26 834 Socialeverzekeringspositie van grensarbeiders

Nr. 45 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 2 juli 2019

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 14 januari 2019 over het antwoord op vragen van het lid Omtzigt zoals gesteld tijdens het algemeen overleg inzake de belasting- en sociale zekerheidspositie van grensarbeiders van 26 september 2018 (Kamerstuk 26 834, nr. 43).

De vragen en opmerkingen zijn op 8 maart 2019 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 1 juli 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Freriks

I Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de belasting- en sociale zekerheidspositie van grensarbeiders.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat hij ervan vindt dat verzekeraars buitenlandse werkgevers die een Nederlandse verzuimverzekering willen vanwege hun doorbetalingsverplichtingen bij ziekte in Nederland kunnen weigeren. Is dit toegestaan onder de Europese vrijheid van vestiging of vrijheid van dienstverlening? De buitenlandse werkgever waarvan de werknemer grotendeels in Nederland werkzaam is, is namelijk vergelijkbaar met een Nederlandse werkgever. Zijn er goede gronden voor verzekeraars om deze buitenlandse werkgevers te weigeren? Kunnen deze werkgevers geholpen worden aan verzekeraars die wel buitenlandse werkgevers accepteren? De leden van de CDA-fractie vrezen namelijk dat als buitenlandse werkgevers zich niet of nauwelijks kunnen verzekeren zij kunnen besluiten om minder activiteiten in Nederland uit te voeren.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of zij uit onderhavige brief moeten opmaken dat er geen oplossing zal komen bij de heronderhandeling van Verordening 883/2004 voor het probleem van de dubbel (of juist te weinig) betaalde zorgpremies wanneer het woonland de zorgpremie uit de algemene middelen betaalt en het (voormalige) werkland de zorgpremies deels financieren met een premie of juist andersom. Kan de Minister aangeven wat hij hiervan vindt? Is hij bereid om op Europees niveau te blijven streven naar een oplossing voor dit probleem? Zijn er mogelijkheden om met de woonlandfactor deze dubbele betaling van zorgkosten (via premie en belastingen) te mitigeren?

De leden van de CDA-fractie hebben ook nog een andere vraag over de fiscale en sociale gevolgen voor grensarbeiders. Omdat sociale zekerheidsstelsels in elk land verschillen, kan het enorme financiële gevolgen hebben als een inwoner over de grens gaat werken. Deze leden wijzen daarbij op de volgende situatie: een alleenstaande moeder, inwoner van Nederland, gaat in Duitsland werken en verdient daar € 20.000. Daardoor ontvangt de Nederlandse moeder geen kinderbijslag en kindgebonden budget meer, maar Duits Kindergeld. Kan de Minister aangeven wat de financiële gevolgen hiervan zijn wanneer de moeder één, twee, drie dan wel vier kinderen heeft? Hoe verhoudt dit zich tot de financiële gevolgen voor eenzelfde Nederlandse inwoner die wel een toeslagpartner heeft?

II Reactie van de Minister

De leden van de CDA-fractie hebben naar aanleiding van mijn brief van 14 januari jl. een aantal aanvullende vragen gesteld. Onderstaand beantwoord ik deze vragen. De vragen inzake de zorgpremies beantwoord ik namens de Minister van Medische Zorg en Sport.

Verzuimverzekering voor buitenlandse werkgevers

De leden van de CDA-fractie vrezen dat er strijdigheid is met de Europese vrijheid van vestiging of vrijheid van dienstverlening indien Nederlandse verzekeraars buitenlandse werkgevers weigeren voor een verzuimverzekering. Zij vernemen daarbij graag of buitenlandse werkgevers geholpen kunnen worden aan een verzekeraar die hen accepteert als klant voor een verzuimverzekering.

Ik wil vooropstellen dat buitenlandse werkgevers niet in alle gevallen geweigerd worden voor een verzuimverzekering. In mijn brief van 14 januari jl. heb ik uw Kamer reeds geïnformeerd dat het voor in het buitenland gevestigde werkgevers mogelijk is om het risico van de loondoorbetalingsverplichting te verzekeren. Dit betreft echter een private vrijwillige verzekering. Gezien dit private karakter bepaalt de verzekeraar of een (buitenlandse) werkgever wordt geaccepteerd.

De Europese vrijheden van vestiging en van dienstverlening richten zich strikt genomen primair op de lidstaten. Lidstaten mogen geen belemmeringen opwerpen voor het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten. De Nederlandse overheid is echter geen onderdeel van de private verhouding tussen de verzekeraar en de (buitenlandse) werkgever, noch is de verzuimverzekering gebaseerd of vormgegeven op basis van Nederlandse wet- en regelgeving. Er is dus geen sprake van wet- en regelgeving die strijdig is met de Europese vrijheden.

De Europese regelgeving omtrent de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening is wel van toepassing op de private verhouding indien een ondernemer discriminatoir handelt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien de potentiële afnemer van de dienst wordt geweigerd om het enkele feit dat deze afnemer in het buitenland is gevestigd of een andere nationaliteit heeft dan de lidstaat waar de verzekeraar zijn activiteiten ontplooit. Als een ondernemer een objectieve en legitieme rechtvaardiging heeft voor ongelijke behandeling, dan is er geen sprake van strijdigheid met het Europese recht.

Concluderend acht ik het geen taak van de overheid om (buitenlandse) werkgevers te helpen bij het vinden van een private verzekeraar. Het betreft hier een civiele kwestie op een private markt.

Zorgpremies

De leden van de CDA-fractie stellen tevens een aantal vragen over de dubbel (of juist te weinig) betaalde zorgpremies wanneer het woonland de zorgpremie uit de algemene middelen betaalt en het (voormalige) werkland de zorgpremies deels financieren door middel van een premieheffing of juist andersom. Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van vragen op dit onderwerp, coördineert Verordening (EG) nr. 883/2004 (hierna «de coördinatieverordening») de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten, maar niet de fiscale wetgeving. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van lidstaten om hun socialezekerheidsstelsel en de financiering hiervan in te richten. Dit alles vloeit voort uit artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Sommige lidstaten kiezen ervoor het zorgstelsel te financieren door middel van premieheffing terwijl andere lidstaten kiezen voor financiering uit de algemene middelen (belastingheffing), of een combinatie van beide.

Ik vind het een goede zaak dat de autonomie over de inrichting van het zorgstelsel een nationale aangelegenheid is, aangezien dit sterk samenhangt met de nationale planning en financiering van de zorg. Ik zie dan ook geen mogelijkheid om op Europees niveau deze autonomie inzake de inrichting en financiering van de gezondheidszorgstelsels aan de orde te stellen.

Zoals aangegeven doet de problematiek zich voor indien het woonland de zorg uit de algemene middelen financiert en het werkland de zorgpremies (deels) financiert door middel van premieheffing of omgekeerd. Er zijn enkele lidstaten, waaronder Zweden, die onder voorwaarden de via de algemene middelen betaalde zorgpremie terugbetalen in het geval tevens een zorgpremie verschuldigd is in het werkland. Dit kan een oplossing zijn van het probleem. Het is echter de keuze van de betreffende lidstaat om tot een «restitutie» over te gaan.

Tot slot nog uw vraag over de woonlandfactor. Op grond van Verordening 883/2004 hebben verdragsgerechtigden, bijvoorbeeld mensen met een Nederlands wettelijk pensioen die in een andere lidstaat wonen, in de lidstaat waar zij wonen recht op medische zorg ten laste van Nederland.

Hierbij is op basis van Verordening 883/2004 het aansprakenpakket van het woonland leidend. Verdragsgerechtigden betalen een verdragsbijdrage aan Nederland. Met de woonlandfactor wordt het verschil in aansprakenniveau tussen de beide lidstaten zo goed als mogelijk tot uitdrukking gebracht. De factor wordt berekend door de gemiddelde zorgkosten in het woonland te delen door de gemiddelde zorgkosten in Nederland. De verdragsbijdrage dient te worden geïnd om de zorgkosten die Nederland vergoedt te kunnen dekken. Ik zie dan ook geen mogelijkheid om deze woonlandfactor lager vast te stellen in het geval in een ander land via de heffing van belastingen eveneens een bijdrage wordt gevraagd.

Alleenstaande moeder werkzaam in Duitsland

De coördinatieverordening voorziet in het wegnemen van belemmeringen die mensen kunnen ondervinden bij grensoverschrijdend werken, maar is niet gericht op harmonisatie van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten. Daarmee vormt zij geen oplossing voor alle problemen ten gevolge van verschillen in nationale stelsels.

Indien een alleenstaande moeder, inwoner van Nederland, in Duitsland gaat werken en daar € 20.000 verdient, valt zij op basis van de coördinatieverordening onder de socialezekerheidswetgeving van Duitsland. Hierdoor heeft zij niet langer recht op de Nederlandse kinderbijslag en het kindgebonden budget maar kan zij aanspraak maken op het Duitse Kindergeld. Dit kan financiële gevolgen hebben, zowel voordelig als nadelig.

Of deze wijziging in de gezinsbijslagen nadelig of voordelig is, hangt af van vele factoren, zoals het inkomen, het vermogen, de leefsituatie, de werksituatie en het aantal kinderen. Hierbij kan het tevens van belang zijn of de betreffende persoon een (toeslag)partner heeft. De voorgelegde situatie bevat onvoldoende informatie om een gedetailleerd antwoord over de financiële gevolgen te kunnen geven.

Wel kan ik u het volgende meegeven. Het kan voorkomen dat beide ouders recht hebben op gezinsbijslagen voor eenzelfde kind. Bijvoorbeeld indien de moeder uit het voorbeeld recht heeft op Duitse gezinsbijslagen en een toeslagpartner heeft die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel valt en recht heeft op gezinsbijslagen uit Nederland. Er is dan sprake van samenloop van gezinsbijdragen. In de coördinatieverordening en Verordening (EG) nr. 987/2009 zijn regels opgenomen over de betaling van de gezinsbijslagen indien er sprake is van samenloop. Eén land betaalt de volledige gezinsbijslag en het andere land een mogelijke aanvulling. Zo vindt er geen dubbele betaling plaats maar wordt voor het kind wel het hoogste bedrag betaald.

Daarnaast dienen de gevolgen van een overgang van het Nederlandse naar het Duitse socialezekerheidsstelsel te worden bezien in haar geheel. Indien de alleenstaande moeder onder het Duitse socialezekerheidsstelsel valt, zullen niet alleen de gezinsbijdragen op basis van het Duitse stelsel uitbetaald worden maar zal zij ook recht hebben op de overige uitkeringen en rechten op basis van het Duitse stelsel. Het kabinet acht een goede informatievoorziening hierover van belang en richt zich daarom op een goede voorlichting op maat. Op de website www.grensinfo.nl van samenwerkende uitvoerders (SVB, UWV, CAK en Belastingdienst) wordt onder andere informatie verstrekt over de toepasselijke wetgeving, waaronder de samenloop van gezinsbijslagen. Voor persoonlijk advies kunnen grensgangers terecht bij de overheidsgerelateerde Grensinfopunten langs de Belgische en Duitse grens.

Naar boven