26 991 Voedselveiligheid

27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 362 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2013

Met deze brief stuur ik u, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, zoals toegezegd in mijn brief van 9 april 20131 een risicobeoordeling van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over de gevaren voor de mens van het gebruik van neonicotinoïden. Deze risicobeoordeling is een aanvulling op de risicobeoordeling van 26 maart 2013 van het RIVM en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)2 die ik met mijn vorige brief aan uw Kamer heb gestuurd.

Aanleiding voor dit onderzoek

De vaste Kamercommissie voor Economische Zaken heeft op 7 februari 2013 een brief ontvangen van de non-gouvermentele organisatie PAN Europe, getiteld «Handhaving Moratorium Neonicotinen ook voor de gezondheid van de mens van groot belang». PAN Europe stelde zich in deze brief op het standpunt dat er gevaar bestaat voor de volksgezondheid bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen uit de groep van de neonicotionoïden (ook wel neonicotinen genoemd). PAN Europe onderbouwde dit standpunt met voorbeelden waarin de inname van residuen van 4 neonicotinoïden met verschillende gewassen was berekend. Uit de beoordeling van deze brief door het RIVM en het Ctgb bleek onder meer dat er in de voorbeelden uit de brief geen sprake is van een risico voor de gezondheid van de mens. Omdat in deze voorbeelden een beperkt aantal toepassingen van neonicotinoiden aan de orde kwam en de neonicotinoïde clothianidin in de brief ontbrak, heb ik het RIVM gevraagd om een aanvullende risicobeoordeling uit te voeren voor alle mogelijke toepassingen van alle neonicotinoïden om een compleet beeld te vormen van de potentiële risico’s voor de mens van het gebruik van deze gewasbeschermingsmiddelen.

Uitkomst van de aanvullende risicobeoordeling

Uit de aanvullende risicobeoordeling van de vijf neonicotinoïden3 van het RIVM die bij deze brief is gevoegd4, komt naar voren dat alle toepassingen van clothianidin en tevens de toepassingen van imidacloprid, acetamiprid en thiamethoxam die niet in de eerdere beoordeling van het RIVM en het Ctgb aan de orde kwamen veilig zijn. Ook voor thiacloprid zijn meerdere toepassingen veilig. Het RIVM heeft echter enkele toepassingen van thiacloprid gevonden die mogelijk zouden kunnen leiden tot een overschrijding van de gezondheidskundige grenswaarde. Deze overschrijdingen kunnen plaatsvinden als het residugehalte van thiacloprid gelijk is aan de wettelijke residulimiet (maximum residue level: MRL), of aan het hoogste of mediane gehalte van de stof die is aangetroffen in veldproeven met dit middel. Het RIVM concludeert dat herziening van deze MRL’s voor thiacloprid gewenst is. Er is echter geen sprake geweest van enig risico voor de gezondheid van de Nederlandse consument. Dit concludeert het RIVM op basis van berekeningen met Nederlandse gegevens van werkelijk gemeten residugehaltes van de vijf neonicotinoïden op groente- en fruitmonsters. Uit dit onderzoek blijkt dat de werkelijke blootstelling aan alle neonicotinoïden, waaronder thiacloprid, ruim beneden de gezondheidskundige grenswaarden heeft gelegen. Het RIVM concludeert tevens dat bij gelijkblijvend gebruik van deze stoffen een toekomstig risico voor de volksgezondheid niet waarschijnlijk is.

Ook ik ben van mening dat een herziening van de betreffende MRL’s voor thiacloprid gewenst is. Een Europese herziening van deze MRL’s stond al gepland. Ik heb de Europese Commissie reeds verzocht om deze herziening versneld uit te laten voeren. Daarnaast zal de Europese Commissie voor de zomer maatregelen voorstellen om overschrijdingen te voorkomen.

PAN Europe stelde in de brief van 7 februari 2013 eveneens dat blootstelling aan residuen van verschillende middelen mogelijk is (dit wordt ook wel cumulatieve blootstelling genoemd). De zorg bestaat dat een optelling van de blootstellingsniveaus aan verschillende stoffen met eenzelfde werkingsmechanisme zal leiden tot overschrijdingen van toxicologische grenswaarden. Onderzoek laat tot nu toe zien dat de huidige beoordelingswijze waarbij naar de blootstelling van één stof wordt gekeken voldoende beschermend is om ook het risico van in werkelijkheid voorkomende gecombineerde blootstelling af te dekken. Er wordt in Europees verband gewerkt aan een methodologie voor de berekening van cumulatieve blootstelling en risicobeoordeling. Nederland levert hieraan een belangrijke bijdrage. Op dit moment is er echter nog geen internationaal afgestemde methodologie beschikbaar. Het RIVM heeft daarom een indicatieve cumulatieve risicoberekening uitgevoerd. De voorlopige conclusie van het RIVM uit deze berekeningen is dat ook van gecombineerde blootstelling aan de vijf neonicotinoïden geen gevaar voor de volksgezondheid te verwachten is.

Tweede open brief PAN Europe

PAN Europe heeft op 10 mei 2013 een tweede open brief met de titel «Moratorium Neonicotinen ook voor de gezondheid van de mens van groot belang» aan uw Kamer gestuurd. PAN Europe reageert hiermee op mijn eerdere brief aan uw Kamer over de gevaren van neonicotinoïden voor de mens. In de tweede open brief plaatst PAN Europe kritische noten bij onder meer de werkwijze van het Ctgb bij het Nederlandse beoordelingsproces voor de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de wijze waarop het RIVM risicobeoordelingen – waaronder de eerste beoordeling van de gevaren van neonicotinoïden van 26 maart 2013 – uitvoert.

Een deel van de zorgen van PAN Europe over de gevaren van neonicotinoïden wordt in de hierboven besproken aanvullende beoordeling van het RIVM geadresseerd. De kritiek op de werkwijze van het RIVM en het Ctgb deel ik niet. Ik heb geen enkele aanwijzing dat de werkwijze van het RIVM of het Ctgb in wetenschappelijke kringen op dit dossier ter discussie staat. Het Ctgb maakt bij het beoordelingsproces voor de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden gebruik van Europees geharmoniseerde toetsingskaders. Toelating is slechts mogelijk als er geen effecten zijn voor mens en dier en er evenmin onaanvaardbare effecten zijn voor het milieu. Ook het RIVM maakt gebruik van internationaal vastgestelde methoden voor de risicobeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen. Op basis hiervan concludeer ik dat het RIVM en het Ctgb op een correcte en algemeen geaccepteerde wetenschappelijke wijze hun taken vervullen.

Ten slotte hecht ik er aan te reageren op de verwijzing van PAN Europe naar een lopende beoordeling van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van een Japanse studie waarin schadelijke effecten van imidacloprid en acetamiprid op de hersenen bij ratten zijn gevonden. Als uit deze beoordeling blijkt dat er nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn die een direct gevaar voor mens, dier of milieu identificeren, dan zal het Ctgb, uiteraard in Europees verband, hier alert op reageren.

Eindconclusie

Uit de aanvullende risicobeoordeling van het RIVM concludeer ik dat de toepassingen van de vijf neonicotinoïden in principe veilig zijn maar dat herziening van een aantal MRL’s voor thiacloprid gewenst is. De daadwerkelijke blootstelling aan thiacloprid en de andere neonicotinoïden heeft volgens het RIVM niet geleid tot enig risico voor de gezondheid van de Nederlandse consument. Het RIVM concludeert daarnaast dat een toekomstig risico voor de volksgezondheid niet waarschijnlijk is. Zowel in Nederland als in Europa wordt prioriteit gegeven aan de herziening van de betreffende MRL's voor thiacloprid. Ik maak mij sterk voor een zo spoedig mogelijke afhandeling van dit traject.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Kamerbrief van de minister van VWS van 9 april 2013 over de brief «Handhaving Moratorium Neonicotinen ook voor de gezondheid van de mens van groot belang», Kamerstuk 26 991/27 858, nr. 346.

X Noot
2

Beoordeling open brief neonicotinoïden PAN Europe door het RIVM en het Ctgb van 26 maart 2013.

X Noot
3

Imidacloprid, acetamiprid, thiacloprid, clothianidin, thiamethoxam

X Noot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven