26 695 Voortijdig school verlaten

Nr. 133 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 februari 2021

Juist in deze tijd, waarin een buitengewoon beroep wordt gedaan op ieders wendbaarheid en veerkracht, is het essentieel dat zoveel mogelijk jongeren het onderwijs verlaten met een startkwalificatie of op een andere manier een duurzame plek op de arbeidsmarkt vinden. Ik begin deze brief aan uw Kamer dan ook met het uitspreken van mijn grote waardering voor de enorme inzet van iedereen bij scholen, RMC’s, gemeenten en zorgpartijen om zoveel mogelijk jongeren binnenboord te houden. Het is mede aan de inzet van deze professionals te danken dat het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters fors is gedaald. In het studiejaar 2019–2020 waren er 22.785 nieuwe voortijdig schoolverlaters, 4.109 minder ten opzichte van het vorige studiejaar.1

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van de aanpak voortijdig schoolverlaten (hierna: vsv). Dat doe ik aan de hand van de twee doelstellingen van de aanpak. Enerzijds het voorkomen van nieuwe vsv’ers en anderzijds het begeleiden van jongeren die voortijdig de school hebben verlaten, door ze ofwel terug naar school ofwel naar werk toe te leiden. Per doelstelling ga ik in op de opgave waar regio’s in dit bijzondere jaar voor staan, hoe de rijksoverheid hen hierbij ondersteunt, hoe de regionale plannen voor vsv er voor de komende jaren uitzien en hoe ik de regio’s faciliteer in het succesvol uitvoeren van hun plannen.

In deze brief baseer ik mij, naast feitelijke cijfers, op gesprekken met de RMC-regio’s en op algemene bronnen over de impact van corona op het onderwijs, waarover ik uw Kamer op 24 november jl. heb geïnformeerd.2

Naast de maatregelen die in deze brief zijn toegelicht werkt het kabinet aan een Nationaal Programma Onderwijs na Corona, om de effecten van COVID-19 op het onderwijs ook voor de langere termijn op te vangen. Zoals ook in de Kamerbrief over dit onderwerp staat beschreven, zullen de contouren voor dit programma waarschijnlijk in februari aan uw Kamer worden toegezonden.3 Ook blijven we de gevolgen van corona op onder andere het studentenwelzijn, onderwijskwaliteit, studievertraging, stages, leerbanen en arbeidsmarktperspectief monitoren. Later in het voorjaar van 2021 informeer ik uw Kamer daarover opnieuw.

1. Aanpak vsv ten tijde van corona

Voorkomen vsv: Jongeren in beeld, maar grote impact afstandsonderwijs op studentenwelzijn

Om jongeren binnenboord te houden is het een voorwaarde dat ze bij scholen en gemeenten in beeld zijn. Gelukkig zijn scholen, gemeenten en leerplicht/RMC er door goede onderlinge samenwerking in geslaagd om ook in tijden van lockdown en afstandsonderwijs in verbinding te blijven met studenten. Waar in de eerste fase van de coronacrisis sommige jongeren buiten beeld leken te raken is snel gehandeld. Zo gingen leerplicht en RMC in afstemming met het (jeugd)team van de gemeente bij leerlingen en studenten langs de deur. Hierdoor werd het contact met school meestal snel hersteld en kon ingespeeld worden op knelpunten bij het afstandsonderwijs, bijvoorbeeld als bleek dat een student geen laptop had.

Helaas zie ik, zoals ik al in de Kamerbrief van 24 november 2020 constateerde, dat de coronacrisis een negatief effect heeft op het welzijn van studenten.4 De eenzaamheid en demotivatie die met afstandsonderwijs gepaard kunnen gaan, zijn bijzonder risicovol voor studenten voor wie het vóór de pandemie al moeilijk was om bij te blijven. Om die reden is het goed dat fysiek onderwijs voor de meer kwetsbare mbo-studenten, zoals de entreestudenten, door kan gaan.

Voor wie afstandsonderwijs wel de norm is geworden, zie ik dat scholen en hun partners zich volop inzetten om hen door deze ongebruikelijke situatie heen te helpen. Afstandsonderwijs maakt het wel lastiger om signalen van studenten met problemen op te vangen of om in te schatten of ingelogde studenten echt betrokken zijn. Een voorbeeld van de manieren waarop scholen de problemen van afstandsonderwijs toch proberen te overbruggen, is de training die het Graafschap College ontwikkelt voor studenten met sombere gedachten. Deze training helpt studenten om te gaan met deze sombere gedachten en tegelijkertijd krijgt het Graafschap College ook beter beeld bij de problemen van deze studenten om waar nodig aanvullende maatregelen te treffen om hen te ondersteunen.

Ondersteunen vsv’ers: goede samenwerking, belang jongere voorop stellen

Om jongeren die uit gaan vallen goed te kunnen ondersteunen, is het noodzakelijk dat alle partijen rondom de jongere samenwerken. Ik ben blij om te merken dat leerplicht, RMC’s en scholen in de meeste gevallen al goede afspraken hebben gemaakt over het (warm) overdragen van jongeren die uitvallen. Ook de samenwerking met gemeenten en hulpverlening is van belang, omdat jongeren die uitgevallen zijn van school vaak hulp nodig hebben op andere leefgebieden.

De noodzaak om jongeren (terug) naar onderwijs of naar werk te begeleiden is helaas gegroeid dit jaar. Onderzoek toont aan dat het vooral jongeren zonder startkwalificatie en mbo-gediplomeerden uit de beroepsopleidende leerweg zijn die sinds de coronacrisis minder vaak werk hebben.5 Gemeenten en scholen geven daarom aan blij te zijn met de aanpak jeugdwerkloosheid, die het mogelijk maakt om juist deze jongeren intensiever te begeleiden (meer hierover in paragraaf 2).

Regio’s geven aan dat het voor effectieve begeleiding van uitgevallen jongeren nodig is om hun belang voorop te zetten en in te spelen op de persoonlijke situatie. Zo willen of kunnen niet alle uitgevallen jongeren direct terug naar school en vinden sommige jongeren het fijner om (eerst) aan het werk te gaan. Soms blijken jongeren na een aantal jaar gewerkt te hebben, pas weer open te staan voor terugkeer naar het onderwijs. Regio’s geven aan dat het daarom belangrijk is om periodiek contact te hebben met alle vsv’ers.

Cijfermatige ontwikkeling: forse daling, maar op onze hoede voor volgend jaar

Het is goed om bovenstaande kwalitatieve indruk met cijfers aan te vullen. Het aantal nieuwe vsv’ers is dit jaar een stuk lager dan voorgaande jaren. In het studiejaar 2019–2020 waren er 22.785 nieuwe vsv’ers. Er zijn 4.109 minder jongeren uitgevallen ten opzichte van het vorige studiejaar. Het vsv-percentage daalt daarmee: van alle leerlingen en studenten (tot 23 jaar) verliet in 2018–2019 2,01% het onderwijs zonder startkwalificatie en in 2019–2020 1,72%.

In het voortgezet onderwijs is het aantal vsv’ers gedaald van 4.539 in het schooljaar 2018–2019 naar 3.607 in het schooljaar 2019–2020. Het vsv-percentage daalt daarmee van 0,49% naar 0,36%. In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is het aantal vsv’ers afgenomen van 21.571 studenten in het studiejaar 2018–2019 naar 18.512 studenten in het studiejaar 2019–2020. Het vsv-percentage daalt van 5,35% naar 4,59%.

De daling van het aantal vsv’ers is een positieve ontwikkeling, maar betekent helaas niet dat de coronacrisis zonder negatieve gevolgen voor vsv zal zijn geweest. Op basis van mijn gesprekken met de RMC-regio’s zie ik twee belangrijke factoren die de vsv-daling voor studiejaar 2019–2020 helpen verklaren. Als eerste de effectieve inzet van alle professionals van scholen, RMC’s, gemeenten en zorgpartijen, die hiervoor een groot compliment verdienen. Ten tweede de verslechterde arbeidsmarkt, waardoor werk voor jongeren een minder aantrekkelijk alternatief voor onderwijs is.

Tegelijkertijd geven regio’s aan, en hun zorg deel ik, dat een deel van de jongeren die in het studiejaar 2019–2020 niet zijn uitgevallen dat in het huidige studiejaar wel zullen doen. De pandemie en de gevolgen die deze heeft op het onderwijs zijn nog niet voorbij. Zo zijn er in het studiejaar 2019–2020, door het vervallen van het centraal examen, jongeren geslaagd en doorgestroomd naar het mbo die dat onder normale omstandigheden niet hadden gedaan. Daarnaast zijn er studenten die door het afstandsonderwijs vereenzamen of studievertraging oplopen en bestaat er het risico dat zij hierdoor ontmoedigd raken en afhaken. Deze ontwikkelingen bevestigen des te meer dat wij ons onverminderd moeten inzetten om de negatieve gevolgen van de coronacrisis tegen te gaan.

2. Ondersteuning aan de regio ten tijde van corona

Extra hulp in de klas

Zoals ik uw Kamer in de brief van 24 november jl. informeerde, geeft het Kabinet extra ondersteuning aan het onderwijs en partners om de effecten van de coronaproblematiek tegen te gaan. In het bijzonder is er de regeling Extra hulp voor de klas, die vlak voor het Kerstreces is gepubliceerd. Het doel van deze regeling is om het onderwijs de benodigde extra hulp te geven om het onderwijs te kunnen continueren, zodat onderwijsachterstanden worden voorkomen en bestreden. Extra hulp voor de klas kan ook helpen bij het versterken van de band tussen student en docent, die juist nu door zo veel studenten en docenten gemist wordt.

Aanpak jeugdwerkloosheid

Daarnaast is het nodig om in de huidige crisis extra aandacht te hebben voor de stap die jongeren zetten na het afronden van hun opleiding, zeker voor de jongeren die een moeilijke start op de arbeidsmarkt kennen. Zoals het kabinet eerder aan uw Kamer heeft laten weten, heeft het kabinet middelen vrijgemaakt om jeugdwerkloosheid tegen te gaan.6 De aanpak jeugdwerkloosheid bestaat uit een regionale aanpak en een specifieke inzet om schoolverlaters met een moeilijke start op de arbeidsmarkt te ondersteunen bij de stap naar vervolgonderwijs of de stap naar werk. Daarbij gaat het om schoolverlaters uit het praktijkonderwijs (pro) en het voortgezet speciaal onderwijs (vso), vsv’ers en mbo-schoolverlaters met een grote kans op werkloosheid. Voor de aanpak jeugdwerkloosheid is in totaal ca. € 350 miljoen vrijgemaakt.

Van de middelen uit de aanpak jeugdwerkloosheid is € 24,5 miljoen beschikbaar gesteld voor mbo-scholen om laatstejaars studenten en gediplomeerde schoolverlaters met een grote kans op jeugdwerkloosheid extra begeleiding en nazorg te geven. Deze middelen kunnen ingezet worden om studenten naar kansopleidingen en kansberoepen te leiden, om zo de mismatch op de arbeidsmarkt te beperken. Tot en met 22 februari a.s. kunnen mbo-scholen een subsidieaanvraag hiervoor indienen en ik moedig mbo-scholen van harte aan om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Centrumgemeenten ontvangen € 32 miljoen (waarvan € 5 miljoen in 2020) om vanuit hun rol deze jongeren om te scholen of naar werk te begeleiden.

RMC’s ontvangen € 8 miljoen extra om de RMC-taak te intensiveren en zo jeugdwerkloosheid tegen te gaan. Hierbij wordt extra aandacht gevraagd voor inzet op vsv’ers, die een hoger risico lopen om door de coronacrisis werkloos te worden of te blijven. Deze middelen kunnen tot het einde van 2024 worden ingezet. Daarnaast is € 12,47 miljoen beschikbaar voor de diensten Werk en Inkomen om vsv’ers tot 23 jaar te ondersteunen naar werk. Het gaat hierbij om vsv’ers waarbij door RMC is vastgesteld dat het volgen van onderwijs geen optie meer is. De dienst Werk en Inkomen is hierdoor in staat om vsv’ers die geen uitkering ontvangen te begeleiden naar een baan of leerbaan voor bijscholing ter verbetering van hun directe en duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt.

Voor de pro- en vso-scholen is € 1 miljoen beschikbaar om laatstejaars pro/vso-leerlingen te begeleiden bij het verder doorleren of het maken van een overstap naar werk in vroege afstemming met de gemeente. Hierbij wordt door scholen ook gekeken of de stage of leerbaan omgezet kan worden in een volgende stage of een baan. Naar verwachting ontvangen de scholen deze middelen in het komende voorjaar. Gemeenten kunnen gebruik maken van het budget gekoppeld aan hun wettelijke taak voor het ondersteunen van pro- en vso-ers naar werk, van ESF-middelen en van de extra € 17 miljoen die medio 2020 via een decentralisatie-uitkering beschikbaar is gesteld voor deze groep.

Ik ben blij om in de verschillende gesprekken die ik gevoerd heb te horen dat regio’s volop gebruik willen maken van de middelen die met de aanpak jeugdwerkloosheid beschikbaar zijn gesteld. Daarbij geven regio’s aan dat ze de ruimte waarderen die zij krijgen om hun inzet zelf vorm te geven. Hierdoor kan bestaande samenwerking rondom de aanpak vsv regio’s ook bij de aanpak jeugdwerkloosheid helpen om snel van start te gaan. Als aandachtspunt geven enkele regio’s mee dat het een uitdaging wordt om tijdig de nodige mensen te vinden die uitvoering kunnen geven aan de aanpak jeugdwerkloosheid. Ik heb alle begrip hiervoor en daarom krijgen regio’s de mogelijkheid om eventueel resterende middelen ook na 2021 in te zetten.

De regio’s zullen vanuit de rijksoverheid, met inzet van de koepels van scholen en gemeenten, worden ondersteund bij de verdere vormgeving van hun aanpak en kennisuitwisseling. In de volgende Kamerbrief over de voortgang van het aanvullend sociaal pakket zal ik u verder informeren over de ondersteuning van de regio’s.

Nationaal programma Onderwijs na Corona

Eerder in deze brief schreef ik al dat het kabinet werkt aan een Nationaal Programma Onderwijs na Corona om ook voor de langere termijn de effecten van COVID-19 op het onderwijs op te vangen. Het gaat om een onderwijsbreed programma, waarin maatregelen worden getroffen om de gevolgen van de pandemie in de hele onderwijsketen tegen te gaan. De contouren voor dit programma worden waarschijnlijk in februari aan uw Kamer worden toegezonden.

3. Regionale plannen vsv 2020–2024

RMC-regio’s hebben de taak om iedere vier jaar een regionaal programma op te stellen om vsv te voorkomen en te bestrijden. Vorig jaar hebben alle 40 RMC-regio’s plannen opgesteld voor de periode tot en met studiejaar 2023/2024. Ik ben onder de indruk van de kwaliteit van de plannen en ben daarom blij om te kunnen meedelen dat alle plannen goedgekeurd zijn. Ook ben ik te spreken over het ambitieniveau van de verschillende regio’s, omdat de meeste regio’s inzetten op het verder omlaag brengen van het aantal vsv’ers. Daarmee blijven we werken aan het landelijke streven om in 2024 het aantal nieuwe vsv’ers terug te hebben gebracht naar 20.000.

Om uw Kamer een beeld te geven van het type maatregelen dat de verschillende RMC-regio’s voor de komende jaren nemen, deel ik wat er op hoofdlijnen in de verschillende regionale programma’s staat. Niet alleen zijn de regionale programma’s een belangrijke pijler in het voorkomen en tegengaan van vsv, ook kunnen zij als basis dienen waar aanpalende trajecten op kunnen voortbouwen, zoals de aanpak jeugdwerkloosheid.

Voorkomen vsv: hulp bij overstap vo-mbo, aandacht voor jongeren in kwetsbare positie en leerbaan- en stagezoekers

Er zijn veel overeenkomsten tussen regio’s in hun plannen ter voorkoming van vsv. Zo hebben alle regio’s een plusvoorziening of extra hulpverlening in het vsv-programma opgenomen. De rode draad van de inzet bestaat uit coaching of ondersteuning voor jongeren die (tijdelijk) hulp nodig hebben om deel te kunnen blijven nemen aan het onderwijs. In veel gevallen gaat het om individuele begeleiding. Daarnaast hebben vrijwel alle regio’s één of meerdere VSV-maatregelen gericht op de overstap van het vo naar het mbo. De meeste regio’s richten zich op het monitoren van overstappende jongeren zodat zij niet bij de overstap uitvallen. Sommige regio’s hebben specifieke overstapcoaches die kwetsbare overstappers voor, tijdens en na de overstap extra hulp bieden of zetten hiervoor doorlopende leerlijnen in.

Bijna alle regio’s besteden specifiek aandacht aan jongeren in een kwetsbare positie. Meestal gaat het dan om (oud) pro/vso, Entree en mbo2-jongeren, maar de term wordt soms ook breder gebruikt. De maatregelen richten zich vaak op (het organiseren van) de monitor en het bieden van specifieke begeleiding. Een aanzienlijk aantal regio’s heeft ook een maatwerk-, knelpunten- of flexbudget. Dit budget is gericht op het mogelijk maken van extra intensieve begeleiding in combinatie met onderwijs voor jongeren in een kwetsbare positie.

Tot slot valt op dat de inzet op het voorkomen van vsv steeds meer wordt aangevuld met aandacht voor begeleiding naar werk, ondanks dat scholen hiertoe geen wettelijke taak hebben. Meer dan driekwart van de regio’s heeft een maatregel gericht op begeleiding naar werk, stage of leerwerkbaan. Het gaat dan om het mogelijk maken van extra stagebegeleiding, matching en begeleiding naar werk en jobcoaching op de werkplek. De wijze van organiseren wordt op veel verschillende manieren vormgegeven. Scholen en gemeenten werken in alle gevallen (intensief) samen. Het verheugt mij ook om te zien dat veel RMC-regio’s deze bestaande samenwerking ook benutten bij hun inzet in de aanpak jeugdwerkloosheid. Een voorbeeld hiervan is regio Zuid-Holland Zuid, die vanuit de aanpak jeugdwerkloosheid de capaciteit uitbreidt van de MatchMakers uit hun regionaal programma. Matchmakers zijn professionals afkomstig uit verschillende gemeentelijke domeinen (onderwijs, werk en inkomen, zorg) die jongeren in de thuisomgeving benaderen en op een persoonlijke manier naar werk of onderwijs begeleiden.

Afronding pilots soepelere overgang naar werk

Om relevante kennisuitwisseling over de begeleiding van jongeren naar werk te stimuleren, wijs ik regio’s graag op de resultaten van de afgeronde pilots ter uitvoering van de motie van de leden Kwint en Özdil.7 Over deze pilots, waarbij mbo-studenten bij hun start op de arbeidsmarkt zijn begeleid, zijn twee publicaties verschenen. Een reeds gepubliceerde brochure van Ingrado en het rapport van het onderzoek KBA Nijmegen in opdracht van NRO heeft uitgevoerd, dat ik met deze brief aan uw Kamer aanbiedt.8

Ondersteunen vsv’ers: heroriëntatie op werk of onderwijs en inzet op bereiken oud vsv’ers

Naast de maatregelen die de RMC-regio’s treffen voor het voorkomen van vsv hebben alle regio’s ook aandacht voor jongeren die al voortijdig school hebben verlaten. In deze nieuwe vierjaarlijkse periode moesten regio’s voor het eerst ook voor deze groep doelstellingen formuleren. Grofweg ziet deze aandacht er op twee manieren uit. Ten eerste hebben veel regio’s een voorziening voor uitgevallen jongeren waar ze kunnen werken aan hun (persoonlijke) problemen, zich heroriënteren op opleiding of werk en begeleiding krijgen. Vaak werken onderwijs, zorg en RMC hier nauw in samen. Ten tweede zie ik dat sommige regio’s extra inzetten op het bereiken, en daarna begeleiden, van oud vsv’ers.

4. Ondersteuning aan de regionale vsv-programma’s

Om de regio’s te ondersteunen bij de effectieve uitvoering van hun vsv-plannen tref ik een aantal maatregelen. Deze maatregelen zijn een aanvulling op de ondersteuning die Ingrado aan de regio’s biedt, en waarvoor zij jaarlijks subsidie ontvangen. Voorbeelden van deze ondersteuning zijn het stimuleren van kennisdeling tussen regio’s, het geven van trainingen aan RMC-consulenten en het verbeteren van kennis over gegevensdeling tussen RMC en de dienst Werk en Inkomen van de gemeente. Ook lever ik standaard een aantal informatieproducten aan de regio’s waarin gedetailleerde cijfers over vsv per school, gemeente en regio staan.

Ouderbetrokkenheid

Een van de zaken waar ik met Ingrado op inzet is het benutten van de kracht van ouders bij het terugdringen van verzuim en uitval. Vorig jaar zijn er daarom twee handreikingen over dit onderwerp met het veld gemaakt en breed verspreid.9 Daarnaast is er in samenwerking met Ouders en Onderwijs onderzoek uitgevoerd naar de vraag hoe ouders beter betrokken kunnen worden bij verzuimbeleid van scholen en het contact met leerplichtambtenaren. De resultaten van dit onderzoek worden dit jaar bekend. Ingrado zal met de uitkomsten van dit onderzoek en de handreiking nog dit jaar verder inzetten op het vergroten ouderbetrokkenheid bij de aanpak van verzuim en uitval. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Smals, over het stimuleren van ouderbetrokkenheid om zo vsv tegen te gaan.10

Vervolgonderzoek samenhang multiproblematiek en vsv

Inzicht in de oorzaken van vsv blijft een belangrijke pijler in de landelijke aanpak. Om die reden heb ik het CBS opdracht gegeven om vervolgonderzoek te doen naar de samenhang van specifieke problemen van jongeren, en hun ouders, met voortijdig schoolverlaten. Hoe meer hierover bekend is, hoe eerder regio’s signalen van vsv kunnen herkennen en hoe beter zij hierop kunnen reageren. Ik verwacht aan het einde van dit jaar de onderzoeksresultaten te hebben.

Jongeren zonder startkwalificatie tussen 23 en 27 in beeld

Uit het interdepartementaal beleidsonderzoek naar jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt (IBO JmAA) blijkt dat jongeren van 23 tot 27 jaar zonder startkwalificatie nu vaak niet integraal in beeld zijn bij gemeenten.11 Hierdoor krijgen zij niet de juiste ondersteuning die zij nodig hebben om uiteindelijk een duurzame plek op de arbeidsmarkt te vinden. Ik werk daarom aan een wetsvoorstel waarmee het wettelijk mogelijk wordt voor RMC’s om voor de doelgroep van 23 tot 27 jaar zonder startkwalificatie eenzelfde coördinerende rol te vervullen als voor de huidige doelgroep tot 23 jaar. RMC kent deze jongeren goed en heeft ervaring met het ondersteunen en begeleiden van deze doelgroep. Daarmee kan RMC vanuit een integrale blik bekijken welke ondersteuning de jongere nodig heeft en de jongere warm over te dragen naar partners in het sociaal domein. Het wetsvoorstel kan in de volgende kabinetsperiode aan de Raad van State worden aangeboden.

Zoals ik eerder aan uw Kamer heb laten weten onderzoek ik in hoeverre het wenselijk en mogelijk is om jongeren mét een startkwalificatie te monitoren die desondanks toch een afstand tot de arbeidsmarkt hebben.12 Ik heb het CBS opdracht gegeven om hierover een advies uit te brengen. De verwachting is dat dit advies in het voorjaar van 2021 wordt opgeleverd.

Gegevensdeling

Uit het IBO JmAA blijkt dat professionals soms knelpunten ervaren bij het uitwisselen van gegevens tussen organisaties. Recent hebben Ingrado, MBO Raad en Jeugdzorg Nederland het servicedocument Delen van persoonsgegevens tussen onderwijs en zorg gepubliceerd.13 Uit een eerste inventarisatie van Ingrado blijkt dat er ook behoefte bestaat aan meer duidelijkheid over gegevensdeling tussen onderwijs, leerplicht/RMC en het domein arbeid. Daarom zal komende halfjaar gewerkt worden aan uitbreiding van het bestaande servicedocument met het domein arbeid. Ook wordt vanuit diverse departementen gewerkt aan het wetsvoorstel aanpak meervoudige problematiek sociaal domein. Dit wetsvoorstel moet regelen dat gemeenten in specifieke situaties de ruimte krijgen om te verkennen of mensen kampen met gestapelde problemen, en welke partijen nodig zijn om de problemen op te lossen. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat gemeenten, scholen en andere betrokken partijen gemakkelijker samen kunnen werken en jongeren kunnen ondersteunen.

Groenpluk

Voor de coronacrisis waren er sterke signalen dat jongeren steeds vaker zonder startkwalificatie aan het werk gingen. Daarom heb ik mij samen met MKB Nederland, VNO-NCW, MBO Raad, SBB, JOB en Ingrado via een intentieverklaring gecommitteerd om ongediplomeerde uitstroom naar werk tegen te gaan. De coronacrisis plaatst de problematiek van ongediplomeerde uitstroom naar werk in een ander daglicht, maar het blijft van belang om dit waar mogelijk te voorkomen. In de sectoren zorg en ICT is bijvoorbeeld sprake van krapte op de arbeidsmarkt en neemt de vraag naar mensen toe. Ik blijf daarom in gesprek met partijen over uitwerking van de intentieverklaring zodat ook in een verbeterde economie jongeren zoveel mogelijk duurzaam aan het werk zijn en niet voortijdig van school worden gehaald.

Samenwerking thuiszitters- en vsv-aanpak

Zowel de thuiszittersaanpak van het kabinet als de vsv aanpak hebben het doel om (langdurig) schooluitval tegengaan. Scholen, gemeenten en andere partijen werken samen om ervoor te zorgen dat zo min mogelijk jongeren uitvallen en om te voorkomen dat een thuiszitter een vsv’er wordt. De komende periode wil ik de samenwerking met de thuiszittersaanpak versterken op de thema’s aansluiting onderwijs en zorg en afstandsonderwijs.

Het is van belang dat er een goede aansluiting is tussen onderwijs, jeugdhulp en volwassenzorg. Met de verbeteragenda Passend middelbaar beroepsonderwijs neem ik hiertoe samen met partners actie.14 Ook verken ik hoe onderwijs op afstand verder kan worden benut en geprofessionaliseerd. Zoals eerder beschreven is afstandsonderwijs voor sommige groepen een uitkomst en kan daarmee het risico op uitval worden verminderd. Met partijen in het veld zal, aansluitend op reeds bestaande initiatieven, verder invulling worden gegeven aan dit thema.

Conclusie

De aanpak voortijdig schoolverlaten blijft onze aandacht vragen, gedurende de pandemie en daarna. Ik zal mij daarom ook de komende jaren onverminderd inzetten om met alle betrokken partijen het aantal voortijdig schoolverlaters omlaag te blijven brengen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Voortijdig schoolverlaten (vsv) is het verlaten van school zonder een startkwalificatie. (havo-diploma, vwo-diploma of mbo-diploma op minimaal niveau 2)

X Noot
2

Kamerstuk 31 524, nr. 479

X Noot
3

Kamerbrief van 22 januari 2021

X Noot
4

Kamerstuk 31 524, nr. 479

X Noot
5

SEO Economisch Onderzoek en het Verwey-Jonker Instituut, De impact van de coronacrisis op de overgang onderwijs-arbeidsmarkt

X Noot
6

Kamerbrief Voortgang uitwerking aanvullend sociaal pakket van 30 november 2020

X Noot
7

Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 120

X Noot
9

Zie hier de link naar de handreikingen ouderbetrokkenheid en verzuim op het mbo en op het po-vo

X Noot
10

Kamerstuk 26 695, nr. 129

X Noot
11

Kamerstuk 29 544 nr. 1019

X Noot
12

Kamerstuk 31 524, nr. 481

X Noot
14

Kamerstuk 31 497, nr. 389

Naar boven