26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 485 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 september 2017

Bij het Algemeen Overleg d.d. 5 juli jl. met de Algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst over de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2016 heeft het lid Middendorp (VVD) verzocht om een vergelijking tussen de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) rond ICT en die van de Minister van Financiën rond de rijksfinanciën (Kamerstuk 31 490, nr. 227). In deze brief licht ik deze bevoegdheden en verantwoordelijkheden toe. De rol van de departementale directeuren FEZ en de CIO’s laat ik hier buiten beschouwing.

De Minister van Financiën is met betrekking tot het Rijk belast met de coördinatie van het begrotings- en het verantwoordingsproces, het toezicht op het begrotingsbeheer en hij bevordert de doelmatigheid van het financieel beheer van het Rijk.

Hij heeft daarbij onder andere de beschikking over de volgende instrumenten:

  • De Comptabiliteitswet biedt een duidelijk wettelijk kader betreffende de taken en bevoegdheden van de Minister van Financiën en de ministers van vakdepartementen. Zo is vastgelegd dat voorstellen, alsmede voornemens en toezeggingen met financiële gevolgen voor het Rijk niet door ministers aan de ministerraad of aan de Staten-Generaal worden aangeboden, kenbaar gemaakt dan wel gedaan, dan nadat Onze Minister van Financiën daarover zijn oordeel heeft gegeven.

  • Op grond van de Comptabiliteitswet kan de Minister van Financiën nadere regels stellen. Bijvoorbeeld over de inrichting van de begroting en de verantwoording, de zogenoemde Rijksbegrotingsvoorschriften. Deze voorschriften bevatten bepalingen die betrekking hebben op de begrotings- en verantwoordingsdocumenten, de ontwerpbegrotingen, de suppletoire begrotingen en de jaarverslagen.De begrotingscyclus waarborgt dat er vaste momenten in het jaar zijn waarop de Minister van Financiën een gesprek heeft met zijn collega ministers over zowel de voorbereiding, uitvoering als de verantwoording van de begroting. Om deze gesprekken te faciliteren, wordt er gebruik gemaakt van documenten als beleidsbrieven.

  • De Inspectie der Rijksfinanciën (IRF) kan gevraagd en ongevraagd, op basis van bovengenoemde wet en voorschriften, informatie opvragen over de stand van zaken bij departementen. Daarbij heeft de IRF onder andere als taak om te oordelen over zowel de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de gekozen instrumenten.

  • Tevens kan de Minister van Financiën, op het moment dat daar aanleiding voor is, voorafgaand toezicht instellen. Wanneer dit van toepassing is, kijkt de IRF mee bij uitgaven en verplichtingen die een vakdepartement (of een onderdeel daarvan) aangaat.

Binnen het Rijk, of ten aanzien de medeoverheden, bestaat er geen jaarlijks proces met betrekking tot ICT met een verantwoordelijkheid voor het Ministerie van BZK, zoals dat voor de Rijksbegroting wel bestaat met een verantwoordelijkheid voor het Ministerie van Financiën.

De Minister van BZK heeft een aantal verantwoordelijkheden voor de ICT van het Rijk en de medeoverheden. Zo is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het ontwikkelen en het concretiseren van de visie op de rol van de overheid in de informatiesamenleving. De Minister van BZK voert de regie op de interbestuurlijke uitwerking en uitvoering hiervan, waar dat de publieke belangen en de maatschappelijke orde in de digitale samenleving dient en zo nodig versterkt. Ook bevordert de Minister van BZK dat informatisering en ICT binnen het Rijk en bij zelfstandige bestuursorganen optimaal wordt vormgegeven door het stellen van kaders en het toezien op de naleving daarvan. Zo zijn kaders vastgesteld voor ICT-werkplekken, voor projectbeheersing en informatiebeveiliging. Daarnaast organiseert het Ministerie van BZK ICT-opleidingen voor het personeel van het Rijk. Hij heeft daarbij een aantal instrumenten tot zijn beschikking.

Ook is de Minister van BZK verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de regelgeving ten aanzien van de informatiebeveiliging bij het Rijk, zoals de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR); de afzonderlijke ministers zijn zelf verantwoordelijk voor de toepassing daarvan.

De CIO Rijk ontvangt jaarlijks de geanonimiseerde rode dradenrapportage over informatiebeveiliging van de Auditdienst Rijk, de departementale rapporten van de departementale CIO’s en de In Control Verklaring (ICV) van de ministeries. Op basis van deze informatie voert de CIO Rijk halfjaarlijkse gesprekken met de departementale CIO’s. Daarbij besteedt hij specifiek aandacht aan de status van informatiebeveiliging bij de ministeries. De CIO Rijk ziet op deze wijze ook toe op de voortgang in het oplossen van de onvolkomenheden op informatiebeveiliging.

De ministeries zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen ICT-beleid en hun eigen ICT-projecten.

De Minister van BZK kan op het terrein van de (ICT-)bedrijfsvoering voorschriften en kaders stellen (Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011, Stb. 2011, nr. 18). In het coördinatiebesluit staat dat de Minister van BZK na overleg met alle ministers kaders kan vaststellen ter bevordering van de eenheid, de kwaliteit of de efficiëntie van de bedrijfsvoering door de ministeries. Elk van de ministers beheert zijn ministerie binnen de vastgestelde kaders en neemt deze kaders in acht. Ook is voor elk van de ministers de verplichting neergelegd om aan de Minister van BZK de door hem gevraagde gegevens te verstrekken over de organisatie en bedrijfsvoering van het ministerie. De Minister van BZK rapporteert jaarlijks via de jaarrapportage bedrijfsvoering rijk. De jaarrapportage bevat ook een hoofdstuk over ICT. Deze rapportage wordt jaarlijks op verantwoordingsdag aan uw Kamer gestuurd. Ten slotte is het Bureau ICT-toetsing (BIT) bij het Ministerie van BZK ondergebracht. Het BIT beoordeelt de risico’s en slaagkans van projecten met een ICT-component van meer dan € 5 miljoen en brengt daarover een advies uit aan de betrokken Minister. Deze biedt dit advies vervolgens aan uw Kamer aan.

Zoals hierboven beschreven heeft de Minister van Financiën een centrale rol en verantwoordelijkheid in het begrotingsproces van het Rijk; een vergelijkbaar cyclisch proces bestaat niet voor de ICT van het Rijk en van de medeoverheden. De Minister van BZK heeft wel een rol in de ontwikkeling van de digitale overheid en een kaderstellende verantwoordelijkheid voor de ICT van het Rijk. Dat is echter een geheel andere rol dan die van de Minister van Financiën.

Op zich ligt dat voor de hand; het onderwerp van de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, de coördinatie van het begrotings- en het verantwoordingsproces en het toezicht op het begrotingsbeheer is immers van een andere orde dan de inzet van ICT binnen het Rijk en de digitalisering van de overheid als geheel.

Ministers zijn ieder met betrekking tot het beleid dat aan de begroting ten grondslag ligt, verantwoordelijk voor het ontwikkelen, vaststellen en uitvoeren van het beleid, ook waar dat de inzet van ICT vereist. Ook medeoverheden hebben hun eigen verantwoordelijkheid.

In een aantal gevallen zijn aan ICT gerelateerde verantwoordelijkheden over ministeries verdeeld. Zo is, zoals hierboven geschetst, de Minister van BZK verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de regelgeving ten aanzien van de informatiebeveiliging bij het Rijk, zoals de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR); de afzonderlijke ministers zijn zelf verantwoordelijk voor de toepassing daarvan. De taak van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC), onderdeel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, is Nederland weerbaarder maken tegen cyberdreigingen en het verhogen van de digitale veiligheid van Nederland. Het Ministerie van EZ is verantwoordelijk voor de inzet van ICT ten behoeve van de Nederlandse economie.

Het recente rapport Maak Waar! van de Studiegroep Informatiesamenleving en overheid (Kamerstuk 26 643, nr. 460) maakt duidelijk dat digitalisering een opdracht aan de overheden gezamenlijk is; het is een interbestuurlijke verantwoordelijkheid, die door gemeenten, rijk en andere overheden hand-in-hand moet worden opgepakt.

Ik kan mij voorstellen dat, gelet op de ontwikkelingen in de informatiesamenleving en het toenemend belang van digitalisering binnen de overheid, een andere rol voor de Minister van BZK wenselijk zou kunnen zijn. Daarbij zouden elementen uit het financiële stelsel, zoals (nieuwe) vormen van planning, control en toezicht wellicht bruikbaar zijn. De vraag of een dergelijke andere rol wenselijk is, acht ik een onderwerp voor een nieuw kabinet.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven