26 698
Wijziging van de Warenwet in verband met de invoering van bestuursrechtelijke boeten wegens overtredingen van voorschriften bij of krachtens de Warenwet gesteld

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 6 juli 1999 en het nader rapport d.d. 16 augustus 1999, aangeboden aan de Koningin door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 17 mei 1999, no.99.002103, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overeenstemming met de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Minister van Economische Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Warenwet in verband met de invoering van bestuursrechtelijke boeten wegens overtredingen van voorschriften bij of krachtens de Warenwet gesteld.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 mei 1999, nr. 99.002103, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State, zijn advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 juli 1999, no. W13.99.0226/III, bied ik u hierbij aan.

De Raad van State heeft een drietal opmerkingen gemaakt, waarop hieronder puntsgewijs zal worden ingegaan.

1. Het wetsvoorstel regelt de invoering van de bestuurlijke boete in de Warenwet. De hoogte van de boeten die de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan opleggen voor de overtredingen van de Warenwet wordt neergelegd in een algemene maatregel van bestuur, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overeenstemming met de Minister van Justitie. De grondslag voor deze regelgevende bevoegdheid is opgenomen in de bepaling waarin bijlage wordt gedefinieerd (artikel 1, eerste lid).

De Raad van State merkt op dat de regeling zo weliswaar beknopter wordt, maar aan inzichtelijkheid verliest, aangezien definitiebepalingen niet zijn bedoeld als grondslag voor nadere regelgeving. Gelet op het belang van inzichtelijkheid van regelgeving, adviseert de Raad een afzonderlijke bepaling op te nemen, waarin de vaststelling van de boetebedragen wordt gedelegeerd aan een algemene maatregel van bestuur.

1. Aan de suggestie van de Raad is gevolg gegeven.

2. In artikel V wordt bepaald dat de artikelen van de wet in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen, of onderdelen daarvan, verschillend kan worden vastgesteld. De reden voor deze bijzondere vorm van inwerkingtreding, waarbij niet alle artikelen tegelijk in werking treden, wordt niet uiteengezet in de toelichting.

Uit een oogpunt van kenbaarheid en inzichtelijkheid van regelgeving is het van belang om inwerkingtredingsbepalingen zo eenvoudig mogelijk te houden. Daarom beveelt de Raad aan, mede gelet op aanwijzing 180 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, te motiveren waarom voor deze bijzondere vorm van inwerkingtreding is gekozen.

2. Overeenkomstig de strekking van het advies van de Raad is de bepaling regelende de inwerkingtreding van de wet (artikel V) omgezet in de standaardbepaling conform model B van Ar 180.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

3. De redactionele kanttekeningen zijn verwerkt.

Los van het advies van de Raad zijn nog twee kleine wijzigingen in het ontwerp aangebracht. In de opsomming van artikelen in de definitie van overtreding was artikel 32c weggevallen, hetgeen bij deze is rechtgezet. Voorts is er een redactionele wijziging in artikel 32k aangebracht. De tot op heden in het wetsvoorstel gebruikte bewoordingen ten aanzien van de aldaar geregelde bevoegdheid (een tijdelijke verhandelingsverbod ten aanzien van bepaalde eet- en drinkwaren) suggereerden de uitoefening van een bestuurlijke bevoegdheid bij beschikking, terwijl het naar zijn aard toch veeleer moet worden geduid als een daad van wetgeving. Om dat duidelijker tot uitdrukking te brengen is thans opgenomen dat een tijdelijk handelingsverbod bij ministeriële regeling in het leven moet worden geroepen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. J. Boukema

Ik moge u, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Minister van Economische Zaken, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 6 juli 1999, no. W13.99.0226/III, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– Gelet op Staatsblad 1997, 63, de in artikel I, onderdeel A, vervatte wijziging onder 1, achterwege laten.

– In artikel 32a, zesde lid, onder a, na de puntkomma toevoegen: of. Voorts onder b indien achterwege laten.

– In de artikelen 32f, tweede lid, onder d, en vijfde lid, 32g, derde lid, en 32k, tweede en derde lid, aanwijzing 82 van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht nemen.


XNoot
1

De tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven