26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 635 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 september 2019

Uw Kamer heeft mij bij motie van het lid Middendorp c.s. (VVD)1 verzocht om in de voorbereiding van besluitvorming over de toekomst van het Bureau ICT-Toetsing (BIT) nader in te gaan op alternatieve scenario’s voor zijn positionering, mede vanuit het belang van onafhankelijkheid. Bij motie van het lid Van der Molen (CDA)2 heeft u mij in dit verband specifiek verzocht te kijken naar scenario’s waarin het BIT een wettelijke grondslag zou krijgen. Op mijn overwegingen en mogelijke scenario’s ga ik in deze brief nader in.

Achtergrond besluitvorming BIT

Het BIT vervult binnen de rijksoverheid al diverse jaren een belangrijke functie op het gebied van beheersing van ICT-projecten. Bij de oprichting van het BIT in 2015 was sprake van instelling met een tijdelijk karakter, met de uitgesproken intentie om de taken van het BIT op termijn over te laten gaan op de departementale CIO’s.3 Met inachtneming van dat uitgangspunt bezie ik de effectiviteit van het BIT niet alleen in het licht van de kwaliteit van zijn toetsen, maar ook vanuit de bijdrage van het BIT aan verbetering van de ICT-beheersing en het CIO-stelsel als geheel.

Ik constateer in dit verband dat de functie van het BIT ook de komende jaren noodzakelijk zal blijven, zolang de ICT-projectbeheersing binnen de rijksoverheid nog niet voldoende op orde is.

Over de wijze waarop we deze functie naar de toekomst toe het beste invulling kunnen geven wil ik nog in 2019 een besluit nemen. Zoals in mijn brief van 2 september jl.4 aangegeven heb ik de afgelopen tijd reeds de nodige maatregelen getroffen om de continuïteit van het functioneren van het BIT in de tussenliggende periode te waarborgen. Ook heb ik u in mijn brief van 29 maart jl. laten weten dat ik de instellingstermijn van het BIT met het oog op die continuïteit voorlopig heb verlengd tot 31 december 2020.5

Toekomstige invulling BIT-functie

De keuze voor de toekomstige positionering van het BIT moet weloverwogen gemaakt worden en dient een afgeleide te zijn van de missie, taken en verantwoordelijkheden van de organisatie. Op mogelijke (her)positionerings-scenario’s voor het BIT ga ik hieronder, zoals door uw Kamer is gevraagd, nader in. Daarbij wil ik wel benadrukken dat een gemotiveerde keuze uit deze scenario’s pas gemaakt kan worden ná afronding van de nog lopende onderzoeken. Naast de beleidsdoorlichting BIT acht ik hier ook de uitkomsten van het door uw Kamer gevraagde onderzoek naar nut en noodzaak van een Rijksinspectie Digitalisering6 van belang ter aanvulling op het eerder met uw Kamer gedeelde evaluatieonderzoek.7

Dienstonderdeel binnen de rijksoverheid

Het BIT is momenteel een dienstonderdeel van het Ministerie van BZK en valt in die hoedanigheid volledig onder de ministeriele verantwoordelijkheid. Het BIT maakte vanaf zijn oprichting tot juni 2018 binnen BZK onderdeel uit van de directie CIO Rijk en is op dit moment rechtstreeks geplaatst onder BZK Directoraat-Generaal Overheidsorganisatie (DGOO). In het scenario dat het BIT een dienstonderdeel blijft binnen de rijksoverheid kijk ik naar een mogelijke alternatieve ophanging binnen het Ministerie van BZK, of positionering binnen een ander ministerie.

Verzelfstandiging binnen de rijksoverheid

Een alternatief kan zijn het BIT als zodanig te verzelfstandigen of onder te brengen bij een reeds bestaand zelfstandig bestuursorgaan, adviescollege of planbureau. Dit betekent een inperking van de ministeriele verantwoordelijkheid voor het BIT. Ik onderzoek in dit verband hoe de beoogde taakuitvoering van het BIT zich verhoudt tot de vereisten uit de Kaderwet ZBO’s, de Kaderwet Adviescolleges en de Aanwijzingen voor de Planbureaus. En in hoeverre deze organisatievormen een gedegen juridische basis bieden voor die taakuitvoering.

Positionering buiten de rijksoverheid

Tot de rijksoverheid behoren de ministeries, rijksdiensten (agentschappen en zelfstandige bestuursorganen) en adviescolleges. Deze organisaties leggen allemaal in enige vorm uiteindelijk verantwoording af aan een Minister. Van een aantal overheidsorganen is (grond)wettelijk vastgelegd dat ze zelfstandig en onafhankelijk zijn. Dit zijn de Hoge Colleges van Staat. Zij hebben als taak de rijksoverheid te controleren en te adviseren. Hoge Colleges van Staat leggen geen verantwoording af aan een Minister en rapporteren rechtstreeks aan de Tweede Kamer. Een positionering van het BIT buiten de rijksoverheid zou betekenen dat het BIT omgevormd moet worden tot een Hoog College van Staat of bij een bestaand Hoog College van Staat moeten worden ondergebracht.

Criteria voor besluitvorming

Op de criteria die ik zal hanteren bij de weging van toekomstscenario’s voor het BIT ga ik op de volgende pagina’s nader in.

Onafhankelijkheid van het BIT

Ik hecht eraan dat het BIT zijn taken op een onafhankelijke wijze kan blijven uitvoeren. In het instellingsbesluit van het BIT zijn hier reeds diverse waarborgen voor opgenomen en ik heb onlangs dit instellingsbesluit gewijzigd om die verder te versterken.8 Ook bij de beoordeling van positioneringsscenario’s voor de toekomst van het BIT is de borging van zijn onafhankelijke taakuitvoering een belangrijk criterium.

Samenhang met andere I-sturingsmaatregelen

De Minister van BZK en ik hebben in oktober vorig jaar een breed pakket aan sturingsmaatregelen aangekondigd9 waarmee de ICT-beheersing en de informatiebeveiliging binnen de rijksoverheid moet worden verbeterd.

Daar wordt nu, binnen de Strategische I-agenda 2019–2021, met de nodige urgentie uitvoering aan gegeven.10 Het besluit over de toekomst van het BIT wil ik dus in goede samenhang met deze andere sturingsmaatregelen nemen.

In dit verband bezie ik ook de wens van uw Kamer, verwoord in de gewijzigde motie van het lid Bruins c.s. (CU), om de mogelijkheid van taakuitbreiding van het BIT met toetsing en advisering bij onderhouds- en informatiebeveiligingsvraagstukken in mijn analyse te betrekken.11

Aansturing van het BIT

Het BIT is momenteel een dienstonderdeel van het Ministerie van BZK dat onder mijn ministeriele verantwoordelijkheid valt. Het bureau beschikt echter over een onafhankelijke Toezichtsraad en voert zijn toetsen zelfstandig uit. Het BIT maakte vanaf zijn oprichting tot juni 2018 onderdeel uit van de Directie CIO Rijk, waarmee de CIO Rijk tevens fungeerde als hoofd BIT. In juni vorig jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over de tijdelijke gewijzigde ophanging van het BIT bij de Directie Inkoop-, Facilitair en Huisvestingsbeleid Rijk.12

In deze tijdelijke situatie fungeert de Bureaumanager BIT tevens als Hoofd BIT en stelt de adviezen van het BIT vast. De Toezichtsraad houdt gedurende deze periode extra toezicht op de uit te brengen BIT-adviezen. Over het wervingsproces van het nieuwe Hoofd BIT heb ik uw Kamer in mijn brief van 3 september jl.13 geïnformeerd.

Ik hecht eraan dat het BIT bij zijn toekomstige positionering kan beschikken over heldere sturingslijnen, waarbij het Hoofd BIT met voldoende niveau, autonomie, organisatorische waarborgen en toegang tot de ambtelijke en politieke top in staat moet zijn om daadkrachtig leiding te geven aan deze organisatie.

Toegang BIT- Tweede Kamer

Het BIT vervult ook voor uw Kamer een belangrijke signalerende taak. De toekomstige positionering mag geen afbreuk doen aan de invulling van die taak. Uw Kamer ontvangt alle BIT-toetsrapportages en de bestuurlijke reacties daarop ten tijde van verschijnen. Door middel van technische briefings wordt uw Kamer tevens in de gelegenheid gesteld om de inhoud van de BIT-toetsen nader te laten toelichten.

Tevens is in het instellingsbesluit van het BIT reeds voorzien in de mogelijkheid voor u als Kamer om zelf BIT-toetsen aan te vragen op ICT-projecten binnen de rijksoverheid.14 De Commissie Elias heeft uw Kamer in 2014 ten slotte aanbevolen om in uw Reglement van Orde op te nemen dat moties en initiatiefwetsvoorstellen op verzoek van een Kamerlid kunnen worden getoetst door het BIT.15

Juridische grondslag

De positioneringsscenario’s zal ik tevens wegen op de mate van compliance aan wet- en regelgeving, zoals de Kaderwet ZBO’s, de Kaderwet Adviescolleges en de Aanwijzingen voor de Planbureaus. Oftewel; een dergelijke positionering van het BIT moet voldoen aan de hiervoor geldende juridische randvoorwaarden. Momenteel is de positie van het BIT vastgelegd in het eerder genoemde instellingsbesluit BIT. Uw Kamer heeft mij in dit verband gevraagd om ook de mogelijkheid van een wettelijke grondslag voor het BIT te betrekken in mijn overwegingen.16 Het criterium dat ik in dit verband hanteer is dat het BIT een gedegen juridische grondslag moet hebben voor de beoogde toekomstige taakuitvoering.

Doelmatigheid

De toekomstige positionering van het BIT moet ten slotte zodanig zijn dat deze positie in positieve zin bijdraagt aan de kwaliteit van zijn taakuitvoering. Het moet dicht op de uitvoeringspraktijk kunnen functioneren, aangezien met de BIT-functie juist ook de ICT-beheersing en het lerend vermogen binnen die uitvoeringspraktijk bevorderd moeten worden. Ook de bevoegdheden, rechtspositie en instellingstermijn van het BIT moeten proportioneel zijn voor de doelen die met de BIT-functie worden nagestreefd.

In alle scenario’s zal de bemensing van het BIT een voortdurend aandachtspunt moeten zijn. Hoewel het in mijn weging van positioneringsscenario’s dus geen onderscheidend criterium is, draag ik er zorg voor dat het BIT ook in de toekomst over voldoende capaciteit en kwalitatief hoogwaardig personeel kan beschikken.

Vervolg besluitvormingstraject BIT

Alle voorgenoemde positioneringsscenario’s zullen in het verdere besluitvormingstraject worden verkend en aan de hand van deze criteria worden getoetst. Ik maak hierbij wel het voorbehoud dat de uitkomsten en aanbevelingen van de nu lopende onderzoeken eventueel tot meer, alternatieve scenario’s zouden kunnen leiden.

Resumerend kijk ik bij de besluitvorming over het BIT naar meerdere scenario’s op basis van diverse criteria, zoals de samenhang met andere sturingsmaatregelen, de doelmatigheid van de positionering en de benodigde onafhankelijkheid van zijn taakuitvoering. Bij de analyse en weging moet op basis van de eerder genoemde onderzoeken een goede balans worden gevonden.

Ik zie de uitkomsten van de beleidsdoorlichting BIT en de resultaten van het onderzoek naar een Rijksinspectie Digitalisering daarom net als u met interesse tegemoet. Ik zal u na verschijning van beide onderzoeken een beleidsreactie sturen met een gemotiveerd voornemen voor de toekomst van de functie van het BIT. U ontvangt van mij tevens op korte termijn een overzicht van alle uitgevoerde BIT-toetsen en de wijze van opvolging, zoals toegezegd in het Algemeen Overleg Digitale Overheid van 16 mei jl.17

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Kamerstuk 26 643, nr. 612

X Noot
2

Kamerstuk 26 643, nr. 613

X Noot
3

Kamerstuk 33 326, nr. 13

X Noot
4

Kamerstuk 26 643, nr. 628

X Noot
5

Kamerstuk 26 643, nr. 603

X Noot
6

Kamerstuk 35 000 VII, nr. 34

X Noot
7

Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 603

X Noot
8

Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 628

X Noot
9

Kamerstuk 26 643, nr. 573

X Noot
10

Kamerstuk 26 643, nr. 591

X Noot
11

Kamerstuk 35 200, nr. 30

X Noot
12

Kamerstuk 26 643, nr. 546

X Noot
13

Kamerstuk 26 643, nr. 628

X Noot
14

Instellingsbesluit BIT, artikel 2 tweede lid, Stcrt. 2015, nr. 21178

X Noot
15

Kamerstuk 33 326, nr. 5

X Noot
16

Kamerstuk 26 643, nr. 613

X Noot
17

Kamerstuk 26 643, nr. 619

Naar boven