26 956 Beleidsnota Rampenbestrijding

Nr. 137 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juli 2012

Met deze brief bied ik het ILT-rapport «onderzoek naleving BRZO (uitvoering motie Van Tongeren) en de monitoringrapportage «naleving en handhaving BRZO-bedrijven 2011» aan1, mede namens de Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Veiligheid en Justitie.

Laatstgenoemde rapportage is, nu voor het eerst, gemaakt door het programma Landelijke Aanpak Toezicht Risicobeheersing Bedrijven (LAT-RB). Het LAT RB is het programma waarin de gezamenlijke toezichthouders (inspectie SZW, Veiligheidsregio’s, WABO bevoegd gezag en RWS) samenwerken aan de verbetering van het toezicht op de zogenaamde «majeure» risicobedrijven.

In mijn brief aan Uw Kamer van 28 februari 2012 over de BRZO-RUD’s (Kamerstuk 26 956, nr. 118) heb ik al aangegeven dat de volgende rapportages (over 2012 e.v.) bouwstenen gaan vormen voor de opstelling van een jaarlijkse integrale rapportage over de «Staat van Veiligheid», zoals bepleit door de Onderzoeksraad voor Veiligheid in één van haar aanbevelingen in het rapport van februari 2012 over de brand bij Chemiepack.

Voor wat betreft de twee bijgaande rapporten wil ik nog het volgende opmerken.

In de monitoringrapportage «naleving en handhaving BRZO-bedrijven 2011» van de gezamenlijke toezichthouders (LAT-RB) ligt de scope op het totale aantal BRZO-bedrijven. In 2011 heeft bij 348 van de totaal 416 BRZO-bedrijven een inspectie plaatsgevonden, (84% van het totaal), deze eerste rapportage richt zich dus op deze bedrijven. De keuze om wel of niet te inspecteren wordt elk inspectiejaar gemaakt op basis van risicogestuurd toezicht waarbij een systematische beoordeling van het naleefgedrag van het bedrijf in voorgaande jaren plaats vindt. Bedrijven die het BRZO goed naleven, kunnen minder frequent worden bezocht. Een landelijk hulpmiddel, het toezichtmodel BRZO, wordt hiertoe benut.

In lijn met de motie Van Tongeren (Kamerstuk 33 000 XII, nr. 46) is het onderzoek van ILT gericht op de bedrijven die in de eerder uitgevoerde Quick Scan, aan uw Kamer gerapporteerd op 14 juli 2011, werden geïdentificeerd. Als gevolg daarvan doet het ILT onderzoek uitspraken over een deel van de BRZO-bedrijven, namelijk die bedrijven waarbij de naleving reeds in 2009 en 2010 tekort schoot. In het Algemeen Overleg Risicobeleid en externe veiligheid van 27 juni 2012 van de Vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heb ik dat ook aangegeven. Wel zijn in de onderzoeksresultaten (gebaseerd op inspectieresultaten uit 2009, 2010 en 2011) de handhavingactiviteiten van de toezichthouders tot en met begin mei 2012 meegenomen. Tevens is meegenomen of de overtredingen al dan niet zijn opgeheven.

Uit de rapporten blijkt dat regelmatig overtredingen worden geconstateerd bij een deel van de BRZO-bedrijven, waaruit ik concludeer dat structurele en systematische aandacht voor de veiligheid bij die bedrijven onder de maat is. Tegelijkertijd constateer ik dat door het bevoegd gezag milieu in nagenoeg alle gevallen bij een overtreding handhaving is ingezet. Uniformiteit in wijze van handhaving en termijn tussen inspectie en opheffen overtreding zijn daarbij nog verbeterpunten.

De landelijk uniforme handhavingstrategie, die in de 2e helft 2012 gereed is, zal hier verbetering in aan gaan brengen.

Tot slot vraag ik nog aandacht voor het volgende.

Tijdens het vragenuur van 22 mei jl. (Handelingen II 2011/12, nr. 85, item 7, blz. 11–13), waar Minister Kamp van SZW namens mij optrad, zijn de inspectiecijfers uit het jaarplan 2011 van de Inspectie SZW ter sprake gekomen. Mevrouw Dikkers (PvdA) haalde aan dat het aantal inspecties met een derde is teruggelopen en dat zij zich niet kon voorstellen dat er geen gevolgen zouden zijn voor de petrochemische industrie. Minister Kamp heeft toegezegd nadere informatie te zullen verstrekken over het aantal inspecties bij BRZO-bedrijven. Hierbij los ik deze toezegging in.

Bij BRZO-bedrijven (w.o. de petrochemische industrie) is geen sprake van vermindering van het aantal inspecties. Er is zelfs een stijging te zien van het aantal BRZO-inspecties t.o.v. 2010 (282 versus 251), met een geringere beschikbare bezetting (35 versus 42 fte). Er is op basis van een risicoanalyse minder inspectietijd besteed in bedrijven die naleving redelijk tot goed op orde hadden. Daarentegen is intensiever geïnspecteerd in de bedrijven die meer aandacht behoeven.

Per saldo betekent dat meer inspecties en meer aandacht voor de slecht presterende bedrijven.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven