26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 284 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 juli 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft enkele vragen en opmerkingen over de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie inzake renteberekening door gerechtsdeurwaarders (Kamerstuk 26 643, nr.263) ter beantwoording aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voorgelegd. Deze vragen, alsmede de daarop op 1 juli 2013 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Jadnanansing

De adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels

Inhoudsopgave

blz.

   

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

   

1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie

2

2. Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie

2

3. Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie

4

4. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie

4

5. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie

5

   

II. Inleiding

5

   

III. Reactie van de staatssecretaris

6

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport «Renteberekening door Gerechtsdeurwaarders».

Welk probleem inzake de renteberekening speelt nu nog naar het oordeel van de regering? Kan een gerechtsdeurwaarder in het algemeen in staat worden geacht problemen inzake renteberekeningen tijdig te signaleren en op te lossen? Indien niet of onvoldoende, welke wijzigingen zijn er dan noodzakelijk te komen tot een situatie waarin dit soort problemen wel tijdig kunnen worden gesignaleerd en opgelost?

Is er behoefte aan eenheid in de wijze van afboeking van schulden op de (resterende) vordering, gelet op de invloed daarvan op de renteberekening, zo nee, waarom niet?

Wat is de stand van zaken in de jurisprudentie met betrekking tot de wijze van toerekening van betalingen op vorderingen en wat zijn de gevolgen van die jurisprudentie voor de wijze van renteberekening? Is er behoefte aan wijzigingen in het beleid en/of de wetgeving?

Wordt de voorgaande vraag betrokken bij het te verrichten onderzoek door de commissie die onderzoek zal doen naar de berekening van de samengestelde interest, de imputatieregeling van artikel 6:44 Burgerlijk Wetboek (BW) en aanverwante onderwerpen?

Wordt de Kamer geïnformeerd met betrekking tot dit onderzoek?

Wat gaat de staatssecretaris doen met de in het rapport gepresenteerde aanbevelingen?

2. Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport van het Bureau Financieel Toezicht (BFT) en de brief van de staatssecretaris ter zake. Deze leden hebben ook kennisgenomen van de aanbevelingen naar aanleiding van het genoemde rapport en het feit dat ook de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders(KBvG) deze aanbevelingen overneemt. De KBvG heeft tevens aangegeven blijvende aandacht te geven aan deze problematiek. Zij hebben daarvan met instemming kennisgenomen. Welke rol ziet de regering voor zichzelf weggelegd het onderwerp Renteberekening door Gerechtsdeurwaarders te blijven volgen en desnoods in te kunnen grijpen?

De aan het woord zijnde leden zien uit naar de aanbevelingen van de breed samengestelde commissie van de KBvG over verschillende aspecten van de renteberekening, zoals de wijze van berekening van de samengestelde interest en de toerekening van betalingen. Ook op dit punt vragen de aan het woord zijnde leden of en zo ja, hoe de regering de vinger aan de pols gaat houden?

De leden van de PvdA hebben kennisgenomen van het feit dat de genoemde tuchtzaak over een foutieve renteberekening door een gerechtsdeurwaarder nog niet tot een definitief tuchtrechtelijk oordeel heeft geleid. Kan de regering indien deze zaak wel tot een definitief oordeel heeft geleid op de uitkomst daarvan ingaan en dan met name of de gevolgen van deze uitspraak zich verder zal uitstrekken dan deze enkele tuchtzaak?

Voorts lezen de leden van de PvdA-fractie in het rapport dat van de 177 verzonden enquêtes er 94 retour zijn ontvangen, een responspercentage van slechts 53%. Acht de staatssecretaris het aanvaardbaar dat bijna de helft (47%) van de gerechtsdeurwaarderskantoren geen medewerking aan het onderzoek heeft willen verlenen? Zo ja, waarom, zo nee, waarom niet?

In hoofdstuk 3.1 van genoemd rapport wordt de omvang en looptijd van de gemiddelde vorderingen weergegeven. In voetnoot 24 wordt hierover opgemerkt dat er geen sprake is van een representatieve steekproef. Acht u het aanvaardbaar dat het onderhavige rapport deels zijn grondslag vindt in cijfers die zijn ontleend aan een steekproef die de onderzoeker zelf niet representatief acht? Kan worden aangegeven waarom het BFT niet voor een representatieve steekproef heeft gezorgd? Wat zegt het feit dat er blijkbaar geen sprake is geweest van een representatieve steekproef over de waarde van het rapport?

Blijkens het rapport heeft het onderzoek zich gericht op de periode 2007 tot en met 2011. Uit het rapport blijkt niet waarom voor deze periode is gekozen. Kan worden aangegeven waarom het BFT voor deze periode heeft gekozen? Had het niet meer voor de hand gelegen als periode van onderzoek te kiezen voor de periode vanaf 2000, nu blijkens de uitspraak van het hof Amsterdam d.d. 12 mei 2005 (LJN AT6027) in ieder geval toen al problemen met de software van Praclox op het gebied van de renteberekening bestonden? Wordt de keuze voor de beperkte onderzoeksperiode naar de mening van de minister gerechtvaardigd door het gegeven dat het onderzoek volgens het BFT slechts een verkennend karakter heeft gehad?

Uit het verkennend onderzoek blijkt dat bij tenminste twee gerechtsdeurwaarderskantoren de zogeheten Praclox-fout is geconstateerd. Vormt die constatering voor de minister aanleiding het BFT de opdracht te geven een nader onderzoek te verrichten bij al die gerechtsdeurwaarderskantoren die in de periode van het jaar 2000 tot en met 2011 gebruik hebben gemaakt van de programmatuur van Praclox, zo nee, waarom niet?

Uit het rapport blijkt voorts dat het volgens Praclox niet mogelijk is over al afgesloten zaken de rente op correcte wijze te her berekenen, waardoor niet eenvoudig inzicht kan worden verkregen in de totale omvang van het mogelijke renteverschil. Praclox zegt hierover: «Vrijwel geen enkele versie bevat een herberekening over archiefzaken, dit zou apart ontwikkeld moeten worden.» Deelt u de mening dat deze software ontwikkeld dient te worden teneinde de herberekening van rente over afgesloten dossiers alsnog mogelijk te maken? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen en op welke termijn, zo nee, waarom niet?

In de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer van 30 januari 2012 lezen de leden van de PvdA-fractie: «Het lijdt geen twijfel dat indien komt vast te staan dat op foute wijze rente is berekend, dat gecorrigeerd dient te worden». Acht u het in het licht van deze opmerking aanvaardbaar dat over de afgesloten dossiers geen herberekening wordt gemaakt teneinde vast te stellen in welke van die dossiers (mogelijk) teveel rente is betaald? Heeft dit tot gevolg dat debiteuren die in het verleden mogelijk teveel rente hebben betaald dit teveel betaalde niet gerestitueerd zullen krijgen? Indien dit het geval is, acht u dat dan aanvaardbaar en zo ja, waarom?

3. Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie merken op dat er een beperkte steekproef is uitgevoerd bij gerechtsdeurwaarderskantoren teneinde de mogelijk niet juiste methode van renteberekening in softwarepakketen bij gerechtsdeurwaarderskantoren te onderzoeken. De voornoemde leden vragen in hoeverre er sprake is van een gedegen onderzoek door het BFT nu blijkt dat een groot aantal gerechtsdeurwaarderskantoren niet hebben meegewerkt aan deze steekproef. Zij vragen de staatssecretaris in te gaan op de kritiek van diverse juristen ten aanzien van het gebrekkige toezicht door het BFT. Kan de staatssecretaris aangeven waarom de onjuiste renteberekening niet eerder onderwerp van onderzoek is geweest?

De leden van de PVV-fractie zouden voorts graag zien dat de gedupeerden gecompenseerd worden voor de teveel betaalde rente. Kan de staatssecretaris aangeven welke juridische mogelijkheden deze gedupeerden hebben?

4. Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie vinden het een vooruitgang dat de staatssecretaris de aanbevelingen van het BFT ter harte neemt. Wat vooral opvalt is dat zal worden nagedacht over een eenduidige uitleg en toepassing van de geldende wet- en regelgeving omtrent afboeking op schulden en de invloed hiervan op het aanpassen van softwarepakketten voor gerechtsdeurwaarders. Wat is de reden dat betreffende wet- en regelgeving niet eenduidig wordt uitgelegd? Welke uitleg geeft de staatssecretaris eraan?

Dat het blijkbaar nodig is een comité op te richten teneinde wet- en regelgeving goed uit te leggen zegt wat over de (on)duidelijkheid ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen. Welke aanpassingen zijn volgens de staatssecretaris nodig situaties als deze in de toekomst te voorkomen? Het is goed dat aanbevelingen van het BFT worden overgenomen, maar het blijft onwenselijk dat wet- en regelgeving dusdanig onduidelijk is gebleken dat er een comité moet komen om hier invulling aan te geven. Wat gebeurt er met de conclusies van dit comité? Zijn deze bindend? Worden deze teruggekoppeld naar de deurwaarders? En moeten zij dan zelf controleren of hun systemen voldoen aan de eisen? Belangrijker nog is dat ook de software-aanbieders op de hoogte worden gesteld van de wijze waarop zij hun software moeten aanpassen om tot een eenduidige uitleg te komen. Ook notarissen en advocaten maken gebruik van bijvoorbeeld de KSU renteberekeningsmethode. Wat als deze methode niet de juiste is? Worden zij ook op de hoogte gesteld van de eenduidige uitleg? Zij hebben immers ook te maken met afboeken op schulden of de geschillen over deze schulden en bijbehorende kosten. Graag een toelichting van de staatssecretaris op de vervolgstappen die zullen worden genomen.

Er zijn op dit moment minstens twaalf verschillende aanbieders van softwarepakketten, waarvan de grootste twee onder de loep zijn genomen. Waarom is er voor gekozen verschillende softwarepakketten en rekenmethodes toe te staan en niet voor een pakket voor de gehele deurwaarderspraktijk? Zij snappen dat maatwerk nodig moet blijven, omdat het aanvullend recht betreft. Het blijft echter noodzakelijk een berekeningssysteem te ontwikkelen dat als uitgangspunt kan worden gebruikt.

Hoeveel verschillende rekenmethodes zijn er? Is de staatssecretaris van mening dat ook zal moeten worden onderzocht in hoeverre de rekenmethode die vanuit de literatuur is geopperd1 als leidraad kan worden ingevoerd? Schuldenbeheersing is zeker in een tijd van crisis belangrijk en deze rekenmethode leidt tot relatief minder rente op de verschuldigde hoofdsom. In hoeverre dient hiervoor de bestaande wet- en regelgeving te worden aangepast?

Deelt de staatssecretaris de mening van deze leden dat no cure no pay bij gerechtsdeurwaarders hun onafhankelijke positie aantast? In de praktijk worden dergelijke afspraken nog steeds gemaakt, zo blijkt uit onderhavig onderzoek. Wat is de mening van de staatssecretaris hieromtrent en welke stappen zal de staatssecretaris ondernemen om te voorkomen dat door no cure no pay deurwaarders nog afhankelijker worden van de opdrachtgevers?

5. Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het rapport van het BFT inzake renteberekening door gerechtsdeurwaarders. Het stelt deze leden gerust dat er weliswaar een aantal afwijkingen inzake de renteberekening is geconstateerd, maar dat niet is gebleken van een structurele en substantiële benadeling van schuldenaren als gevolg van de gebruikte software.

Zij juichen het toe dat de staatssecretaris de aanbevelingen van het BFT onderschrijft en dat ook de KBvG de aanbevelingen overneemt en blijvende aandacht zal geven aan deze problematiek. Deze leden zijn benieuwd wat uiteindelijk de resultaten zullen zijn van de breed samengestelde commissie van de KBvG die aanbevelingen gaat formuleren over verschillende aspecten van de renteberekening, zoals de wijze van berekening van samengestelde interest en de toerekening van betalingen. Over de bevindingen van de commissie zal de KBvG de gerechtsdeurwaarders informeren en besprekingen voeren met de softwareleveranciers. Voorts zal de KBvG er bij het College Toetsing Gerechtsdeurwaarders op aandringen een aanwijzing vast te stellen waarin aan auditoren wordt opgedragen specifieke aandacht te schenken aan een best practice of een norm, zoals bijvoorbeeld de controle op de goede werking van de software, waaronder begrepen de renteberekening. De leden van de CDA-fractie vragen de staatssecretaris de Kamer te informeren over de uiteindelijk resultaten van deze trajecten.

II. Inleiding

Naar aanleiding van het Rapport Renteberekening door Gerechtsdeurwaarders van het Bureau Financieel Toezicht (BFT) en mijn brief van 13 december 2012 (Kamerstuk 26 643, nr. 263) heeft de vaste kamercommissie Veiligheid en Justitie, meer in het bijzonder de leden van de fracties van de VVD, PvdA, PVV, SP en het CDA, een aantal vragen gesteld over dit onderwerp. Ik zal deze vragen hieronder beantwoorden door nader in te gaan op het onderzoek van het BFT, de bevindingen van de door de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) ingestelde en breed samengetelde Commissie Renteberekening, het toekomstige integrale toezicht op gerechtsdeurwaarders, de kwaliteitsaudits en tenslotte op de uitspraak in een (specifieke) tuchtzaak.

III. Reactie van staatssecretaris

Mede in verband met de door de fracties van de PvdA en de PVV gestelde vragen met betrekking tot het rapport merk ik allereerst op dat het onderzoek van het BFT een verkennend onderzoek is geweest, van beperkte omvang en naar aanleiding van een enkele specifieke klacht. Respondenten kregen een korte termijn om te reageren en deelname aan dit onderzoek was op vrijwillige basis. Een (tijdige) respons van 53% op een dergelijke enquête is een niet ongebruikelijke score.

Uit het onderzoek komt in ieder geval het beeld naar voren dat er (enkele) gerechtsdeurwaarders zijn die gebruik hebben gemaakt van een foutieve renteberekening en is voorts vastgesteld dat deze afwijkingen zeer gering zijn. Renteberekening door gerechtsdeurwaarders heeft niet tot structurele en/of substantiële benadeling van debiteuren geleid. Dit beeld wordt nog eens bevestigd door het feit dat mij, noch de KBvG en het BFT, ondanks alle aandacht voor dit onderwerp, geen geluiden hebben bereikt dat er sprake zou zijn van (grootschalige) benadeling van debiteuren. Vooralsnog zie ik dan ook geen aanleiding om verdergaand onderzoek naar de wijze van renteberekening te doen of aan te sturen op herberekening van rente in afgesloten dossiers. Indien daartoe in specifieke zaken aanleiding is vertrouw ik er op dat de betrokken gerechtsdeurwaarder zijn verantwoordelijkheid neemt.

Zoals hieronder nader uiteengezet, wordt gevolg gegeven aan de aanbevelingen van het BFT om in de uitvoeringspraktijk te komen tot een eenduidige uitleg van wet- en regelgeving, de in gebruik zijnde softwarepakketten daarop aan te passen en de goede werking daarvan zoveel mogelijk te garanderen. De aanbevelingen van de Commissie Renteberekening, als ook de tuchtrechtelijke jurisprudentie worden daarin meegenomen.

In dit verband merk ik op dat, naar aanleiding van de evaluatie van de Gerechtsdeurwaarderswet en de daaruit voortvloeiende en door het kabinet overgenomen aanbevelingen, een herziening van de Gerechtsdeurwaarderswet in voorbereiding is. Daarin is voorzien in integraal toezicht op de gerechtsdeurwaarders, dat belegd zal worden bij het BFT. Derhalve zal ook worden toegezien op de correcte werking van de door de gerechtsdeurwaarder gehanteerde systemen. Naar verwachting zal een voorstel tot herziening van de Gerechtsdeurwaarderswet voor het eind van dit jaar aan uw Kamer worden voorgelegd. Voor de goede orde merk ik op dat het (financiële)toezicht – de PVV- fractie vraagt hier naar – dat thans door het BFT wordt uitgevoerd op grond van de huidige wet veel beperkter is dan in de herziening van de Gerechtsdeurwaarderswet is voorzien en niet ziet op de wijze waarop de rente door een gerechtsdeurwaarder berekend wordt.

Zoals ook opgemerkt door de SP-fractie heeft de problematiek inzake de renteberekening betrekking op de uitleg van de wet met betrekking tot berekening van enkelvoudige – of samengestelde interest, de wijze van toerekening van betalingen en (in het verlengde daarvan) de werking van de gehanteerde softwarepakketten. De Commissie Renteberekening heeft haar werkzaamheden inmiddels beëindigd en heeft met in achtneming van de wetgeving, reeds bestaande jurisprudentie en verschenen literatuur op dit gebied een tweetal aanbevelingen gedaan (gepubliceerd in: de Gerechtsdeurwaarder 2013, nr. 2).

De eerste aanbeveling ziet op het toerekenen van betalingen. In dat kader is het begrip kosten in art. 6:44 BW uitgelegd. Anders dan het gelijknamige begrip in art. 6:47 BW moeten deze kosten generiek en extensief worden uitgelegd. Daaronder vallen derhalve onder meer: buitengerechtelijke incassokosten en andere preprocessuele kosten, proceskosten en nakosten, kosten van een betalingsregeling na het verkrijgen van een executoriale titel (minnelijke executie) en de specifieke kosten van een betaling.

De tweede aanbeveling ziet op de wijze van renteberekening. Ten aanzien van de vraag of de contractuele vertragingsrente enkelvoudig of samengesteld berekend moet worden, maakt de Commissie Renteberekening onderscheid tussen handelsovereenkomsten en andere dan handelsovereenkomsten. Ten aanzien van andere dan handelsovereenkomsten beveelt de commissie aan om als uitgangspunt te hanteren dat wanneer de steller van het contract heeft nagelaten een voldoende duidelijke aanwijzing voor toepassing van samengestelde rente in het beding op te nemen, er dan slechts plaats is voor toekenning van enkelvoudige rente (behoudens in geval van een lage rentevoet). Ten aanzien van handelsovereenkomsten beveelt de commissie op basis van Europese regelgeving aan dat bij de toepasselijkheid van de wettelijke handelsrente moet worden uitgegaan van samengestelde rente, tenzij uitleg van het contractuele beding tot een ander oordeel noopt.

Met deze duidelijke aanbevelingen moet de gerechtsdeurwaarder in staat worden geacht de rente op juiste en eenduidige wijze te berekenen en betalingen op juiste wijze af te boeken. Voor zover dat niet al het geval was, zullen deze aanbevelingen van de Commissie Renteberekening eraan bijdragen dat de praktijk de wet in de toekomst op een juiste wijze zal toepassen. Aanpassing van wetgeving terzake is wat mij betreft dan ook niet aan de orde.

Zowel de gerechtsdeurwaarders als de softwareleveranciers zijn door de KBvG van deze aanbevelingen op de hoogte gesteld. Inmiddels is daaraan gevolg gegeven en zijn onvolkomenheden in de gebruikte software hersteld. In antwoord op een vraag van de SP-fractie meld ik dat onder andere de advocatuur en het notariaat kennis hebben kunnen nemen van de aanbevelingen van de Commissie Renteberekeningdoor publicatie in het magazine de Gerechtsdeurwaarder.

Daarnaast heeft het College Toetsing Gerechtsdeurwaarders van de KBvG aan de auditoren en gerechtsdeurwaarders in februari 2013 de aanwijzing gedaan alert te zijn op klachten en problemen die verband houden met de renteberekening. In de kwaliteitsaudits wordt meegenomen of er klachten en problemen omtrent dit onderwerp spelen en wat daarop de reactie van de gerechtsdeurwaarder is geweest, zodat kan worden vastgesteld op welke wijze de gerechtsdeurwaarder zijn verantwoordelijkheden ten aanzien van renteberekeningen waarmaakt. In antwoord op de vraag van de CDA-fractie of de Kamer over de resultaten van de audits kan worden geïnformeerd zeg ik toe zulks te zullen doen. De suggestie van de SP-fractie om te kiezen voor één softwarepakket zal stuiten op mededingingsrechtelijke bezwaren en is – indien de goede werking van de in omloop zijnde pakketten wordt gegarandeerd – niet nodig. Tot slot heb ik er bij de KBvG op aangedrongen dat de goede werking van de softwarepakketten ook voor de toekomst zoveel mogelijk zeker wordt gesteld door bijvoorbeeld softwarepakketten te laten valideren (Rapport BFT, deel I, aanbeveling 3).

Met alle aangegeven maatregelen hebben de gerechtsdeurwaarders nu voldoende handvatten om hun systemen te toetsen op een juiste werking. Ik heb er vertrouwen in dat dit alles een juiste en eenduidige renteberekening door gerechtsdeurwaarders, zoveel als mogelijk is, zal waarborgen. Mocht er in een individueel geval onverhoopt toch iets mis gaan met de renteberekening door een gerechtsdeurwaarder, dan staat voor benadeelde vanzelfsprekend de weg open naar de tuchtrechter en/of de civiele rechter.

In vervolg op mijn toezegging in mijn brief van 12 december 2012 aan uw Kamer (Kamerstuk 26 643, nr. 263) en de vraag van de PvdA-fractie hieromtrent, ga ik tenslotte specifiek in op de uitspraak van 2 april jl. door het Gerechtshof Amsterdam in hoogste instantie gedaan in de tuchtzaak tegen een drietal gerechtsdeurwaarders van een kantoor inzake de renteberekening in een specifieke zaak. Alleen de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder die binnen het kantoor verantwoordelijk was voor de inrichting van de administratie en de wijze waarop de rente berekend werd is gegrond verklaard. Hem is met name verweten dat naar aanleiding van een klacht over (vermeende) foutieve renteberekening onvoldoende actie is ondernomen en hij is blijven volharden in het gehanteerde systeem. In eerste instantie is betrokken gerechtsdeurwaarder door de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders berispt. Het Gerechtshof Amsterdam heeft hem vervolgens de zwaardere maatregel van schorsing voor de duur van twee weken opgelegd. Over de wijze waarop de rente is berekend is geen uitspraak gedaan. Aan de uitkomst van deze tuchtzaak is reeds uitvoering gegeven door het eerder genoemde College Toetsing Gerechtsdeurwaarders van de KBvG door in de audits aandacht te besteden aan deze problematiek.

Ik vertrouw erop uw vragen hiermede voldoende te hebben beantwoord.


X Noot
1

Een variant op basis van het artikel van mr. G.J. Knijp, Executief 7/8 2004.

Naar boven