nr. 43
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 september 2001
In deze brief ga ik, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, onder meer
met het oog op het wetgevingsoverleg van maandag 1 oktober aanstaande omtrent
het voorstel van wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar
bestuur (kamerstukken II 1999–2000, 26 883) in op de hoofdlijnen
van de concept-algemene maatregel van bestuur die uitwerking geeft aan een
aantal onderwerpen van het wetsvoorstel.
De concept-algemene maatregel van bestuur heeft vooralsnog de citeertitel
Besluit BIBOB meegekregen.
In het besluit zullen naar verwachting de volgende elementen worden opgenomen
en uitgewerkt:
– Het voorleggen aan het Bureau BIBOB van uitgebrachte offertes
in het kader van een aanbestedingsprocedure kan worden gedaan door een «aanbestedende
dienst». Dat zijn volgens artikel 1 een aantal met name genoemde publiekrechtelijke
bestuursorganen, alsmede andere zelfstandige bestuursorganen die bij algemene
maatregel van bestuur worden aangewezen. In het concept-besluit zal door middel
van een bijgevoegde lijst daaraan uitvoering worden gegeven.
– Volgens het wetsvoorstel BIBOB dienen de sectoren te worden genoemd
waarvan het wenselijk is dat – voordat een beslissing wordt genomen
inzake de gunning van een overheidsopdracht of de ontbinding van een overeenkomst
met de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund – door het Bureau
BIBOB een advies kan worden uitgebracht. In eerste instantie kan hierbij worden
gedacht aan de sectoren ten aanzien waarvan de eigen wetgeving in het wetsvoorstel
BIBOB wordt gewijzigd. In het bijzonder gaat het hierbij om de sectoren bouw,
transport, milieu en informatie- en communicatietechnologie.
– Vergelijkbaar met de sectoren, worden in het besluit de inrichtingen
genoemd ten aanzien waarvan het wenselijk is dat – voordat een beslissing
wordt genomen inzake de weigering of intrekking van een vergunning
die op grond van een verordening verplicht is gesteld – door het Bureau
BIBOB een advies kan worden uitgebracht. Zoals in de eerdere schriftelijke
stukken rond het wetsvoorstel BIBOB is opgemerkt, kan hierbij in het bijzonder
worden gedacht aan de horeca, bordelen en coffeeshops.
– De termijn waarbinnen het Bureau BIBOB zijn advies moet geven,
dient bij algemene maatregel van bestuur te worden vastgesteld. Vooralsnog
wordt daarvoor uitgegaan van een termijn van ten hoogste zes weken, met de
mogelijkheid de termijn eenmaal te verlengen met vier weken.
– De grondslagen voor de berekening van de bijdrage in de kosten
dienen bij algemene maatregel van bestuur te worden bepaald. Onder meer de
werkelijk door het Bureau BIBOB gemaakte kosten en het verwachte aantal aanvragen
zijn in dit verband mogelijke grondslagen.
– Op basis van artikel 26 van het wetsvoorstel BIBOB wordt, in aanvulling
op de opsomming van instanties die op verzoek gegevens verstrekken aan het
Bureau BIBOB, een drietal instellingen toegevoegd. De instellingen zijn het
Centraal Justitieel Incasso Bureau, de Dienst Wegverkeer, en de divisie Vervoer
van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.
– De termijn waarbinnen instellingen de door het Bureau BIBOB verzochte
gegevens dienen te verstrekken, wordt ten slotte eveneens bij algemene maatregel
van bestuur vastgesteld. De gedachten gaan uit naar een termijn van ten hoogste
drie weken, met de mogelijkheid om eenmaal te verlengen met ten hoogste twee
weken.
Bij het aanwijzen van de zelfstandige bestuursorganen, en bij het benoemen
van de sectoren en inrichtingen, heeft het volgende als uitgangspunt gediend.
Met het oog op zowel de proportionaliteit
van de inzet van het BIBOB-instrumentarium als de beheersbaarheid van het aantal verzoeken om advies, is het niet de bedoeling om
iedere zbo de mogelijkheid te bieden om advies te vragen aan het Bureau BIBOB.
Bovendien heeft niet elke zbo een advies van het Bureau BIBOB nodig in het
kader van de uitoefening van de aan het orgaan toegekende taak. De inzet van
het BIBOB-instrumentarium zal – zo stellen we ons thans voor –
beperkt blijven tot een niet al te uitgebreid aantal zbo's en sectoren/branches.
Er is voor gekozen dat het BIBOB-onderzoek slechts dan kan worden ingesteld,
indien is gebleken dat gelet op de werkzaamheden van het zelfstandig bestuursorgaan
in kwestie of in een bepaalde sector of branche, een meer dan incidenteel
voorkomend gevaar bestaat dat criminele activiteiten zullen plaatsvinden.
Wat betreft de opsomming van de zelfstandige bestuursorganen heeft dit
geresulteerd in een overzicht dat overeenkomt met het overzicht dat als bijlage
is gevoegd bij de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Kamerstukken II 2000–2001, 27 426,
nr. 5), althans voor zover het betreft de zelfstandige bestuursorganen die
voldoen aan de begripsomschrijving uit genoemde Kaderwet en die rechtspersoonlijkheid
bezitten.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries