nr. 12
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 5 september 2000
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vernummering van de artikelen 10 en 11 tot 11 en 12 wordt een nieuw
artikel ingevoegd, dat als volgt luidt:
Artikel 10
Onze Ministers kunnen gedurende een door hen te bepalen termijn en onder
door hen te stellen voorwaarden aan openbare lichamen ontheffing verlenen
van artikel 2, eerste en tweede lid, in verband met een zorgvuldige beëindiging
van op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bestaande aanspraken
en verplichtingen.
B
Artikel 11 komt te luiden: Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip.
Toelichting
Het is mogelijk dat decentrale overheden op dit moment bepaalde financiële
constructies of financiële verplichtingen zijn aangegaan of bepaalde
financiële activiteiten ontplooien die onder de werking van de Wet fido
niet zijn toegestaan. Om problemen in de praktijk te voorkomen en om de decentrale
overheden de gelegenheid te geven zich aan te passen aan de nieuwe situatie,
kan voor het eerste en tweede lid van artikel 2 worden vastgelegd dat deze
in bepaalde specifieke situaties op een ander moment gaan gelden.
Benadrukt zij, dat uitgangspunt is dat openbare lichamen bij het in werking
treden van deze wet aan de voorschriften voldoen, dan wel onmiddellijke actie
ondernemen om eraan te voldoen. Erkend moet evenwel worden dat in bepaalde
gevallen bestaande verplichtingen hieraan in de weg staan, of
dat het risico van niet te rechtvaardigen onkosten dreigt.
In het eerste en tweede lid van artikel 2 staan bepalingen ten aanzien
van het omgaan met financiële activa.
Het derde lid van artikel 2 verwijst naar het Besluit Leningvoorwaarden
Decentrale Overheden. Aangezien het hier slechts een actualisering en geen
inhoudelijke verandering van het huidige Besluit Leningvoorwaarden Lagere
Overheid betreft, hoeft hiervoor geen overgangsbepaling in het wetsvoorstel
te worden opgenomen.
Voor de bepalingen in het wetsvoorstel ten aanzien van aangetrokken leningen
(kasgeldlimiet, artikel 3 en 4, en renterisiconorm, artikel 5 en 6) worden
overgangsartikelen neergelegd in de Uitvoeringsregeling decentrale overheden.
Een besluit op grond van dit artikel brengt niet mee dat op de activiteiten
van openbare lichamen waarop het besluit ziet de Wet fido van toepassing blijft,
omdat die wet geen voorschriften ten aanzien van financiële activa bevat.
De Minister van Financiën,
G. Zalm