Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 november 2014
In uw brief van heden vraagt u hoe de motie Segers/Oosenbrug (Kamerstuk 34 000 VII, nr. 21) over het uitvoeren van een Privacy Impact Assessment bij nieuwe wetgeving met gevolgen
voor de verwerking van persoonsgegevens zich verhoudt tot de motie Franken (Kamerstuk
31 051, D), die de regering oproept rekening te houden met de resultaten van een privacy impact
assessment bij het totstandbrengen van nieuwe wetgeving.
Aan de motie Franken is in combinatie met het regeerakkoord uitvoering gegeven met
het ontwikkelen van het toetsmodel Privacy Impact Assessment Rijksdienst (Kamerstuk
26 643, nr. 282, en bijlage). Dit toetsmodel moet standaard worden toegepast bij ontwikkeling van
nieuwe wetgeving en beleid waarmee de bouw van nieuwe ICT-systemen of de aanleg van
grote databestanden wordt voorzien. De aanbiedingsbrief geeft ook aan dat van PIA-uitkomsten
verslag moet worden gedaan in de memorie van toelichting.
Eerste ervaringen zijn dat het toetsmodel nog niet altijd consequent wordt toegepast,
en dat er nog niet altijd op inzichtelijke manier verslag wordt gedaan van de PIA-resultaten
in de toelichting waar het om wetgeving gaat. Hierop, en op mijn specifieke verantwoordelijkheid
als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om toe te zien op grondige
toetsing aan grondrechten, hadden mijn opmerkingen in het debat betrekking. De toepassing
van het toetsmodel zal voor de zomer van 2015 worden geëvalueerd, waaronder met betrekking
tot mogelijke gevallen van en redenen voor het niet toepassen ervan, alsmede de wijze
van verslaglegging over de resultaten in de toelichting.
De motie Segers/Oosenbrug ondersteunt daarmee kabinetsbeleid. Ik laat het oordeel
aan de Kamer.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk