Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 september 2019
Bij het Algemeen Overleg Digitale Overheid van 16 mei jongstleden heb ik toegezegd
uw Kamer nader te informeren over de actuele situatie bij het Bureau ICT-toetsing
(BIT) en de gevolgen van recente capaciteitsproblemen. Dat doe ik met deze brief.
Zoals ik heb aangegeven in het AO van 16 mei (Kamerstuk 26 643, nr. 619) deel ik de opvatting van uw Kamer dat het BIT een belangrijke functie vervult ten
aanzien van kennis, kwaliteit en toetsing van ICT-projecten binnen de rijksoverheid.
Ik hecht zeer aan het werk van het BIT en draag er zorg voor dat het dit werk vakkundig
en onafhankelijk kan uitvoeren. De zorgen die de Toezichtsraad BIT in aanloop naar
het AO van 16 mei met uw Kamer en mij heeft gedeeld over het functioneren van het
BIT neem ik daarom serieus. Na overleg met het BIT en de Toezichtsraad informeer ik
u graag over de huidige stand van zaken en de getroffen maatregelen.
Zoals ik u bij brief van 26 juni 20181 heb laten weten fungeerde de bureaumanager van het BIT het afgelopen jaar tevens
als hoofd BIT. De wervingsprocedure voor een nieuw hoofd BIT loopt inmiddels. In de
tussenliggende periode heb ik een ervaren toetsmanager van het BIT aangesteld als
waarnemend hoofd BIT. Hiermee kan de continuïteit van het BIT en de kwaliteit van
de BIT-toetsen op peil blijven.
Het doorschuiven van een medewerker binnen de organisatie heeft echter wel gevolgen
voor de operationele capaciteit van het BIT. Naar verwachting kan het hierdoor in
2019 circa vier toetsen minder uitvoeren. Ik kijk daarom ook naar personele versterking
van het BIT op korte termijn.
Voor de financiering van het BIT in 2020 was in de eerste plaats een besluit nodig
over de voorlopige continuering van het BIT. Ik heb de Toezichtsraad en uw Kamer in
mijn brief van 29 maart jl. daarom laten weten dat ik het BIT vooralsnog tot eind
2020 verleng (Kamerstuk 26 643, nr. 603). De financiering over 2020 is geregeld in de BZK-begroting.
Ik heb in het instellingsbesluit naast de verlenging van het BIT tevens de mandatering
van de bureaumanager BIT versterkt. Daarbij is geëxpliciteerd dat adviezen van het
BIT rechtstreeks door de bureaumanager BIT aan de bewindspersonen van BZK kunnen worden
voorgelegd. Het aangepaste instellingbesluit is bijgesloten bij deze brief2.
Het recente vertrek van één van de leden van de Toezichtsraad betreur ik.
Ik heb conform het instellingsbesluit van het BIT het Platform CIO Nederland verzocht
om zo snel mogelijk een nieuw lid voor de vrijgekomen functie aan te dragen.
Zoals ik ook bij het AO van 16 mei jl. aan uw Kamer meldde blijft de functie van het
BIT belangrijk zolang de ICT binnen de overheid nog niet voldoende op orde is. Dat
die functie de komende jaren nodig blijft staat voor mij buiten kijf.
Zoals aangegeven in mijn aanbiedingsbrief bij de evaluatie BIT3 wil ik de benodigde inrichting van onafhankelijke toetsing, toezicht en verantwoording
binnen het I-domein van de Rijksdienst in goede samenhang kunnen bezien. Ik wil de
Toezichtsraad BIT hier ook goed bij betrekken en heb haar gevraagd mij hierin te adviseren.
Ik hecht eraan om verdere besluitvorming over de toekomst van het BIT ook te baseren
op de uitkomsten van de beleidsdoorlichting van het BIT en het door uw Kamer gevraagde
onderzoek naar wenselijkheid en haalbaarheid van een Rijksinspectie Digitalisering.
Ik heb uw Kamer op 8 juli jl. geïnformeerd over de opzet van de beleidsdoorlichting
(Kamerstuk 30 985, nr. 34); beide onderzoeken zullen voor het eind van dit jaar worden afgerond.
Na de zomer informeer ik u zoals toegezegd4 tevens nog over de opvolging van BIT-toetsen binnen de rijksoverheid en over mogelijke
scenario’s voor positionering van het BIT5. Daarbij zal ik ook ingaan op de recent door uw Kamer aangenomen moties over het
BIT van de leden Van der Molen (CDA)6 en Bruins (CU)7.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops