomen? De leden van de PvdA-fractie vragen verder of de regels over de toediening van diergeneesmiddelen, die zijn ondergebracht in de diergeneesmiddelenregelgeving, en de regels over toediening van groeibevorderaars, die zijn opgenomen in de diergezondheidsregeling, minimaal gelijkwaardig zijn als de oude regels in de PPE? Waarom wordt gekozen voor het niet overnemen van het voorschrift uit de PPE-verordening van een gemiddeld levend slachtgewicht van maximaal 2.100 gram? Deze leden zijn van mening dat de reguliere zware (plof)kippen met meer welzijnsproblemen te maken hebben door hun hoge gewicht en zijn van mening dat alleen specifieke soorten kuikens die daarvoor geschikt zijn tot een hoger gewicht mogen worden gemest. Zij verzoeken de Minister om hierop in te gaan. Welke vrijstellingen en ontheffingen, die door het productschap zijn verleend conform het nieuwe artikel 4.2b, worden aangemerkt als door de Minister verleende ontheffingen? De leden van de PvdA-fractie verzoeken de Minister om hierover nadere informatie te geven. Voorts vragen zij of er afspraken met de sector zijn gemaakt over de bekostiging van het toezicht dat in plaats van door het productschap, nu door de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel en later door de NVWA zal worden uitgevoerd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de Ontwerpregeling houdende wijziging van de Regeling dierlijke producten in verband met de aanduiding van bijzondere slachtpluimveehouderijsystemen en willen de Minister van Economische Zaken nog enkele vragen stellen. Zij hebben vernomen dat op basis van artikel 4.2b de vrijstellingen en ontheffingen die door het productschap zijn verleend, overgenomen worden door de Minister. Deze vrijstellingen en ontheffingen geven de ondernemers de mogelijkheid producten op de markt te brengen met een verondersteld beter dierenwelzijn, terwijl dit in de praktijk (nog) niet zo blijkt te zijn. Deze leden vinden dit een onwenselijke situatie die, als het zich voordoet, zo kort mogelijk mag voortduren. Immers, de consument betaalt een hogere prijs voor een product met extra welzijnsclaims. Deelt de Minister deze mening? Zo nee, waarom niet? Op welke wijze gaat de Minister ervoor zorgen dat de consument geïnformeerd wordt dat binnen een bepaald «welzijnsvriendelijker» houderijsysteem vrijstellingen zijn verleend ten aanzien van bepaalde beloofde welzijnsnormen? Kan de Minister een overzicht geven van het aantal vrijstellingen en ontheffingen die er op dit moment zijn afgegeven en ten aanzien van welke welzijnsnormen? Zo nee, waarom niet? Gaat de Minister toetsen of de ontheffingen en vrijstellingen terecht zijn verleend? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, welk belang verzet zich daartegen? Op basis van welke criteria en binnen welke termijn gaat de Minister besluiten of de ontheffingen en vrijstellingen kunnen ofwel moeten worden ingetrokken? De leden van de PvdD-fractie ontvangen hierop graag een reactie.

II Antwoord / Reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD fractie

De leden van de VVD fractie vragen de Minister aan te geven of de nadere concretisering van de verplichting van de verlichting in stallen uit Europese regelgeving voortkomt, de motivatie ervan en of de sector geconsulteerd is hierover.

Antwoord:

In de verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) was een open norm opgenomen voor totale hoeveelheid licht (daglicht en kunstlicht) voor alternatieve/scharrel vleeskuikenstallen. Er werd vereist dat de stal bij normaal daglicht goed verlicht is. Er was ook een eis betreffende daglicht: bij een buiten gemeten daglichtsterkte van 1200 lux, diende in de stal ten minste 10 lux aan daglicht beschikbaar te zijn. De open norm in de PPE-verordening was niet goed te handhaven. Om te zorgen dat de stal ook bij een lage buitensterkte voldoende verlicht wordt, wordt geconcretiseerd dat op ten minste tachtig procent van het oppervlak ten allen tijde ten minste 20 lux licht in totaal (daglicht en kunstlicht) beschikbaar moet zijn. Met deze norm wordt aangesloten bij de verlichtingseis voor reguliere vleeskuikenstallen waarvoor op Europees niveau regels zijn gesteld. Op Europees niveau worden geen eisen gesteld aan de verlichting van scharrelstallen.

Uit informatie vanuit de sector is gebleken dat bij het huidige verlichtingsniveau van scharrelstallen, de norm van 20 lux op een gemiddelde dag in de meeste gevallen wordt bereikt en dat de bedrijven in de toekomst geen extra kosten zullen hoeven maken om aan de nieuwe eis te voldoen. Er zal dus geen effect zijn van deze eis op de regeldruk. De sector is geconsulteerd over de ontwerpregeling en heeft op dit punt geen bedenkingen geuit.

Deze leden vragen welke andere verplichtingen geconcretiseerd, toegevoegd of aangescherpt zijn.

Antwoord:

Er zijn verder geen verplichtingen uit de PPE verordening die geconcretiseerd, toegevoegd of aangescherpt zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA fractie

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de implementatie van de PPE-verordening in de regeling dierlijk producten niet gebruikt wordt voor een verregaande verbetering van de voorwaarden aan stalsystemen afgezien van de verlichtingseis.

Antwoord:

Bij de omzetting van de productschapsregelgeving met betrekking tot de publieke taken is het algemene uitgangspunt dat deze regelgeving inhoudelijk zoveel als mogelijk één op één wordt overgenomen. Dit om redenen van continuïteit in de uitvoering en de voortvarendheid van het omzettingsproces. Daarom geldt als uitgangspunt dat de welzijnsregels niet worden aangescherpt bij de omzetting van de productschapsregelgeving.

Deze leden vragen hoe de Minister tot de norm van 20 lux verlichting voor pluimveestallen is gekomen.

Antwoord:

Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoord op vragen van de VVD-fractie.

Deze leden vragen verder of de regels over de toediening van diergeneesmiddelen, die zijn ondergebracht in de diergeneesmiddelenregelgeving, en de regels over toediening van groeibevorderaars, die zijn opgenomen in de diergezondheidsregeling, minimaal gelijkwaardig zijn aan de oude regels in de PPE-verordening.

Antwoord:

De regels die over de toediening van diergeneesmiddelen en groeibevorderaars zijn opgenomen in de nationale wetgeving (Besluit en regeling diergeneesmiddelen) zijn inderdaad gelijkwaardig aan de oude regels op het gebied van diergeneesmiddelen in de PPE verordening.

Voorts vragen deze leden waarom gekozen wordt voor het niet overnemen van het voorschrift uit de PPE-verordening van een gemiddeld levend slachtgewicht van maximaal 2.100 gram?

Antwoord:

Zoals aangegeven in de toelichting is dit (nationale) voorschrift niet overgenomen omdat de sector aangegeven heeft behoefte te hebben om, als de markt daarom vraagt, zwaardere kippen te kunnen leveren die om die reden later worden geslacht dan op de minimale slachtleeftijd voor het desbetreffende houderijsysteem. Het gaat om kippen van erkende langzaam groeiende rassen die tot een hoger gewicht kunnen worden gehouden. Een grens aan de bezettingsdichtheid is van toepassing zodat het aan de bezetting gerelateerd welzijnsniveau in stand blijft. Bij scharrelkippen met uitloop is de bezettingsdichtheid maximaal 27,5 kg/m2 in de stal. Wanneer een ondernemer zwaardere kippen wil houden, moet de dierbezetting evenredig worden verminderd.

Deze leden vragen welke vrijstellingen en ontheffingen, die door het productschap zijn verleend conform het nieuwe artikel 4.2b, worden aangemerkt als door de Minister verleende ontheffingen.

Antwoord:

Er zijn in het verleden ontheffingen verleend aan houders van scharrelpluimvee die de eerste jaren na omschakeling nog niet konden voldoen aan de eisen betreffende daglicht. Deze ontheffingen zijn inmiddels verlopen. Er zijn geen geldende vrijstellingen en ontheffingen meer die door het productschap zijn verleend. Artikel 4.2b behelst een overgangsvoorziening voor eventueel geldende vrijstellingen en ontheffingen. Hiermee wordt gezorgd dat de bestaande situatie zoveel mogelijk ongewijzigd blijft. Dit sluit aan bij het uitgangspunt dat de regelgeving zoveel mogelijk één op één wordt overgenomen. Omdat er op dit moment geen vrijstellingen en ontheffingen meer gelden die door het productschap zijn verleend, zijn er geen vrijstellingen en ontheffing die door mij worden voortgezet.

Voorts vragen deze leden of er afspraken met de sector zijn gemaakt over de bekostiging van het toezicht dat in plaats van door het productschap, nu door de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel en later door de NVWA zal worden uitgevoerd?

Antwoord:

De onderhavige regelgeving is afgestemd met het pluimveebedrijfsleven.

Het toezicht op deze regelgeving zal plaatsvinden door de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ), onderdeel Nederlandse Controle Autoriteit Eieren (NCAE). Het COKZ/NCAE is in de Regeling dierlijke producten aangewezen als toezichthouder voor de handelsnormen voor pluimveevlees (Verordening (EG) nr. 543/2008). Onderdeel hiervan is het toezicht op slachtpluimveehouderijen die overeenkomstig artikel 11 en bijlage V van Verordening (EG) nr. 543/2008 een alternatief slachtpluimveehouderijsysteem toepassen. De onderhavige regelgeving sluit hier op aan.

De kosten van het toezicht van het COKZ/NCAE zijn retribueerbaar en worden in rekening gebracht bij de gecontroleerde bedrijven. Dit is conform de bestaande werkwijze onder de Wet dieren. De tarieven worden jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het COKZ en behoeven mijn goedkeuring.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD fractie

De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister hun mening deelt over de effecten van mogelijke vrijstellingen en ontheffingen en hoe de Minister de consument hierover gaat informeren.

Deze leden vragen om een overzicht van het aantal afgegeven vrijstellingen en ontheffingen.

Deze leden vragen of de Minister gaat toetsen of de ontheffingen en vrijstellingen terecht zijn verleend en op welke wijze, en op basis van welke criteria en binnen welke termijn de Minister gaat besluiten of de ontheffingen en vrijstellingen kunnen ofwel moeten worden ingetrokken.

Antwoord:

Ik verwijs u naar mijn antwoord op vragen van de PvdA-fractie hierover.

Naar boven